Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 43]
| |
[pagina 44]
| |
Op het IX. Zinnebeeld.
| |
[pagina 45]
| |
gelaten door den wille Gods. Weet dit: de mensch magGa naar voetnoot1) zich hierin zoo ootmoedig gedragen om der wille Gods, dat hij daardoor tot zulken genade komt, dat het hem geheel vreemd wasGa naar voetnoot2) indien hij door dezen weg niet was gegaan. Maar de mensch zal zich in dezen tegenwerpGa naar voetnoot3) en lijden niet behelpenGa naar voetnoot4), noch met woorden, noch met werken, maar alleen bloot met God, en hij zal dit dragen met een goedertieren herte en zich zelven hierom niet pijnigen van binnen noch van buiten. Wanneer 't dan den hemelschen Vader tijd dunkt, zoo kan hij u zonder alle twijfel daar wel van verlossen, en u voor deze pijnlijke aanvechtinge met hem zelven duizendvoudig verheugen. Daarom gedraagt u goedertieren en doet de waarheid eenvoudig genoeg, en wat op u valt, zijt daarin uzelven onbeholpen; want wie zich zelven te veel helpen wil, die wordt van God noch van de waarheid geholpen. Dengenen die God liefhebben, zegt Paulus, werken alle dingen ten goedeGa naar voetnoot5). | |
[pagina 46]
| |
De Ziele in verlangen, om met het godlijk Licht doorschenen te zijn.De dageraad, verwelkomd met verlangen
van al wat leeft, doorvloeit de gansche lucht,
en neemt in 't licht de duisternis gevangen;
zoo wordt de aarde ontloken en bevrucht.
Mijn Ziel is nacht; gij JEZUS, mijn beminde,
zijt dag; waarom kan uwe zonneschijn
mijn duister niet doorvloeien en verslinden,
daar wij nochtans dicht bij elkander zijn?
De hinderpaal is d'uwe niet, maar mijne,
want gij, o licht! dat alle licht verwint,
gij kunt niet doen als blinken ende schijnen
door alles wat gij dun en open vindt.
Daar moet een berg van velerlei gebreken
en beelden, door de zinnen in geraakt,
zijn hoogen kruin tot aan de wolken steken,
die in mijn Ziel een nare schaduw maakt.
Och, was die weg! Dan zou mijn herte bloeien
en als een beemd met bloem en vruchten staan.
Mijn sterke God, gij moet dien scheidsmuur roeienGa naar voetnoot1),
al zoudt gij hem met storm de kruin inslaan.
| |
Goddelijk antwoord.Ontwaakt, gij die slaapt en staat op uit de dooden en Christus zal over u lichten. Eph. V : 14. |
|