Geestelyke brieven Jan Luyken GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaar collectie INL ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Geestelyke brieven van Jan Luyken, posthuum uitgegeven in 1714. REDACTIONELE INGREPEN p. IX: in het origineel is drie keer een woord weggeknipt, in de kantlijn staat in handschrift ‘Jezus’ geschreven, dit woord is in deze digitale versie overgenomen. Op de achterkant van deze pagina zijn hierdoor ook woorden weggevallen, deze zijn ook in de kantlijn erbij geschreven en in deze uitgave overgenomen. p. 161: in het origineel is een zin weggeknipt, in de kantlijn staat in handschrift ‘Van de liefde Jezus’ geschreven, deze zin is in deze digitale versie overgenomen. Op de achterkant van deze pagina zijn hierdoor ook woorden weggevallen, ook hier staan in de kantlijn de weggevallen woorden erbij geschreven, deze zijn overgenomen. Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. II) is niet opgenomen in de lopende tekst. [pagina I] GEESTELYKE BRIEVEN, door JOANNES LUIKEN; Aan verscheide zyner goede Vrienden, op bezondere Tyden en Toestanden geschreeven. Inhoudende Veel ernstige vermaaninge tot waare boete, versmaading der wereld, en krachtige voorstellinge om ons te doen verlieven op God, en de Zalige Eeuwigheid. Te AMSTELDAM, By de Wed: P: Arent z. en K: vander Sys, Boekverkoopers in de Beurs-straat, in de drie Raapen. 1714. 2009 dbnl luyk001gees01_01 unicode scans Jan Luyken, Geestelyke brieven. Wed. P. Arentz. en K. vander Sys, Amsterdam 1714  DBNL-TEI 1 2009-02-20 CB colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Jan Luyken, Geestelyke brieven. Wed. P. Arentz. en K. vander Sys, Amsterdam 1714  Zie: https://www.dbnl.org/tekst/luyk001gees01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==III==} {>>pagina-aanduiding<<} Godzoekende Leezer. Hier worden U E. mede gedeeld 128 Brieven, geschreeven door den Zaligen Joannes Luiken. Als zynde de laatste vruchten, die gy van dezen vruchtbaaren boom zult plukken. Wel mag den Propheet David zeggen, van dien man, die zyn lust dag en nacht in de Wet des Heeren heeft, dat hy is als een boom geplant aan waterbeeken, die zyn vrucht geeft op zyn tyd, en welkers blad niet afvalt: Alzo is onzen Zaligen Autheur ook geweest, en heeft veel edele vruchten gedraagen tot in den gryzen ouderdom, en op dat 'er niet een blad te vergeefs zoude afvallen, zo heeft de liefde tot het gemeene nut, en opbouw der vroome ons verwekt, om alle mogelyke vlyt aan te wenden, en deze Brieven van alle plaatsen te verzaamelen, en door den druk gemeen te maaken, doch zyn van den Autheur nooit met dat oogmerk ge- {==IV==} {>>pagina-aanduiding<<} schreeven, maar alleen om dien grooten en klaaren indruk die hy in zyn ziele had, van de nietigheid der aarde, en de grootheid van 't Eeuwige en Hemelse, aan zyn even-mensch zo 't mogelyk was in te prenten, en haar met hem te doen bedenken, dat het waare wysheid is, dus op zyn einde te merken. Deze Brieven dan zyn alle geschreeven, sedert den Jaare 1685. tot den Jaare 1712. de laatste noch weinig maanden voor zyn dood, meest aan zyn hertelyke gemoedsvrienden op verscheide plaatsen, ook aan zyn wel-meenende bloedvrienden, en vyf aan zyn eenige Zoon Casparus Luiken; pag: 104. waar van de drie eerste, krachtige vermaaningen zyn, om hem uit het natuurlyke leven, zo veel mogelyk was, tot boetvaardigheid te brengen, welken arbeid der liefde verzeld met vuurige gebeden, de Heere met zyn milden zegen zodaanig heeft achtervolgt, dat men aan hem waare teekenen van berouw, en bekeering van de doode werken heeft gezien, en een lust om den leevendigen God te dienen, tot groote blydschap zyns Vaders, gelyk in {==V==} {>>pagina-aanduiding<<} de twee laatste Brieven is te zien, zynde zeer hertelyke vertroostingen en aanmoedigingen, om zyn wel begonnen weg, doch ernstig te blyven bewandelen. Wat aangaat dat deze Brieven zonder datums zyn, daar van is dit de reden, wyl onzen Autheur een afgescheiden ingetogen leven leide, en byna geen bemoeijing met dingen van de tyd had, wist hy menigmaal zelfs niet, wat maand of dag men schreef, en heeft hy 't 'er veelmaal niet by gezet. Dieshalven het niet in order konnende volgen, heeft men het geheel nagelaaten, als een zaak daar niet veel aan gelegen leid. Verder behoeft men de Godbegeerige Leezer deze Brieven niet veel aan te pryzen, want gelyk men zegt, goede waar pryst zich zelfs, en die hier een hongerig gemoed toebrengt, zal ondervinden dat dit een Tafel met versterkende spyze is, bequaam om zyn ziele te bekrachtigen, tot de versmaading der wereld en 't eigenwillig leven, dat twee sterke scheidsmuuren zyn, die de mensch uit de gemeenschap Gods houden. {==VI==} {>>pagina-aanduiding<<} Leest en herleest dan lieve Leezer, deze edele Brieven, met zulk een opmerkend herte, dat gy daar door moogt vorderen, om zelfs een Brief van Christus te worden, waardig om in het Boek des