Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 155]
| |
[pagina 156]
| |
Op het XXXVI. Zinnebeeld.
| |
[pagina 157]
| |
| |
[pagina 158]
| |
De Ziele heeft haar herte met Jezus verzegeld.Een ander zegelt met zijn ringe
een groote schat van aardsche dingen,
(die dierbaar is en hem behaagt)
voorGa naar voetnoot1) een ontrouwe knecht of maagd.
Ik heb den Zoon uit God, den Vader,
dien levendigenGa naar voetnoot2) bron en ader
der diepste liefde en vriend'lijkheid,
het eeuwig licht der Majesteit,
den zoetsten JEZUS, Heer der Heeren,
- wien alle zaal'ge geesten eeren
en dienen zonder dwang of wet -
zóó duid'lijk op mijn hart gezet
gelijk een zegel, dat de dingen
die wij zoo mild van God ontvingen,
ons nimmer kunnen zijn ontvoerd
door hem die op dien schatkist loert
om zich daar meester van te maken.
De roover durft ons niet genaken,
als hij dat hooge zegel ziet;
want dit gebraad en smaakt hem niet.
| |
Goddelijk antwoord.Zet mij als een zegel op uw hart, als een zegel op uwen arm; want de liefde is sterk als de dood, de ijver is hard als het graf, hare kolen zijn vurige kolen, vlammen des Heeren. - Hooglied VIII: 6. |