Den tabernakel Israëls.
Den Tabernakel, met zyn dienst, en Offerhanden,
Tot een verzoening van het oude Israël,
met Priester, en Levit, met slachten en verhbranden,
En al 't inwendige, en uitwendige Gestel;
Zag al op Christus, daar de Wysheid mêe verbeelden,
Het Wezen van de Schets, dat eind'ling komen zouw,
Gelyk een Offer, dat den grooten afval heelden,
Door Gods barmhertigheid, en Vaderlyke trouw.
Dat wa,s dat Hielig Lam, geslacht voor onze zonde,
(Aan d'Eerste Oud'ren, in het Paradys beloofd,)
Waar in 't vermogen lag, dat ons bevryden konde;
Dat was de Zwaare voet, op 't Satans Slangenhoofd.
Gelyk wy klaarlyk zien; Toen 't wezen was gekomen,
Op zyn vervulden, en, van God, bestemden tyd,
Toen wierd het vor model, gesloopt, en weggenomen,
Dewyl 't volmaakte stuk, ten vollen was bereid.
Wie nu wil naad'ren, om een Deelgenoot te weezen,
Tot zulk een heiligdom, ons toebereid, van God,
Moet komen, om zyn Naam, te dienen, en te vreezen,
Op dat zyn wandel, niet met zyn beleiding spot.
ô Tabernakel Gods! van alle Heiligheden,
Daar Jezus 't Offer is, met Hemels vlees en bloed,
Dei recht boetvaardig is, mag hong'rig tot u treeden,
Op dat hy eete, en zo voor Eeuwig werd gevoed.
| |
Exodus XL: 16, 17, 18.
MOZES nu deede het: na alles dat hem de HEERE geboden hadde, alzo deede hy. En het geschiedde in de eerste maand, in het tweede jaar, op den eersten der maand, dat de Tabernakel opgerichtet werd. Want Mozes richtte den Tabernakel op, en zette zyne voeten, en stelde zyne berderen, en zette zyne richelen daar aan: en hy richtte de pilaaren des zelven op.
| |
Hebreen IX: 6, 7, 8, 9, 10.
Deze dingen nu aldus toebereid zynde, zo gingen wel de Priesters in den eersten Tabernakel t'allen tyde om de [Gods-] diensten te volbrengen: Maar in den tweeden [Tabernakel ging] alleen de Hoogepriester eenmaal des jaars, niet zonder bloed, welk hy offerde voor hem zelven en [voor] des volks misdaaden. [Waar mede] de Heilige Geest dit beduide, dat de weg des Heiligdoms noch niet openbaar gemaakt en was, zo lange de eerste Tabernakel noch stand hadde: Welke was een afbeeldinge voor dien tegenwoordigen tyd, in welken gaaven en slacht-offeren geoffert wierden, die den geenen, die den dienst pleegde niet en konden heiligen na de conscientie: [Bestaande] alleen in spyzen, en dranken, en verscheidene wassingen, en rechtvaardigmaakingen des vlees, tot op den tyd der verbeteringe opgelegt. |
|