Levens ingeschreeven te zyn. Amen. NB. Pag. 79. De 7 Regel staat, onbeknepene eeuwigheid en moet zyn Vryheid, dat de Leezer zo gelieve te verstaan. {==VII==} {>>pagina-aanduiding<<} Op de geestelyke brieven van Joannes Luiken. Schoon vrienden zomtyds zich verdeelen, En wyd gescheiden zien van een, De veder kan die kloove heelen, En maakt hen weêr als mondgemeen, Om aan elkanderen te ontdekken Het diep geheim van iders hert, Weêrzydse deugdlust op te wekken, En hulp te biên in nood en smert. Dit Boekjuweel doet ons beschouwen, Hoe Luikens deugdelyk gemoed Dus met zyn' vrienden spraak kon houwen Van God, van deugd, van 't hoogste goed. O Zielen, die met welbehaagen 's Mans print- en dicht-werk ziet en leest, U word deez' brief-schat opgedraagen, Tot oefening van uwen geest. Hier vind gy troost in droefenisse, Versterking in elende en kruis, Raad in benaauwdheid van gewisse, Aanspooring op den weg naar huis. Hier leert het heilige vertrouwen Op Gods ontferming en genaê, En Jezus liefde veilig bouwen, Die alle oprechten komt te staê. Hier leert de ziel aan God te kleeven, Met de oogen telkens uitgestrekt {==VIII==} {>>pagina-aanduiding<<} Naar 't zalig lot van 't eeuwig leven, Dat steeds haar' lust op nieuw verwekt, Als Luiken, naar om hoog gesteegen, Haar lief'lyk ter beschouwing leid Der volheid van gewensten zegen, Die voor Gods kind'ren is bereid In 't juichend choor der Cherubynen, En doet de waereld in 't verschiet Met all' haare idelheên verdwynen, Gelyk een stip, en enkel niet. O! laat uw hert zich hier vermaaken; En, zo de stof uw' lust behaagt, Maakt, dat dit zaad van nutte zaaken, In u geworteld, vruchten draagt: Op dat gy zelve een brief moogt weezen, Niet met vergangb'ren inkt gemaald, Slechts voor 't uitwendig oog te leezen, Maar door Gods geest, die 't hert bestraalt, In de oogen van den Hemelkoning Behaagelyk van styl en stof, Ontvangbaar in die schoone wooning, Daar vriendschap eeuwig houd haar hof; Die, nooit door scheiding te bedroeven, Nooit angstig voor verzuim van pligt, Geen' briefgemeenschap zal behoeven, Wyl 't zalig tal, in 't zuiver licht, In vreugd, die nimmer zal verdrieten, In reine liefde, eeuw uit, eeuw in, Elkanders byzyn zal genieten, En zich verlusten, eens van zin, Op 't spoor der blyde Hemelingen, Met eenen mond Gods lof te zingen. {==IX==} {>>pagina-aanduiding<<} Op den voornaamsten inhoud Van Joannes Luikens brieven. Joannes Luikens geest, door hemels vuur ontstoken, Geeft ons een held're vonk van Jezus liefde gloed, Tot meerdering van liefde in 't Christelyk gemoed. Wat heeft hy niet al zoets geschreeven en gesproken? Hoe was zyn hert vervuld van Jezus Godes Zoone? In wien hy allesins des Vaders volheid zag, Van deugd, van licht en kracht, en wat hy al vermag. In Jezus vond hy al 't behaagelyk en 't schoone. Dit meld zyn Poëzy, dit melden zyne brieven, Waar in zyn vast geloof, zyn levendige hoop Gezien wierd langen tyd, tot 't eind van zynen loop. Hoe zocht hy zynen God en Jezus te believen? In kindse ned'righeid, in zuiver vast vertrouwen Op 't eeuwig Hemels Goed, waar door hy de idele aard Met haar gewaanden schat zo nietig en onwaard Geacht heeft, dat hy daar zyn hoop niet op dorst bouwen. {==X==} {>>pagina-aanduiding<<} Zyn ziel, door de opperliefde uit Gods geheiligd herte (In Jezus aan den mensch, aan zondaars zelfs vertoond, Op dat die recht gelooft van straffe werd verschoond.) Geraakt, ontlastte zich van zonde en zonde smerte. En hy, zo mild als ryk door Gods genaê beschonken, Gaf uit zyn teder hert, hen die elendig zyn Na het gemoed, vol op dien geestelyken wyn, Waar van hy tot zyn troost, zo dikmaals had gedronken ô Allerrykste God! ô welbron der genaden! Die op het nauwste en weet en kent tot in den grond, Der armen nood en last op heel des werelds rond; Wil doch elk zuchtend hert vertroosten en verzaaden, Stort uwen zegen uit op al uw kind'ren t'zaamen, Geef dat het vlees en bloed van uw gemarteld kind, Hen sterk maake, en al 't quaad geduurig overwind. Wees gy hun borgt en schat? hen al in alles, Amen. P.H.N. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Geestelyke brieven, Van Joannes Luiken, Aan verscheide zyner goede Vrienden, op bezondere tyden en toestanden geschreeven. Eerste brief. Ernstige aanmoediging, tot betrachting van de groote Liefde Gods. