Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 55]
| |
[pagina 56]
| |
Op het XII. Zinnebeeld.
| |
[pagina 57]
| |
het lijden onzes Heeren JEZUS CHRISTUS, dat de mensch met groote dankbaarheid en liefde dit in zich drage, en zich daarin verbeeldeGa naar voetnoot1), alzoo dat de mensch met alle vlijtigheid waarneme waarin hij nog gebrekkelijk leeft, en in welke dingen hij Christus' leven ongelijk zij; wat hem nog roert met lief en leed, aan die gebreken zal hij uit liefde afsterven tot een vergelding voor den hoogwaardigen dood van Christus, en zijn wil en lust verlaten inwendig en uitwendig. Dit behaagt God boven alle dingen, die hij van den mensch eischt en begeert. Wie dezen Weg ging, dien zoude de Heere zonder alle twijfel vorderenGa naar voetnoot2) in de allernaaste en verborgenste wegen, in zijn heimelijkste, bijzonderste, inwendigste, zaligste luisteren, waartoe zich niemand zetten moet, voordat hij dezen weg eerst heeft gegaan door dit sterven der natuur, inwendig en uitwendig, aan geest en aan natuur. Zoo wie in dit sterven van zich zelven het allergrondelijkst en waarachtigst uitgaat, in dien ontdekt zich de eeuwige Waarheid het allerblootst en allerklaarst, en hij wordt gevoerd in de verborgen duisternis, in het stilzwijgen, in den diepen afgrond, daar de ware ruste is in God. Wat loopen wij lang ginds en weder, zoekende een weg waardoor wij met onze eigen wil, met den ouden Adam in 't hemelrijk mochten ingaan! Zoo lang als wij den Dood vreezen, zullen wij van 't ware leven verstoken blijven. Een gedurige dood is de rechte weg tot God en 't eeuwige levenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 58]
| |
De Ziele gestadig tegen den stroom der zonden oproeiende.AI ben ik moede en mat geroeid
op dezen stroom der zondelijkeGa naar voetnoot1) lusten,
die stadig naar beneden vloeit,
nog denk ik niet te beiden nog te rusten;
want deed ik dat een kleinen tijd,
ik zag mijn werk verijdeld en verloren;
wij bleven altoos even wijd
en kwamen nooit ter plaatse daar wij hooren.
o Wijze Stuurman, geef mij kracht,
en houd het roer des levens in uw handen,
terwijl wij roeien dag en nacht
door wind en stroom zoolange tot wij landen
aan 't hoekje daar wij moeten zijn.
't Volbrachte werk laat zoet en veilig rusten,
te vroege rust baart rouw en pijn
en veel verdriet, dat laat ons nimmer lustenGa naar voetnoot2).
Roei aan mijn geest, roei aan met moed,
gestadig werk komt nog wel eens ten ende;
na 't bitter proeft men best het zoet,
de vreugd is schoonst na droefheid en ellende.
Roei aan mijn Geest, roei aan met kracht,
tot gij de reis hier hebt volbracht.
| |
Goddelijk antwoord.Wie volhouden zal tot het einde, die zal zalig worden. Matth. XXIV : 13. |
|