Galaten IV: 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31.
Zegget my, gy die onder de Wet wilt zyn, en hoord gy de Wet niet? Want daar is geschreven, dat Abraham twee zoonen hadde: eenen uit de Dienstmaagd, en eenen uit de Vrye. Maar geene die uit de Dienstmaagd was, is na den vleese geboren geweest, doch deze die uit de Vrye was, door de beloftenisse. Het welke dingen zyn die andere beduidinge hebben: want deze zyn de twee verbonden: het een van den berg Sina, tot dienstbaarheid baarende, het welk is Agar. Want dit [namelyk] Agar is Sina een berg in Arabien, en komt over een met Jeruzalem dat nu is, en dienstbaar is met haare kinderen. Maar Jeruzalem dat boven is, dat is vry, welk is onzer aller moeder. Want daar is geschreven, Zyt vrolyk gy onvruchtbaare, die niet en baard: breekt uit en roept, gy die geenen baarensnood en hebt: want de kinderen der eenzaame zyn veel meer, dan der geene die den man heeft. Maar wy, Broeders, zyn kinderen der belofte, als Isaak was. Doch gelykerwys doe, die na den vleese geboren was, vervolgde den geenen die na den geest [geboren was,] alzo ook nu. Maar wat zegt de Schrift? Werpt de Dienstmaagd uit en haaren zoone: want de zoone der Dienstmaagd en zal geensins erven met den zoone der Vrye. Zo dan, Broeders, wy en zyn niet kinderen der Dienstmaagd, maar der Vrye.