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vriend en Vriendin, Nevens dankbaarheid voor genoote vriendschap en liefde, zyt vriendelyk gegroet in de Liefde Jezus, en van hem gezegent tot een hertelyke betrachting der onzienelyke dingen, welke gefondeerd zyn op een eeuwig fondament, zo dat ze nooit haare liefhebbers zullen ontzakken, die het gebouw haarer verschuilinge op de zelve gemaakt hebben, in tegendeel dat het ge- {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} bouw van 't tydelyke genoegen, van de bewerking van den geest dezer wereld, op het losse fondament der aardse veranderinge zich begeeft, veroudert en omver valt, laatende de bewoonders een onaangenaame en verachtelyke ruïn, welke geen verschuiling vindende, worden onder den open hemel van den toorn Gods, overvallen van het onweer des spyts, of bytende naberouws, of ledige heenevaarts, gelyk zodaanige bespiegelinge overvloedig voor ons zyn, en ons mogen dienen als een gestrant schip tot een baken in Zee, gelyk het spreekwoord zegt, dat dan deze bakens nevens alle heilzaame geleidsmiddelen, ons verstrekken tot een wysselyke, en voorzichtigen toeleg, gedraaging en bestier, daar wy zwervende op de woeste zee dezer wereld, om niet verslingert en afgedreven te worden van den rechten, en boven al noodigen streek, aanloopende na de gelukzalige Goudkusten, van het eeuwige onwaardeerlyke Heilland, in 't welke de aankomers vriendelyk ontfangen, en behaagelyk rustende op de vermoeijinge van haaren togt, eeuwige inwoonders zullen zyn, en bezitters van alle de overvloedigheden en zegeninge van dat allerdierbaarste gewest, gelegen buiten het bereik van eenig ongelukkig toeval: onder de beschyning van het vriendelyke licht dat Godt is, en de eeuwige bedauwing van het water des eeuwigen levens, vervult van schoonheden en wonderen, van welke deze wereld met het haare een schaduw is, zynde {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} een getuigenis van haaren oorsprong, gelyk het zegel een getuigenis en uitdruksel is van den inhoud des Zegelrings: welken zegel wy nevens den brief der Schriftuur hebben, ons toegeschreeven van den Allerhoogsten tot een vriendelyke nodiging van den vriend en liefhebber der menschen, welke God is, op dat wy doch langs den weg der verloochening zouden tot hem komen in dat Heilige Land, en het zelve erffelyk en zonder einde bezitten, in eeuwige vrede en vergenoeging, van alles wel bezorgd, ja in alle overvloed, verbonden in aangenaame liefde der zalige maatschappy, onder den lof Gods, in eeuwige verzadiging zyner oneindige zoetheid, en verkwikking zyner omhelzende liefde, nederleggende ja wentelende in alle de wezentlyke weeldens, van welke de menschen hier op aarde, de onwaardige, en haar geduurig ontglydende schaduwe verkeerdelyk zoeken: zoekende heil daar het niet te vinden is, als de geene die dingen zoekt daar ze niet verlooren zyn, en derhalven zich vruchteloos vermoeid, want in de hoek dezer wereld is 't rechte heil en de verzadiging der zielen niet te vinden, maar in het Ryk, waar van de Heere Jezus Koning is, na wiens naam wy genoemt zynde presenteeren, als onderdaanen van zyne regeering: Alzo behoord ons vaderlyk erve ook niet in deze wereld te zyn, gelyk hy zeide, dat zyn Ryk niet van deze wereld was. Wy dan die schoone gelegentheid hebbende, den vriendelyken Brief des vriends bezittende, alwaar ons den weg {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} met vingers aangeweezen word, en met voetstappen voor gegaan is, om het zelve spoor te volgen, zouden wy noch achter blyven, en onbelust op die genade, in het stof en slyk der aardse voorwerpsels blyven zitten? dat zy verre: wy willen onze hielen lichten, wy willen voortgaan op dien gelukzaligen weg, ons niet vergaapende aan de onwaardige dingen dezer tyd die onderweeg zyn, in een gelyke hoop, en overeenstemment uitzien, na dat allerbeminnelykste doelwit van ons eeuwige Vaderland. Wy willen onder malkander langs den weg daar van spreeken en zingen, wy willen ons verheugen en vermaaken, als een voorbereiding van de eeuwige vreugde, die ons over 't hoofd hangt: ô! hoe ryk zyn ze, hoe gelukkig zyn ze, die haar dagelykse toevlucht en steun en leun op God het hoogste goed hebben! hoe schoon is die levens lucht, wat zyn ze bezitters van groot goed, wat toeval zal ze verarmen en uitzetten van haar welstant! wy willen voort gaan goeds moeds zynde, die onze vriend was doe wy van hem afliepen, doen wy de zonde diende, zo dat hy ons achter na liep, die is onze leidsman, en nu veel eer en meer onze liefhebbende getrouwe vriend, nu wy van herte na hem toeloopen, nu wy hem in de armen vallen en aan den hals hangen, begeerende zyn welbehaagen te doen, al is 't schoon dat wy ons onvolmaakt en gebrekkelyk bevinden, daarom moeten wy niet vertsaagen, noch aan de vaderlyke getrouwe liefde van onze beminde twy- {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} selen, als of hy ons van zich wilde stooten, hy ziet tot binnen in de grond van 't oprechte herte, dat gaarn wel wil, en zich daar toe bevlytigt met een waakzaam en aandachtig gemoed, de Heere zegene ons hier toe, en bevestige onzen weg tot hem. UL. Vriend en Broeder. II. Brief. Tot onderhouding van Christelyke vriendschap. Jezus in ons. Waarde Vriendin en Zuster, Ik groet UL. vriendelyk in de naame Jezus, God zy met en in u tot in der eeuwigheid, als wy betrachten het oogmerk en voorwerp, om welks wille wy vrienden zyn, zo is het groot ja onuitspreekelyk van waarde: namentlyk, het eeuwige leven, in het