Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 89]
| |
[pagina 90]
| |
Op het XX. Zinnebeeld.
| |
[pagina 91]
| |
door een vreemde verdienste eener toegerekende genade van buiten, maar door eene kinderlijke, inwonende, gelederlijkeGa naar voetnoot1), wezenlijke genade waardoor des doods overwinnaar Christus, met zijn leven, wezen en kracht in ons opstaat van onzen dood, en heerscht en in ons werkt, als in een ranke aan zijnen wijnstok, gelijk de Schriften der Apostelen doorgaans betuigen. Dát is geen Christen, die zich alleen met het lijden, sterven en de voldoening van CHRISTUS troost, en zich datzelve als een genade-geschenk toerekent, en evenwel een wild dier onwedergeboren blijft. Zulk een Christen is een iegelijk goddelooze. Want een ieder wil gaarne door een genadegifte zalig worden; de Duivel woude ook alzoo door een van buiten aangenomen genade wel gaarne weder een Engel zijn. Maar dat hij zouGa naar voetnoot2) omkeeren en worden als een kind, en uit Gods genade-water der Liefde en H. Geest nieuw geboren worden, dat smaakt hem niet. Alzoo ook den titel-ChristenGa naar voetnoot3) niet, die den genademantel van Christus wel omhangt, maar in de kindsheid en nieuwe geboorte magGa naar voetnoot4) hij niet ingaan. Nochtans zegt Christus, dat hij anders het Rijk Gods niet mag zien.Ga naar voetnoot5)Ga naar voetnoot5) | |
[pagina 92]
| |
De verlichte Ziele verklaart aan het uiterlijk vernuft het afscheidenGa naar voetnoot1) eens rechtvaardigen.Op welk een wijze of een Ziel,
die Gods geboden rein bewaarde,
nadat haar vleesch en bloed ontviel,
ten hemel vaart van deze aarde?
Zoo vraagt het oude-Adams' kind
dat alle wijsheid heeft verloren,
aan God en 't Vaderland zoo blind,
als hier op aard' een blind gebooren.
Wanneer de Ziel zoo gansch en gaarGa naar voetnoot2)
zich zelf ontzinkt en houdt zich stille,
dan wordt de Godheid openbaar,
en woont in haar gelaten Wille.
Ontvalt haar nu het vleesch en bloed,
dan is zij met Gods licht doorschenen,
als 't ijzer met een heeten gloed;
dat is Gods hand; waar zou zij henen?
Zij is met heerlijkheid gekroond,
en zelf de Tempel en de Hemel,
waar God met zijnen glans in woont,
en zijnen Geest met zoet gewemel.
Het Hemelrijk is zonder maat;
gelijk als boven zon en sterre,
zoo ook wel hier, waar de aarde staat;
in de eeuwigheid is na noch verre.
| |
Goddelijk antwoord.Zegt den rechtvaardige dat het (hem) wel gaan zal, dat zij de vrucht hunner werken zullen eten. - Jesaja III:10. |
|