Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 131]
| |
[pagina 132]
| |
Op het XXX. Zinnebeeld.
| |
[pagina 133]
| |
kelijke voor het eeuwige en onverderfelijke verkiest. o, Aan welk een ontrouwen vriend verbindt gij u, aan deze bedriegelijke wereld, die haar beminnaars in de ure des doods niet de allerminste vertroosting toebrengt, hen verlaat, en laat ze arm, naakt en ellendig henen varen. Gij ziet dit immers dagelijks voor oogen. Waarom zijt gij dan nog zoo dol? Och, hoe gaarn wouden wij u tot onze gespélen hebben in het eeuwig groenende en vruchtdragende Paradijs, daar God onze Vader ons zoo vriendelijk verwacht en ons als zijne lieve kinderen der genade in zijn vaderlijke armen omvangen wil; daar wij eeuwig in volle vrede en vreugde voor zijn allerheiligste aangezicht zullen spelen. Och, word toch wijs, en houd het voor geen waan! De dingen die verre schijnen, komen eindeling nabij. Waak op en bemerkt met aandacht, of gij in deze wereld thuis hoort. Indien gij de vruchten eens vreemden lands eet, zoo gelooft gij wel dat er zoodanig een land is daar die vruchten gewassen zijn. Waarom zou dan de Ziele, etende de zoete vruchten des Paradijzes, nog twijfelen of er ook een Paradijs zoude zijn? o Neen! En waart gij wijs, gij zoudt diegenen gelooven, die liever sterven, eer dat zij u voorliegen zouden. Gij gelooft toch doorgaans de gemeeneGa naar voetnoot1) wereld wel; laat u het herte niet langer verstokken en verblinden door hem die u gaarne eeuwig in zijn gezelschap had. | |
[pagina 134]
| |
De Ziele vergelijkt al het doen des werelds bij kinderspel.Verwondert u dat zoo, o wijze wereldling,
dat ik mij niet verheuge in eenig wereldsch ding?
Zoo weinig als gij u van herten kunt vermaken,
en recht vernoegen laat van de allerminste zaken,
en beuzelingen daar 't onnoozel kind mee speelt,
dat zich van wat gerings en kleins wat groots verbeeldt,
zoo weinig kunnen mij alle aardsche dingen geven,
daar gij mede overbrengt den tijd van 't gansche leven.
Het geld en goed, het goud en zilver, de eed'le steen,
de lekkre spijze en drank, de sierelijke kleên,
de macht en achtbaarheid, gediend en aangebeden,
de schoolgeleerdheid, kunst en wereldlijke zeden,
de weelde en wellust, en het vleeschelijk gemak,
en and're dingen, die hoorenGa naar voetnoot1) om het pak,
den groven, zwaren last der Zielen te vergrooten -
dat alles zie ik aan als gij der kinderen kooten,Ga naar voetnoot2)
en minder speeltuig, daar zich 't knaapje mee vermaakt
in zijn onwijsheid, eer 't tot de deftigheid geraakt.
Maar God zij lof, wij zijn die kindsheid al ontwassen;
't vermaak der kinderspels en zoude ons niet wel passen
voor 's Vaders oogen, die ons tot wat hoogers riep,
toen hij de Ziel zoo schoon tot zijn vriendinne schiep.
Hij zelve is de Schat der Ziel, en die hem vinden,
die achten 't àl, met mij, voor ijdelheid en winden.
| |
Goddelijk antwoord.Zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is zittende aan de rechter(hand) Gods; bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn. - Col. III : 1, 2. |