eenige eeuwige goed, zyn wy geen sprankeltjes van dat eeuwige een, en geopenbaarde wonderen, uit het alwezende eeuwige wonder, tot een gemeenschap en vreugdenspel van 't kleine met het groote, en het groote met het kleine, zynde God en de Mensch; de deuren tot dit eeuwige jubeljaar, en altyd duurende Bruilofts-Feest staan ons wyd open, en wy be- {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} wandelen te zaamen den gelukzaligen weg, die op dezelve toegaat, hoewel door des vyands land met voorzichtigheid en waakzaam omzien, wegens zyne pyle, en quaade laagen, ontmoetinge en aantastinge, dat ons doet zuchten en duchten, nochtans is de waarde der hoope groot, door den rykdom des kostelyken geloofs, met het welke wy na 't gemoed wandelen voor het heilige aangezigte Gods in de zoete naame Jezus, niet van verre, als boven den gesternden hemel, maar van naby, als voor de deure des herten, volgens zyn ongedeelde alvervullende tegenwoordigheid, tot welke wy ons zachtelyk neigen met de begeerte des gemoeds. En alzo zyn wy zaamen vreemdelingen in deze wereld, en hoopen op eenderlei erffenisse, als kinderen van eenen Vader, derhalven zyn wy nabestaande Vrienden, verwachtende de volmaakte te zaamen-wooninge, en onbelemmerde genieting van malkanders vredig, en verheugelyk gezelschap, eeuwig zonder einde, voor het zaligmaakende aangezicht van den hemelsen Vader, omhelst van zyne eeuwige liefde, ons vermeidende in zyne wonderen, deze verwachtinge is groot, het is nu lange dat wy malkander niet zagen, nochtans hebben wy malkander met de genegentheid dikmaals bezogt, want wy hoopen malkander in eeuwigheid te zien en te kennen, voor het heilige aangezicht van het licht der Goddelyke Majesteit, tot een eeuwig verblyden in de Engelsche wereld. En ik hoop ook noch eerlang hier op de weg van onze Pelgrimagie, {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} wegens onze onderlinge en nabestaande vriendschap, ten opzicht van God en het eeuwige leven, zo het de Heere belieft na zyn welbehagen in de heilige naame Jezus, als een zien en bezoeken van zynent wegen, in hoope en betrachtinge der eeuwige kindschap, die wy dan verwachten met een dagelyks aanhangen aan hem, tot dat wy uit deze wereld in welke wy, als uit een verborgentheid openbaar geworden zyn verdwynen, en openbaar worden in de verborgen geestelyke wereld, in dat eeuwige wonder, dat God is, en eeuwige wonderen uit hem en in hem te zyn, en alzo met het eeuwig zaligmaakend goed, gemeenschap te hebben, als een eeuwige zaamenvoeging, benevens die onnoemelyke zoetheid der vriendelyke t'zaamenwooning, van die broederschap of gezellige maatschappy der veel duizenden met hunne vriendelyke aangezichten. Zulk een goudmyn, ja zulk een gouden berg is het die wy met malkander beoogen, in verachting van kleine stukjes en brokjes, der wereldse idelheid. God wil ons in dezen zin bevestigen tot aan het einde; vaart wel in zyn eeuwige liefde, en zyt nochmaals vriendelyk gegroet, met UE. Zuster, in de naame Jezus. U E. toegenege Vriend en Broeder. {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} III. Brief. Vertroosting aan een aangevochte Ziel op het dood-bedde. Zeer lieve Beminde Broeder N.N. Een vriendelyke en broederlyke groetenis in de allerheiligste naame Jezus, de Bruid uwer Ziele. Gedenkt in de banden der doodelyke benauwtheid aan de schoonheid van uwen beminde, bestaande in simpele liefde, slaat de armen uwer inner]yke begeerte vast aan haaren hals, zeggende, myn liefste en dreigd my niet, en of deze of geene oproerige in het huis uwes levens-gestalte uw vlekke ende smette des zielen-kleeds wilde aanwyzen, zo verzinkt over hals en hoofd, in het allerheiligste bloed van uw lieftallige Bruid, die uit liefde voor u aan het kruis hing, wyst ze voorby uwes herten deur, die daar zeggen, dat de Bruid u niet lief en heeft, want daar is niets dan uitvloeijende liefde aan haar, hangt dan vast aan haaren hals, zeggende myn liefste en dreigt my niet, tegen het jaagen en plaagen der valse beschuldigers, onze beminde bruid Jezus, is niet verschrikkelyk van wezen, dat men 't ons niet wys laat maaken, ziet haar maar vlak in 't aangezicht, want zy is de simpele liefde, als het pit en het kern der gantse Godheid, zinkt daar op neer, als op het centrum der rustende Zaligheid, blyft leggen als een meulensteen op dat vriendelyke herte Gods, dat alle {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} stormen en winden daar over heen ruischen, ô Broeder N.N. eerlang spraken wy, dat het noch maar om een klein stapje te doen was, en nu staat gy op de kant om in het eeuwige Vaderland over te treeden, hier toe wens ik u als uw Broeder, alle de genade-kracht, die Jezus verdiend heeft uit liefde voor uwe ziele, door zyn bloed en heilige wonden, verzinkt in dezelve tot eeuwige zaligheid, en verwacht ons in het Vaderland, of wy malkander in dit jammerdal niet meer zagen, vaart eeuwig wel in