Jezus en de ziel
(1916)–Jan Luyken– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
J. Luiken invenit et fecit
| |
[pagina 3]
| |
[pagina 5]
| |
Kort bericht
| |
[pagina 6]
| |
Aarde, bij ons Menschen, heeft gewandeld, zichtelijk en tastelijk voor de uiterlijke Oogen en Handen. Want naar zijn Eeuwige Godheid mag noch kan hij niet uitgebeeld worden. En, gelijk ik boven gezegd heb, indien gij hier wat hoogs vindt, gelijk er in der waarheid aan sommige plaatsen wat hoogs is, zoo meent niet dat ik het zelve ervaren heb. O neen! Maar ik neem het met vreugde voor dierbare Waarheid aan, en begeere dat het in mij, en in alle Menschen wezenlijk mag volbracht worden. En dat wij zelve, naar den inwendigen grond, mogen worden tot een Sierlijken Hof, bezet met velerhande welriekende Kruiden en Bloemen; gezuiverd van alle stekende Distels en Doornen, opdat hij die onder de Leliën weidt (JEZUS, gebenedijd in der eeuwigheid) lust heeft, om bij ons en in ons te wonen. J. LUIKEN | |
[pagina 7]
| |
Voorzang.Keer weer, keer weer! o afgeweken Ziele!
Zoo ver van Huis, verdwaald in een woestijn;
Daar 't loos bedrog u na gaat op de hielen
En breit een net van weelde en schoone schijn!
Gelijk in 't woud een Vogelaar gaat dwalen,
Op 't Duifjen loert, bedrieglijk fluit en vleit,
Om 't looze Net haar over 't hoofd te halen,
o Arme Ziel! zoo wordt gij ook verleid.
Van uur tot uur komt gij d'ellende nader;
Wat heeft u zoo betooverd in 't verstand
Dat gij niet denkt aan God, uw waarde Vader,
En 't Paradijs, uw rechte Vaderland?
Hoort gij hier thuis in dit ellendig leven?
Bedenk u recht, of gij u niet bevindt
Te zijn een balling, uit goed en land verdreven.
Doet de oogen op, en zijt niet langer blind.
Wat zijt gij dol, om in 't verderf te loopen!
Uw Bruidegom, de schoonste die daar leeft,
Roept u tot hem, met bei zijn armen open;
Het haagt hem niet dat gij dus dwaalt en zweeft.
Hij had u lief, en tot zijn Bruid verkoren;
Hij kocht u vrij, maar niet met werelds goed;
Een hooger prijs was tot uw heil beschoren:
Hij gaf voor u zoo mild zijn eigen bloed.
Is dat gering? Kan dit uw wil niet trekken?
Kan deze liefde in uw verkoude Hert
Geen vlam, noch vonk van wederliefde wekken?
Wat leed hij niet om uwentwil al smert!
Die zulk een Lief en Bruidegom, ja Koning
Gebeuren mag, zou die zoo slecht en snood
In eeuwigheid gaan dolen zonder kroning
Als een Slavin? Dat jammer was te groot.
Nog is het tijd om wederom te keeren.
Wees niet versaagd! Of iemand tot u spreekt:
‘Meent gij dat God u nu nog zal begeeren,
Daar gij zoo diep in ongetrouwheid steekt?’ -
Wees niet versaagd. Haat gij uw oude leven,
| |
[pagina 8]
| |
Begeert gij hem, hij kan u niet ontgaan;
Hij zal uw schuld vergeten en vergeven,
En nemen u voor zijne Bruid weer aan.
Hij heeft u lief, o Ziel, en zal u trouwen.
Gij krijgt een Kroon, en wordt een Koningin;
Men zal er lang, ja eeuwig bruiloft hou'en:
Wat sloftGa naar voetnoot1) gij nog op zulk een groot gewin!
In 't Paradijs is 't schooner als op Aarde;
Daar gaat en staat de schoone Serafijn,Ga naar voetnoot2)
En vlecht een krans uit deze Rozengaarde;
Dat zal een kroon op zijnen schedel zijn.
Dat rozerood staat schoon bij gouden haren
Om 't aangezicht, zoo vriendlijk en zóo zoet
Alsof de dag daaruit scheen op te klaren.
Dan looft hij God met kracht uit zijn gemoed.
Zoo schoon, o Ziel, zoo schoon zijn uw ge-spelenGa naar voetnoot3)
Wanneer gij komt in 't rechte vaderland.
Hoe zou ons niet het aardsche schoon vervelen?
Hoe zouden wij 't niet zetten aan een kant?
Keer weer! keer weer! o afgeweken Ziele!
Zoo ver van huis, verdwaald in een woestijn,
Daar 't loos bedrog u nagaat op de hielen,
Waarvan het eind de Dood en Hel zou zijn.
|