spreeken wy als reisgezellen van dat allergrootste voorwerp, by ons door Gods genade tot een doel en oogwit voorgestelt, om welks wille wy malkanderen lief hebben, maakende een klein beginsel van de onderlinge vriendschap, die wy eerlange met malkander hoopen te hebben, in de Goddelyke Engelse wereld eeuwig zonder einde, op dat wy zingen en speelen voor God onzen Zaligmaaker, op dat wy van hem eeten en drinken, en met vrede en vreugde verzadigd zyn. Of wy dan wat moeten zuchten en duchten, laat ons dat getroost zyn, 't is om geen vergankelyke idelheid, gelooft zy God dat wy het zienelyke en tastelyke houden, voor een schaduw van het waare wezen, en daarom met de hand onzer begeerte, het uitgesprooten en vergankelyke bloempje voorby tasten na den wortel en oorsprong. Wat zullen wy dan vorder doen lieve vrienden, terwyl wy gebukt gaan, en zuchten onderweeg, wy willen eeten van het Woord Gods, van de liefde Gods, Jezus, zyn beminnelyk barmhertig herte, en met dezen Suiker onze zuurheid verzoeten. Jezus, ô diepste liefde Gods onze beminde, ja onze liefhebbende Beminde als gy met ons zyt, wie zal tegens ons zyn? als gy ons vry spreekt, wie zal ons verdoemen? als wy vrienden zyn, wie zal ons scheiden? als wy U E. lief hebben en gy ons lief hebt, wie zal daar tussen zyn? dat ze dan voorby gaan alle die ons aan U E. zouden doen vertsaagen, beminnelyke Jezus, gy vriendelyk aangezicht der