Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 147]
| |
[pagina 148]
| |
Op het XXXIV. Zinnebeeld.
| |
[pagina 149]
| |
doet het zonder den wille Gods. Alzoo geschiedt aldus boosheid tegen den wil Gods en daar magGa naar voetnoot1) toch niet geschieden zonder God. God gehengt het en laat het toe dat er boosheid geschiedt, maar niemand dwingt hij daar toe. Wanneer nu een boos mensch u beschadigt, zulks weet God, en het geschiedt niet zonder hem. God weet alle dingen en ziet alle dingen, en gehengt ook alle dingen, maar hij dwingt niemand. Daarom zal er groote gruwelijke straf volgen op de boozen. Maar indien God door zijne voorziening gedwongen had tot boosheid, zoo zouden de boozen onbehoorlijkGa naar voetnoot2) gestraft worden, want alsdan hadde God de schuld en niet de mensch, die gedwongen ware geweest om boosheid te werken. Deze booze menschen zijn anders niet dan spiesen, stokken en steenen, waarmede God de vromen laat geworpen worden. Daarom zal hij ze ook billijk in het eeuwige vuur werpen; daar hebben zij straf genoeg. Daarom hoeven zich de vromen aan hun wederpartij niet te wreken; ja, zij zullen medelijden hebben met hunne vijanden, en voor hen bidden: Ach Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Reken hun deze zonde niet toe. Wij zullen ons meer erbarmen over onze vijanden, dan over ons zelven, wij, die schade lijden; want wij hebben loon in den hemel maar zij schrikkelijke pijn in de hel. Daarom zullenGa naar voetnoot3) wij voor hen bidden, dat zij zich mochten bekeeren. Het is altijd beter, onrecht te lijden dan onrecht te doen. Christus spreekt: Wederstaat den booze niet maar overwin het booze door het goede. Geeft u iemand een slag op de rechterwang, bied hem de linker ook aan. Neemt u iemand den rok, laat hem ook den mantel. En zoo u iemand dwingt, ééne mijl met hem te gaan, zoo gaat twee mijlen met hem. Want wie God wil dienen en gelaten zijn, die moet aan booze en goede kreaturen zich gelaten onderwerpen. | |
[pagina 150]
| |
De Ziele omhelst het arme en lijdende leven van JEZUS CHRISTUS.Hoe minder troost aan alle dingen,
hoe meerder troost aan 't eenig goed,
dat als een welbron door komt dringen,
en laaft den dorst van 't heet gemoed.
Weg! geld en goed, en aardsche schatten;
weg! eer en aanzien en gemak
en al waar 't vleesch zich in wil vattenGa naar voetnoot1),
gij zijt den Geest een lastig pak.
o Welkom! kruis en bitter lijden,
verachting, oneer, spot en smaad,
verschovenheid van alle zijden,
vergeten armoed, strijd en haat;
gij moet aan mijne tafel eten,
en overnachten in mijn huis.
Die andren wil ik gansch vergeten,
en houden voor een snood gespuis;
uw goede vriendschap mag wel duren
zoolang ik woon in 't aardsche lijf.
Gij scheidt mij van de kreaturen,
en maakt dat ik vereenigd blijf
met God, mijn Lief, mijn overschoone,
bij wien 't mij eeuwig lust te wonen.
| |
Goddelijk antwoord.Gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, (alzóó) verblijdt u; opdat gij ook in de openbaring zijner heerlijkheid u moogt verblijden en verheugen. 1 Petrus IV : 13. |
|