Joannes VIII: 53, 4, 55, 56, 57, 58.
Zyt gy meerder dan onze vader Abraham, welke gestorven is? en de Profeeten zyn gestorven: wien maakt gy u zelven? Jezus antwoordde, Indier ik my zelven eere, zo en is myne eere niets: myn Vader is het die my eerd, welken gy zegt dat uwe God is. En gy en kend hem niet, maar ik kenne hem: en indien ik zegge dat ik hem niet en kenne, zo zal ik u-lieden gelyk zyn, [dat is,] een leugenaar: maar ik kenne hem en bewaare zyn woord. Abraham uwe Vader heeft met verheuginge verlangd, op dat hy mynen dag zien zoude: en hy heeft [hem] gezien, en is verblyd geweest. De Jooden dan zeiden tot hem, Gy en hebt noch geen vyrug jaaren, en hebt gy Abraham gezien? Jezus zeide tot haar, Voorwaar, voorwaar zegge ik u, Eer Abraham was, ben ik.