De schriftuurlyke geschiedenissen en gelykenissen, van het Oude en Nieuwe Verbond

[p. 16]

Kain, en Abels offer.

Het vroome, oprechte Hert met zuiverheid der handen,

Brengt op den Altaar, van verheven dankbaarheid

Voor 't welbehaagen Gods, een lieflyk Offer branden,

Wiens reukwerk overgaat, uit Tyd in Eeuwigheid.

Maar, daar de handen en de lippen Gode eeren,

Terwyl het Herte op Aarde en verre van hem woond,

Dat is een walging, voor het Goddelyk begeeren,

Gelyk het Voorbeeld van de eerste Broeders toond.

ò Kerk van Abel, die gevest zyt op Pilaaren,

Van waar geloove in God, en wezentlyke deugd,

Al zyt gy onderdrukt, van over veele jaaren,

Gy zult noch zingen van een hoogverheven vreugd.

Van d'eerste grondslag aan en zyt gy niet vervallen,

Maar houd uw eerste stand, door alle Eeuwen heen;

De breuk, de scheuring, en de storting komt by allen,

Maar, in uw t'zaamen-bouw, is geen verouden steen.

Dat is dien vasten Kerk, die altyd werd vernoomen,

Schoon dat de Wereld heel en al in 't quaad verzinkt;

Een overblyfzel, van oprechte, en trouwe vroomen,

Wiens glinst'ring, hier en daar noch uit het duister blinkt.

De wrok van Kain mag dien Vroomaard niet wel lyden,

Die 't Herte meê brengt in de dienstbaarheid aan God,

Hy blinkt van buiten met veel toestels en bereiden,

Maar in zyn binnen grond daar is hy vuil verrot.

[p. 17]

Genesis IV: 3, 4, 5, 6, 7.

HET geschiedde ten einde [eeniger] dagen, dat Kain van de vrucht des lands den HEERE offer bragt. En Habel die bragt ook van de eerstgeborene zyner schaapen, en van haar vet: En de HEERE zag Habel en zyn offer aan: Maar Kain en zyn offer en zag hy niet aan: doe ontstak Kain zeer, en zyn aangezicht verviel. En de HEERE zeide tot Kain: Waarom zyt gy ontsteeken? en waarom is u aangezicht vervallen? Is 'er niet, indien gy wel doet, verhooginge? en zo gy niet wel en doet, de zonde ligt aan de deure: zyne begeerte is doch tot u, en gy zult over hem heersen.

Hebreen XI: 4.

Door 't geloove heeft Abel een meerder offerhande Gode geoffert dan Kain, door welk hy getuigenisse bekomen heeft dat hy rechtvaardig was, alzo God over zyne gaaven getuigenisse gaf: en door 't zelve [geloove] spreekt hy noch na dat hy gestorven is.

1 Joannes III: 11, 12.

Dit is de verkondinge, die gy van den beginne gehoord hebt, dat wy malkanderen zouden lief hebben. Niet gelyk Kain [die] uit den boozen was, en zynen broeder dood floeg. En om wat oorzaake sloeg hy hem dood? Om dat zyne werken boos waaren, en zyns broeders, rechtvaardig.