God, zyn hand zy troostelyk op uw hoofd, en voer u door alles, tot in zyn beminnelyk herte Jezus Christus, Amen. U L. Liefhebbende Broeder. IV. Brief. Van de Broederlyke en Goddelyke Liefde. De Liefde Jezus in ons. Van herte zeer Geliefde Broeder, U E. zeer aangenaame schryvens is ons wel geworden nevens het liefde teken, waar voor wy dankbaar zynde, UL wensen uit Gods genadebron een duizendvoudige zegen, hoe zoet is broederlyke liefde, wy hoopen dat het voorspel der {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} Engelen hier in der tyd onder ons zal aanwassen, haar Vader is onze Vader, en wy zyn met haar gebroeders, of schoon ons uitterlyk lichaam een slechten Engel is, zo wil doch de Goddelyke zonneschyn der eeuwige liefde, onze verborgen mensche des herten, door het water des levens her voorbrengen, als een welruikend bloemetje uit de stinkende mest, daarom wyl hy die de waarheid is zulks beloofd heeft, zo zette wy onze begeerte op zyn Vaderlyke belofte in hem, en gelyk ons uitterlyk leven na de vier Elementen hongert, zo hongert onze ziele na God, onzen eeuwigen oorsprong, tot een huis der ziele, en geestelyk lichaam, wy hongeren na wat groots, [weg wereld] Gods Geest begeeren wy tot een leven, zyn bloed voor ons roode goud, en zyn water des levens voor ons blanke zilver, hy is onze schat en rykdom. Vergaderd u geen schatten op der aarde, maar in den Hemel zegt Jezus Christus: die God tot een schat in den hemel zyner ziele vergadert, die heeft wel gearbeid, hy is ons geld en goed, ons huis en hof, onze Vader en Moeder, onze weerga en aangenaame Bruid, en uitverkoore Jonkvrouw, om welkers wille wy arm zyn, want zy was arm om ons op aarde, och! hoe veel heeft de liefste om ons gedaan, en geleeden, zouden wy ze niet lief hebben, en verachten het zichtbaare Alles, om het onzichtbaare Niets, dat het waare Alles is. O liefde vuur Gods, ontsteekt u meer en meer in onze herte, doordringt onze koude met uwe zoete {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} liefde-krachten, en het herte van alle Adams kinderen, op dat zy het eeuwige verderf mogen ontgaan, wy brengen ze alle met onze begeerte in uwe eeuwige barmhertigheid. Hier mede beminde Broeder, zyt hertelyk gegroet, en blyft geworpen in het vriendelyke herte Gods. U L. Toegenege Broeder. V. Brief. Van het geluk der bewandelaars langs de weg der deugden. Jezus de vriendelyke Liefde Gods in ons. Beminde Broeder, U L. aangenaame nevens het mandje met Fruit is ons wel geworden, als een wezentlyk teeken der liefde en toegenegentheid, en ondertussen wense ik U L. hier voor tot betaling de eeuwige Liefde Gods, in de allerbeminnelykste naame Jezus, tot een tydelyk en eeuwig erfdeel, tot een Bruid der ziele, door welks genade wy eeuwige Broeders hoopen te zyn, in een land van eindelooze vrede, na 't welke wy toe treeden, noch maar een korte tyd, want eerlang zal onze Pelgrimagie ten einde zyn, in hoope van als {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} dan te verzinken in dat lieffelyke wezen, waar van U L. in den uwen meld, kostelyk is 't zo grooten voorwerp tot zyn doelwit te hebben, gerekent tegen de beuzelingen der aardsgezindheid. Gelukkige weg, langs welke men zyn eeuwig heil te gemoet gaat. O broeder N.N. hoe veel Jaaren zyn 'er nu alree voorby gegaan, sedert wy malkander in dit vreemde land eerst ontmoeten, en tot noch toe houden wy het aangezicht voorwaarts uitgestrekt, na dat zalig oosten, van waar wy den eeuwigen opgang der allergelukkigste dageraad verwachten, de Heere die ons zo lang geleid en bewaard heeft, hoopen wy zal ons verder ten einde toe geleiden, en behouden, zonder achterwaarts te zien na de Stad van idelheid, van waar wy door zyne genadige hand zo gelukkig uitgeleid zyn, en onderwege heeft ons de Hoogste doen zien, hoe dat hy alleen de enkele puure liefde is, een schoon en beminnelyk weeten, waar over wy ons met reden mogen verblyden, hoe vriendelyk komt zulks de ziele voor, dat zy niet gestrengs of verschrikkelyks van God haar beminde denkt, maar haar hem zelve voorstelt, als een vriendelyke weldoender en Vader, denkende myn liefsten en verwerpt my niet, en gelyk als ik tot hem gezind ben, zo is hy tot my gezind, hoe kostelyk is 't zyn hert hier in te verlustigen, en een hoope te hebben om hier eeuwig in te woonen, dat geeve ons God, onze Beminde, den Liefhebber en behouder der menschen, door de dier- {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} baare verdiensten van zyn Lyden, en allerkostelyksten bloeds, welken onzen wyn zy, tot hemelse Goddelyke vreugde, voorts zy zyn vriendelyk aangezicht over U L. en zyn Heilige Engelen geleide u met alle troost, aan wien wy u beveelen met alle de uwe na lichaam en ziele, van my U L. Toegenege Broeder. VI. Brief. Ernstige aanmoediging. Emanuël Zeer Lieve en Waarde Broeder, Hoopende dat het noch wel zal zyn, wensen wy U L. de kracht en vriendelyke Liefde Gods, tot