Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 151]
| |
[pagina 152]
| |
Op het XXXV. Zinnebeeld.
| |
[pagina 153]
| |
medelijden te hebben? Dat is Jezus Christus, onze Heere, die voor ons geleden heeft en gekruist is geweest. Het is voorwaar een groote troost voor degenen die droevig, en op verscheiden manieren gepijnigd zijn, dat Christus ook verzocht, droevig en met veel smarten voor ons gepijnigd is geweest. Het dunkt veel menschen een hard woord te zijn, als men zegt: Verloochent u zelven, neemt uw kruis op en volgt JEZUS na. Maar 't zal nog veel harder om te hooren zijn in 't jongste gericht: Gaat weg van mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur. Want die nu gaarne hooren spreken van 't kruis te dragen, en dat volgen, die zullen dan niet vreezen voor het gruwelijk woord der eeuwige verdoemenis. Het teeken des kruises zal in de lucht zijn, als onze Heere ten oordeel zal komen. En dan zullen alle de dienaars des kruises, die zich zelven hier met Christus gekruist hebben, tot denzelven Rechter Christus met een goed betrouwen komen. Waarom ontziet gij u dan, nu het kruis te dragen door hetwelk men tot het eeuwig Koninkrijk komt? In 't kruis is de zaligheid gelegen; in 't kruis is het leven; in 't kruis leit het beschermen tegen de vijanden; in 't kruis leit het instorten der hemelsche zoetigheid; in 't kruis is de kracht des herten; in 't kruis leit de blijdschap des GeestesGa naar voetnoot1) | |
[pagina 154]
| |
De Ziele rust op Jezus' borst.Schoon alle dingen samen zworen,
dat zij mijn ruste wouden storen,
het was vergeefs, gelijk gij ziet:
zij roofden mijne ruste niet.
Het minder moet voor 't meerder zwijgen,
het kleinste moet voor 't grootste neigen;
ik rust zoo veilig en zoo zoet
in God, mijn lief, het hoogste goed,
en die is grooter dan zij allen;
hoe zou mij dan de rust ontvallen?
Al staat de gansche kreatuur
in barensnood, in vlam en vuur
en baart veel jammers en veel smerte:
wij liggen stil op JEZUS' herte.
Dat is een plaats, daar alle kwaad,
hoe groot en sterk, voorover gaatGa naar voetnoot1);
een plaats van ware vrede en vreugden,
den loon der onvervalschte deugden.
o Diepste LIEFDE uit Gods gemoed!
mijn JEZUS! ach, wat zijt gij zoet!
| |
Goddelijk antwoord.Vrede laat ik u, mijnen vrede geef ik u: niet gelijkerwijs de wereld (hem) geeft, geef ik (hem) u. Uw harte worde niet ontroerd en zij niet versaagd. - Johannes XIV: 27. |
|