Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 85]
| |
[pagina 86]
| |
Op het XIX. Zinnebeeld.
| |
[pagina 87]
| |
de Engelen, en de Engelen zijn in God; het water is in de beek maar de beek is niet in 't water, maar zij zijn gescheiden. Christus sprak: de Vader is in mij en ik ben in den Vader, ik en de Vader zijn in u en gij zijt in ons. Al de geestelijke wezens hebben geen bepalingGa naar voetnoot1): de Ziele is in 't lichaam en toch aan alle plaatsen in de wereld, en buiten de wereld. De Engelen zijn in geen besloten bepalingGa naar voetnoot1), en zij mogen ook aan geene plaats verbonden zijn. God vergiet zich noodzakelijk in de Ziel, zoo de mensch zich zelven afsterft, zich zelven verloochent, en komt in een onwetendheid zijns Zelfs en aller dingen. God eischt niet als eene bloote, loutere, lijdende, afgegescheiden Ziele. Daarom ligt de zaligheid niet aan ons doen of werken, maar aan een bloot, louter lijden, dat ik alle dingen en mij zelven lateGa naar voetnoot2) en legge mij stil onder God, en laat God alles in mij zijn en blijve zelve niets. Dat is de nieuwe geboorte en rechte bekeering, en het eeuwige levenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 88]
| |
De Ziele begeert Christus, het brood des levens, wezenlijk in zich te hebben.Schoon ik het gansche huis vervuld met spijze zag,
en dat ik, als een Vee in 't gras, daarinne lag,
nog bleef ik onverzaad; 't zou mij geen voedsel geven,
de spijs moest in mij zijn, indien ik zoude leven.
Nu merkt, o menschenkind, dit raakt uw stand gewis:
Schoon de eeuw'ge diepte vol der klare Godheid is,
zoolang het Zielevuur niet eet van 't god'lijk wezen,
zoo lange zal het ook een dorre honger wezen.
Gelijk van 't voedsel dat het zaadje in zich trekt,
een sierlijk Bloempje tot zijn lichaam wordt verwekt,
zoo wordt de vuur'ge Ziel met nieuwheid overtogen
indien zij 't wezen Gods heeft waarlijk ingezogen.
Dat heilig wezen wordt zoo heerlijk om 't gemoed
een schoon en geest'lijk lijf van hemelsch vleesch en bloed;
daar brandt zij eeuwig in en geeft uit haar verteeren
een lichten, klaren Geest, een spiegel voor den Heere.
Dit is de nieuwe mensch, die in den ouden steekt,
als 't goud in eenen steen. Wanneer de oude breekt,
dan staat de nieuwe bloot voor God en d'Englenkoren;
zoo wordt door 't recht geloof de rechte mensch geboren.
Het recht geloove blijft niet slechts van buiten staan,
maar breekt door alles heen, en grijpt de Godheid aan.
Die moet haar voedsel zijn, en kracht en wijsheid geven;
dat is haar brood en wijn, een spijs voor 't rechte leven.
| |
Goddelijk antwoord.Ik ben het brood des levens; die tot mij komt, zal geenszins hongeren, en die in mij gelooft, zal nimmer meer dorsten. - Johannes VI : 35. |
|