wasdom van het boompje des Geloofs, de Heere hoopen wy zal alles zegenen, op dat wy stantvastige voortgangers mogen zyn, en voor hem een welsmaakende vrucht worden uit den grond der liefden: Lieve Broeder wy hebben malkander al een tyd lang gekend in deze wereld, en nu kennen wy malkander op een weg die wonderlyk is in 't oog van veele, maar wy weeten wat wy in dezelve zoeken, namentlyk, dat vriendelyke herte Gods, dat wy als ons kostelyk kleinood in onze herte zoeken te vergaaren {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} en te bewaaren, welks heelzaame kracht wy wensen en begeeren in alle ziele tot een geneezing ter eeuwiger gezondheid, of wy dan noch zo verkeert schynen, God kend ons herte, en weet wat wy zoeken, wy zyn hier vreemde gasten, wy zaaijen in 't onzienelyke, alwaar wy hoopen te maaijen, en ons eeuwig te verblyden, vaart maar voort lieve Broeder in een ernstige wandel, hoe meer het onweer en de stormwind van buiten blaast, hoe meer zal zich het liefde-vuur Gods in onze ziele aansteeken, och! dat de Liefde Gods doch valle in alle mensche]yke herte. Gezegent moeten zy zyn alle die ons tegen spreeken, en met zyn eeuwige barmhertigheid overkleed, wy willen maar zegenen, en ons met liefde verweeren, en liefde zaaijen, op hoop van eeuwige liefde te maaijen; zetten wy onze treeden maar voort, God hoopen wy, zal ons in onze ziele sterken met kracht, en in zyn heilig herte verbergen tegen alle gift-pylen des duivels, en straalen des werelds, het vlees en bloed van Jezus zy ulieden spys en drank, ulieden brood en wyn, zyn lichaam worde onze ziele tot een lichaam, en zyn Geest worde onze adem-tocht, onze beminde, daar wy eeuwig mee hoopen verbonden te zyn in liefde, en eeuwig hoopen te looven, te danken, te eeren, en te omhelzen met alle krachten, tot eeuwige Zaligheid, dat verleen ons God, nevens alle zielen, die in tyd en eeuwigheid zyn. Amen. {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} VII. Brief. Tot vertroosting in Geestelyke dorheid. Beminde Vriendin en Zuster, Dit myn schryve is niet uit overvloeijende rykdom, maar een teeken van vriendschap en tocgenegentheid, als een kinderlyke t'zaamenspreeking van ons beoogde doelwit, gelyk Reisgenooten langs den weg onzer vreemdelingschap, door 't tydelyke leven, in 't aardse vlees en bloed, en alzo wensen wy malkander, de geleide van de beminde die wy lief hebben, en daar ons gemoed na vraagd, ô Zuster! dat wy maar voortgaan, op den zaligen weg, laatende de wereld achter onze rugge, als zulke die in dezelve al geleeft hebben, als gingen wy na 't uit-einde, om onze verbeeldinge geen vaste woonplaats van wereldse inwikkelingen voor te stellen, maar dat wy ons houden en aanstellen als vreemdelingen, en zulke die eerlang verhuizen zullen, zettende onze begeerte in de allerbeminnelykste Jezus, op dat zyn liefde in ons gewichtig worde, om over te haalen de dingen dezer wereld, want hy heeft een andere wereld voor ons, in dezelve worden wy genood, om ons eeuwig vast te zetten, en hy zelve wil onze eeuwige Ega zyn, dat ons dan de straalen van de altydduurende Bruiloft des Lams, als een hert verheugelyke dage- {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} raad, in 't geloove en de hoop te gemoed schyne, tot ondergang der schoone schyn, der haast verdwynende aardse dingen, dat wy geduurig het hemelse tot de rechter schaale des gemoeds inlaade, op dat de linker, met de wereldse zaaken te licht worde, zouden wy ons geluk niet vervolgen, wyl 't ons uit genaden getoont is, dat wy vreemd in deze wereld zyn, zo wy de stemme van de goede Herder hooren, en hem in zyne voetstappen als eenvoudige schaapjes navolgen: ô! hoe heerlyk zal de doorwaterde beemde, aan geene zyde der woestyne zyn! dat ons de tegenspreeker niet vertsaage met voorschildering van noch zo veel jaaren levens, wyl men noch jong en in den opgang des levens is, want wy zien de idelheid en onwaarde aller dingen voor oogen. U E. aangenaame aan N.N. is my mede gedeelt, waar uit ik versta verzonkentheid in overtoogen lucht, evenwel schynt de zonne ô Zuster! gy zyt dus niet alleen, maar wyl wy de Liefste uitverkooren hebben, zo blyven wy hem aanhangen, en bevinden wy ons elendig, zo trekken wy onzen geest des willens uit onze verdorventheid, en werpen ze in het vriendelyke herte Gods, wy hangen aan hem, waar zouw hy met ons heen, hy stoot ze niet uit die tot hem komen, daarom willen wy in 't geloove voort wandelen, is het in ons gemoed dor het mag weêr groen worden als God wil, wat weeren wy waar toe het dienstig is, als wy maar met onze lust niet in het leven der natuur {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} en neigen, maar blyven met ons uitgestrekt begeeren in hem, die wy uitverkooren hebben, wy willen hem evenwel naloopen, van dag tot dag, want waar zouden wy heenen gaan? hy heeft de woorden des eeuwigen levens, alzo hangen wy aan het minnelyke herte Gods, welke