Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 65]
| |
[pagina 66]
| |
Op het XIV. Zinnebeeld.
| |
[pagina 67]
| |
dan de zichtbare; alsdan is het gehoor genoegzaam dood en afgestorven, als iets dat zijn werking verloren heeft. Maar het gemoed houdt zich bezig met dingen die het vernuft ver overtreffen. De krachten daar de Ziel mede werkt, zijn rechtGa naar voetnoot1) als Kamenieren, die haar leiden in het hoogste haars zelfs, voor de slaapkamer haars eeuwigen Konings. En als de Ziele met haar krachten opgeheven is in 't hoogste, boven alle geschapene dingen, en vriendelijk van haar beminde wordt omhelsd, zoo moeten de krachten wijken en rusten van alle werkelijkheden, en de Ziele wordt doorvloeid van den Geest Gods, en de zaligheid gewerkt in meniger-, ja: in duizenderlei manieren, en dan gevoelt zij in de liefhebbende kracht een trek des Heiligen Geestes, als een levende fontein, die vloeit met rivieren der eeuwige zoetigheid. Als de Ziele zoo hoog in het licht komt, dat het verstand verblind wordt, gelijk het ooge door de klaarheid der Zonne, zoo ontvangt zij boven de verstandelijke krachten een simpelGa naar voetnoot2) ooge, opengeloken in de werkelijkheid der liefhebbende kracht; welk ooge, met een simpel aanschòuwen in de geestelijke klaarheid, ziet al wat God is eenvuldiglijk. Maar wat den geest des menschen dan gebeurt, en wat hij bekent op dien tijd, dat is niet met woorden uit te spreken, noch bekent hij dat volkomen als hij weder tot zich zelven komt.Ga naar voetnoot3) | |
[pagina 68]
| |
De verlichte Ziele spreekt uit, hoe of op welk een wijze dat God de zonden vergeeft.De nare duisternis en wordt niet weggenomen
zoo lang het morgenlicht verbeidt van op te komen.
Bedrieg u niet, o mensch! Gij wordt geen zonden kwijt,
zoo lange als ge nog de oude Adam zijt.
't Is àl bedrog; daar helpt geen bidden en geen smeeken,
indien gij niet en wilt uw valschen wil verbreken;
en trooste u ook wie wil, 't is leugentaal en valsch,
gij houdt den last van al uw zonden op den hals.
Als Christus reist in 't hert, dan wordt de nacht der zonden
en alle duisternis in 't godlijk licht verslonden,
en zoo dat wezenlijk niet beurtGa naar voetnoot1) in dezer tijd,
zoo blijft uw arme Ziel een nacht in eeuwigheid.
Het gaat er zoo niet toe, gelijk gij hier wel hoorden,
dat een misdadig mensch zijn schuld door 's Konings woorden
uit gunst vergeven wierd, daarGa naar voetnoot2) hij niet beter werd
maar bleef een schalkGa naar voetnoot3), een dief of moorder in zijn hert.
Neen, 't moet er anders gaan: een brandend vuur des Heeren
moet d'ouden boozen menschen tot stof en asch verteeren;
daar groent een leven uit, dat God in Christus mint,
van alle schuld ontslaat en aanneemt als zijn kind.
| |
Goddelijk antwoord.Wascht u, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van voor mijne oogen weg, laat àf van kwaad te doen. Leert goed doen, enz. Komt dan en laat ons tezamen rechten, zegt de Heere: al waren uwe zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als (witte) wolle. Jesaja I : 16, 17, 18. |
|