Melchizedek ontmoet Abram.
Zo wy den Roover, die inwendig is, verslaan,
Gelyk als Abram toen uitwendig had gedaan,
Toen Hem Melchizedek, met brood en wyn ontmoeten,
En als een Priester Gods, met zegening begroeten,
Dan zal ons, Jezus, zyn geheiligd brood, en wyn,
Ook tot een zegen, en inwendig voedsel zyn.
Die met zyn Menschheid, voor het Menschdom ingetreeden,
Ons zo heeft ingeruimd het Koningryk van vreden.
Een ieder zie dan, dat hy van den fellen slag,
Met zyn geroofde Ziel, maar weder keeren mag;
Die van het zonden rot des duivels was gevangen,
Op dat hy, als een Held, belooning mag erlangen;
Mits, dat hy van het geen, dat hy in handen heeft,
Het heilig Priester recht, aan Jezus Order geeft:
Zyn arme leden, die zyn gunst hier steld op aarden,
Op dat gy, door dien Dienst een Hemelschat vergaarden.
Ach Jezus! die ons dan een Eeuw'ge Priester zyt,
En eist onze overgift van 't wezen dezer tyd,
Op dat wy, door uw gunst, de wezentlyke dingen,
Die in den Hemel zyn, voor schaduwen, ontfingen,
Versterk ons, op den weg, vermoeid, en mat van stryd,
Dat ons 't gewonnen Heil niet wederom ontglyd.
Uw zegen zy op ons, tot dat wy veilig komen,
In 't vreedzaam Koningryk, daar niets meer is te schroomen.
| |
Genesis XIV: 18, 19, 20.
MELCHIZEDEK Koning van Salem bragt voort brood, en wyn: en hy was een Priester des Allerhoogsten Gods. En hy zegende hem, en zeide: Gezegent zy Abram Gode den Allerhoogsten, die Hemel, en Aarde bezit. En gezegent zy de Allerhoogste God, die uwe vyanden in uwe hand gelevert heeft: en hy gaf hem de tiende van alles.
| |
Hebreen VII: 1, 2, 3, 4.
Want deze Melchizedek was Koning van Salem, een Priester des Allerhoogsten Gods, die Abraham te gemoete ging als hy weder keerde van het slaan der Koninger, en hem zegende: Aan welken ook Abraham van alles de tiende deelde: die voor eerst overgezet word, Koning der gerechtigheid, en daar na ook was een Koning van Salem, het welk is een Koning des vredes: Zonder vader, zonder moeder, zonder geslacht-rekeninge, noch beginsel der dagen, noch einde des leevens hebbende: maar den Zoone Gods gelyk geworden zynde, blyft een Priester in eeuwigheid. Aanmerkt nu hoe groot deze geweest zy, aan den welken ook Abraham de Patriarch tiende gegeeven heeft uit den buit. |
|