Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 119]
| |
[pagina 120]
| |
Op het XXVII. Zinnebeeld.
| |
[pagina 121]
| |
alle vreemde uitbreuk en uitvluchtGa naar voetnoot1) en verwachte den Heere. De Heere zal getrouw aan hem houden, in rechte maat en orde, hem laten lijden tot Zijn eere, en tot des menschen vorderingGa naar voetnoot2), of voortbrengingGa naar voetnoot3) hetwelk de mensch zichzelf verhinderen zoude, wanneer hij, ongelaten in 't lijden, den Heere niet verwachtte. Het lijden draagt een groote vrucht in zich; daarom zal men daarin op den Heere wachten. De Psalmist spreekt: Ik heb den Heere lang verwacht en hij heeft zich tot mij geneigd en mijn geroep gehoord. - Psalm XL : 2; Ik wacht op den Heer, van den eenen morgen tot den anderenGa naar voetnoot4) - Psalm CXXX : 6; en Jesaja: o Wel al degenen die op God wachten!Ga naar voetnoot5) Die hem verwachten, zullen nimmer te schande worden. - Jesaja XXX : 18. | |
[pagina 122]
| |
De Ziele door de Goddelijke genade verkwikt.Zoo wordt een Rozenhof met morgendauw bespoeld,
van 't Westenwindje zacht en vriend'lijk aangeblazen,
gelijk des Heeren geest mijn aangezicht verkoelt
nu ik, in wederwil van al des vijands razen,
gegroend in 't Paradijs door eene scherpe dood,
mijns Heeren bloempje ben, besprengd met zijnen bloede,
dat hij uit lout're liefde op mijne blaad'ren goot;
Dat is een levensdauw die 't geestlijk lijf kan voeden.
Zijn kracht is mijne tuin, zijn vriend'lijk aangezicht
mijn schoone zonneschijn. - o Wereld! toeft niet langer:
gaat door den dood uws Zelfs in 't ongeschapen licht;
in 't sterven wordt uw grond van 't rechte leven zwanger
en baart het nieuwe kind dat, door Gods geest geteeld,
zijn oorsprong schoon gelijkt, en met een volle weelde
in eeuwigheid voor Gods - zijns Vaders - oogen speelt,
een zaligheid, van mij noch iemand uit te beelden.
o Werelds wijsheid, dwaas vernuft, wat zijt gij blind,
en meent dat niemand, schoon hij breekt door hel en zonden,
het schoone Paradijs in dezenGa naar voetnoot1) leven vindt.
Neen, door het oude Dier en wordt het nooit gevonden,
maar 't nieuwgeboren kind uit Water en uit Geest,
wordt door den Bruidegom geleid in groote vreugden,
en schouwt somwijl dat land, daar 't voor geen uitgangGa naar voetnoot2) vreest,
maar eeuwig wonen zal, bekleed met schoone deugden.
| |
Goddelijk antwoord.Die overwint, ik zal hem geven te eten van den boom des levens, die in het midden van het Paradijs Gods is. - Openbaring II : 7. |
|