is Jezus de diepste liefde des Vaders, welke wy in onze ziele trachten te vergaderen tot een eeuwig leven, in hem gebenedyd moeten alle onze begeerte gaan, hy is dat zielen-brood dat uit den hemel nedergedaald is: van hem moeten wy eeten en drinken, en zo wy dat doen zullen, zo moet hy by ons zyn, gelyk hy dan is na zyne beloste: maar waar blyft deze rykelyke bywooning, en overaltegenwoordigheid zyns wezens, zo hy maar een beeldelyke Engel of Propheet is? want dien zelven oogenblik dat hy onze inwoonende beminde is, moet hy 't ook zyn over veel duizend mylen in de tegenwoordigheid des Engels, maar God vervult alles te gelyk, wyl hem dan alle Goddelyke eigenschappen toegeschreeven worden, zo laat ons zyn Godheid kinderlyk en eenvuldig in ons geloovig herte gieten, en niet in een vreemde form van ons verstand, heeft hy knechts gestalte aangenomen, en zich onder de menschen laaten vinden als een mensch, het is om onze afval geschied, laat hy ons in deze vernedering niet te weinig zyn, maar dat wy te meerder op hem verlieven, om zyn vriendelyke, ootmoedige, zachtmoedige, menschlieventheid; hy word wonder of wonderbaar ge- {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} naamt, zo wy dan gelooven dat getuigenis, dat hy God was, of is het ons te wonderlyk, wat by de menschen onmogelyk is, dat is by God mogelyk, zo het zich in ons begrip moet schikken, komen wy in veele te kort, maar wy verheugen ons in onzen Emanuël, God met ons, hy was een Middelaar tussen de Godheid en afgeweeken menschheid, en alzo God en Mensch, hy was de eeuwige liefde des Vaders, en nam de menschelyke eigenschap aan zich, op dat hy ze weder herstelde, en deze geneezing van een op allen drong, hy was in de menschheid de allerhoogste en diepste, zachtmoedige en ootmoedige liefde, des wezens aller wezens, die de ontstooken zondige gestalte in de menschelyke eigenschap verzoenden: hy was dat geslachte offerlam voor onze zonde, hy heeft onze last op zich genomen, en door zyn bloed zyn wy geneezen, ô dat heilig bloed van Jezus Christus des Zoons Gods, dat wy 't door 't geloove in den beker onzes herte ontfangen, op dat het onze Ziele zy tot een allerkostelykste wyn des levens, als een uitvloet van de barmhertige liefde Gods: ô! dat wy den gepredikten Christus vast houden, en of hy in ongezienheid verachtelyk aan 't kruis hing, het was uit liefde om zyn verlooren Bruid, evenwel geloofden de Moordenaar dat hy een Koning was, en alzo wy ook, dat hy echter God was, laaten wy geloovige kindertjes zyn, en geen vernuftige meesters, laat ons Jezus Christus hertelyk lief hebben, als het paareltje der geopenbaar- {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} de wezentlyke liefde Godts, in wien de gantse volheid der Godheid lichaamelyk woond, laat hy, die van eeuwigheid het licht des levens is, ons niet verandert worden, in een kreatuurlyken Engel of Propheet, maar voor onze begeerige liefde blyven, den eenigen gebooren Zoon des Vaders, die hy van eeuwigheid gebooren heeft, baard en eeuwig baaren zal, in dewelke de Vader barmhertig en de loutere liefde is, zo wy dan Jezus bekennen te zyn, de innerlykste zoete liefde des wezens aller wezen, zo hoopen en vertrouwen wy, dat in dezelven zullen zalig worden alle die met hertelyk begeeren na den verborgen God uitgestrekt zyn, en of ze met onkunde, van de rechte waarheid overschaduwt waren, en zelfs Christus uitterlyk niet en kende, waar in wy ons gemoed verzachten, en sluiten niemant uit, ondertussen is het ons dierbaar, dat wy God in Christus, en Jezus Christus voor God erkennen, op dat wy door onze geduurige begeerte van het wezen Gods eeten en drinken mogte, want zeide hy: ik ben het brood des levens, en David zeide, myn ziele dorst na den leevendigen God: Alzo ook wy, hongeren en dorsten na God in zyne aangeboden liefde, welke is Jezus Christus, God met ons, en in ons in der eeuwigheid, Amen. Onze Beminde is over al, als mede onze vyanden draagen wy met ons, wat zullen wy in deze tyden doen, als ons stil in hem te houden, met een uitgaan van ons zelve, alle vroome onder alle, zyn onze Broeders en Zus- {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} ters, en of wy niet te zaamen maar verstrooid zyn, de Heere zal ons in een huis vergaderen, daar het gants volmaakt zal zyn, om by hem en voor hem te leeven, in volle vreugde, eeuwig zonder einde. U E. toegenege Vriend en Broeder. VIII. Brief. Vertroosting aan een kleinmoedige om niet in wanhoop te vallen. Beminde Vriendin, Weest wederom vriendelyk gegroet, U L. teeken van genegentheid is ons wel geworden, waar voor U L. vriendelyk bedankt moet zyn, nevens wensinge van alle goed om te dienen tot eeuwig heil en welvaaren der Zielen. Waar op wy met malkander moeten hoopen. Terwyl de liefhebber der menschen, die boven alle macht is, onze Vader wil zyn. Des Winters, als het dood en dor is, dan hoopt men op het Voorjaar en de aangenaame Zomer; Zo