Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 101]
| |
[pagina 102]
| |
Op het XXIII. Zinnebeeld.
| |
[pagina 103]
| |
zijn, die wijzen u van zich, zeggende: Wij zijn met u geschapen kreaturen eens Gods en Scheppers, wij hebben geen ruste in ons zelven, hoe zoudt gij dan ruste in ons vinden? Daarom: gaat tot uwen oorsprong, waar uw geest van gekomen is, en in hem zult gij eeuwige en zalige ruste vinden. Och! had ik toch de vleug'len eener Duive,
opdat ik mocht van de aarde henenstuiven!
Ik vloog zoo ver totdat ik ruste vandGa naar voetnoot1)
in mijnen God, mijn rechte Vaderland.
Vlieg voort, o Ziel, vlieg voort! Gij hebt ze beide:
verstand om 't goede en 't kwade t'onderscheiden;
aandachtigheid, om 't onderscheiden goed
met kracht en ernst te grijpen in 't gemoed.
Vlieg over 't vleesch en zijn verkeerde lusten,
zoo zult gij zacht in God, uw Vader, rusten.Ga naar voetnoot2)
| |
[pagina 104]
| |
De Ziele in aandachtigheid over het werk verlossing.Gij zaagt de gramschap Gods in de eeuwige natuur
door de ongehoorzaamheid ontstoken als een vuur;
den Duivel als een Wolf, belust op 't bloed der schapen
vast grimmen; de eeuw'ge dood en de eeuw'ge afgrond gapen.
Ter andre zijde, (och Heer, dat was de hoogste nood!)
zaagt gij ons wapenloos van alle kracht ontbloot;
daar was noch hulp noch raad. Toen hadt gij medelijden
met de afgevallen Ziel, en stelde u tusschen beiden.
Gij wierdt ons schild en bleeft zoo vast en trouw ‘lijk staan!’
De pijlen vielen scherp en schrik'lijk op u aan!
Dat 'tuigt het dierbaar bloed uit al uw roode wonden,
dat op der aarde vloot voor al des werelds zonden.
Dat hiet eerst liefde, o Ziel! Waar blijft gij met den loon
voor uw verlossinge, dien schoonen levenskroon?
Ach! wie ben ik, mijn God, en wie zijt gij, mijn Heere!
Waar zal een Worm in 't stof een Koning mee vereeren!
Naamt gij 't verbrijzeld hert niet voor uw lijden aan,
o diepste liefde Gods, zoo konde ik niet bestaan.
Nog blijf ik evenwel in eeuwigheid u schuldig
voor 't uitgestorte heil, zoo groot en menigvuldig.
| |
Goddelijk antwoord.Vrees niet; ik ben de eerste en de laatste, en die leef, en ik ben dood geweest; en zie, ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En ik heb de sleutels der hel en des doods. - Openbaring I:17, 18. |
|