Exodus IX: 8, 9, 10, 11, 12.
DOE zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron; neemt gy-lieden uwe vuisten vol asse uit den oven: en Mozes strooije die na den Hemel voor Pharaos oogen. En zy zal tot klein stof worden over het gantse Egiptenland, en zy zal aan de mensche, en aan 't vee worden tot zweeren, uitbreekende met blaarkens, in den gantsen Egiptenlande. En zy naamen asse uit den oven, en stonden voor Pharaos aangezichte, en Mozes strooide ze na den Hemel: doe werden daar zweeren uitbreekende met blaarkens, aan de menschen en aan het vee. Alzo dat de toveraars voor Mozes niet staan en konden, van wegen de zweeren: want aan de toveraars waaren zweeren, en aan alle de Egiptenaaren. Doch de HEERE verstokte Pharaos herte, dat hy na haar niet en hoorde, gelyk de HEERE tot Mozes gesprooken hadde.