Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 27]
| |
[pagina 28]
| |
Op het V. Zinnebeeld.
| |
[pagina 29]
| |
JEZUS CHRISTUS te leeren Zachtmoedigheid en needrigheid des herten. Zachtmoedigheid, o koele Bron
des levens, wellende uit Gods krachten,
gij moet mijn Zielevuur verzachten,
dat buiten u niet leven kon.
Wel leven, maar niet zoo het zou.
Toen Lucifer, een Vorst der Koren,Ga naar voetnoot1)
door valsche lust u had verloren,
toen werd hij grimmig, hard en rauw.
Helaas! zoo zou het mij ook gaan,
indien ik niet uit u mocht drinken;
het Zielevuur verloor zijn blinken,
en 't ware leven was gedaan.
o Eeuwig licht der Majesteit,
zoo mild met alle goede gaven,
laat uwe liefde ons eeuwig laven
met water der Zachtmoedigheid.Ga naar voetnoot2)
| |
[pagina 30]
| |
De Ziele betracht de Deugd der needrigheid.Wanneer de Hemel geeft zijn zegen
van eenen schoonen Zomerregen,
zoo valt de gaaf wel overal;
maar al wat hoog is en verheven,
daar komt het water afgedreven
en vloeit in 't allerlaagste dal.
Dat is wat schoons om mij te leeren:
Zoo vloeit de milde Geest des Heeren
in 't needrig en ootmoedig hert.
o Needrigheid, zoo hoog te roemen,
wat draagt uw grond al schoone bloemen!
Och, of mijn berg een diepte werd!
Och, konde ik klein zijn en gebogen,
en God in mijne Ziel verhoogen,
wat zou er van die hoogten ofGa naar voetnoot1).
al lieflijk water in mij vloeien,
en doen mijn Geest zoo lustig bloeien
als eene Schoone Rozenhof.
Daar zou zich Jezus, mijn beminde,
zoo zoet en vriend'lijk laten vinden.
| |
Goddelijk antwoord.Op dezen zal ik zien, op den armen en verslagenen van geest, en die voor mijn Woord beeft. Jesaja LXVI : 2. |
|