moet gy-lieden doen, en wy ook, want gy zyt het niet alleen: {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} maar laat ons, wy die te zaamen arme Pelgrims, en vreemdelingen, in een vreemd woest land dezes tegenwoordigen levens zyn, ondertussen langs den weg, nooit een ding opraapen, dat nergens goed voor is: Te weeten; Wanhoop; want die is altyd verwerpelyk. Door 't kennen, leeren, en bevinden van onze elende worden wy wel kleinmoedig, en verslaagen, maar houden ons anker der Hoope uitgeworpen in den vasten grond der Goddelyke genade en hulpe, die altyd na onze behoudenis uitgestrekt is, en ons liever wil zalig maaken, als wy zalig gemaakt willen zyn. En alzo hobbelen en tobbelen wy met ons scheepjen, op de woeste en onstuimige baaren en beroerten van de Zee dezer wereld, en des tegenwoordigen levens. Doch de Allerhoogste hoopen wy zal ons te zaamen over voeren, in de behoude haaven van een gelukzalig einde, en in dat eeuwige vreedzaame leven der Hemelse vreugde. Daar toe wensen wy malkander des Heeren zegen, die wil ons te zaamen versterken, om met geduld, dit ons overige korte leven, door te brengen: struikelende en vallende, weer opstaande en voortgaande, leerende uit onze onvolmaaktheid en elende, ootmoedigheid. Dies bidde ik U L: gedenkt, wat ik hier vooren gezegt heb, 't geen ik myn zelven ook zegge: Dat wy doch immers laaten leggen, en nooit op en raapen, een ding dat nergens goed toe is: Te weeten, Wanhoop. Maar 't zy, hoe 't zy; dat wy in kleinmoedig- {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} heid altyd hoopen, op dat oneindige Goed, en door 't zelve een eeuwige goede uitkomst verwachte. Hier mede wens ik U L. welvaaren, tot eeuwige gelukzaligheid. De groetenis aan U L. Zuster. Zyt dan wederom vriendelyk gegroet, en versterkinge toegewenst van de genade des Heeren. U L. Goedgunstige Vriend. IX. Brief. Aan de zelve, van de zelvem materie. Beminde Vriendin en Zuster, De Heilige verdiensten van het Lyden en Sterven des Heeren Jezus Christus, de liefde des Vaders, door welke ik barmhertigheid hoop te erlangen, om na dezen leeve, te komen tot eeuwige ruste, wens ik U L. ook tot een behoudenis der Zielen. Denkt niet, dat het de uwe alleen is, die verdrukt en neder geboogen gaat, (in dit vreemde land,) onder de bevinding, en 't gevoelen, van eigen zelfs onvolmaaktheden, en gebreeken; maar dat zelve moet ons (wy arme Pelgrims alle, die daar meê bezwaart zyn) {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} niet afhouden van de goede hoope, als een anker der zielen, in storm en onweer, in den tocht, en overvaart, van dit tegenwoordige leven. Wy vertsaagen wel aan ons zelven; aan ons doen en laaten, maar moeten dat niet doen aan God, schoon dat wy hem niet vinden noch voelen, en hy zyn aanschyn als voor ons verbergd: Maar in plaats dat wy ons, door valse dryving, wanhoop in de hand zoude laaten steeken, moeten wy het houden voor een verborgen wysheid Gods over ons, schoon wy 't niet kunnen begrypen: Ik weet wel dat zulks zwaar valt, maar geduld, en wachten moet ons het hooft boven houden, die ons gemaakt heeft, en in alles kend, is onze God, niemant is boven hem om hem te beletten aan ons, (als zyn arme, elendige, omzwervende kinderen) weldaadigheid te doen. Voelen wy 't aan ons zelven, dat wy gaarn by hem quamen, zo laat ons ook van Hem gelooven, dat hy niet minder is als wy, in barmhertige Vaderlyke neiging tot ons, dat hy ons gaarn by hem hebben wil: wy zyn nu al zo veele Jaaren door gesukkelt; zyn genade geeve U L., en ons alle vorder gedult, om te hoopen op een einde van vrede, wy hebben noch niet zeer lange geleeden, een medegenoot des Pelgrims wegs, uit dit leven verlooren, die een veeljaarige lydster, en strydster was, ongemeen van onrust, zuchten en duchten: En ten laatste, op het doodbed, was 'er vrede, en het afscheid met een uitgestrekt verlangend gemoed, {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} en de naame des Heeren Jezus geduurig in de mond, zeggende, hoe zal myn moede ziel in u rusten. Die ruste wens ik U L., en ons te zaamen, die nu om onze eeuwige gelukzaligheid onrustig zyn: Wy zyn onrustig, de eene min de ander meer, de eene aldus, de ander alzo; maar de hoope op de eindelinge rust, moeten wy ons niet laaten ontvallen. De Almachtige kan ons helpen, ende diens hulpe wensche ik U L., in alle zwaarigheden, deze weinige regelen heb ik U L. laaten toekomen, hoorende van ulieden zwaarmoedige stand; De Heere Jezus wens ik U L. tot vertroostinge, door zyn bloed en dood en heilige wonden, de rotssteen onzer toevlucht. De Heere zy met u. De Heere ondersteune, en onderhoude u in geduld, in hoope, en geloove op zyne genade. Weest vriendelyk gegroet, en vaart wel tot eeuwige zaligheid. Onze tyd zal hier maar kort zyn. De groetenis aan U L. Zuster, en al de Vrienden. U L. Gunstige Vriend en Broeder. {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} X. Brief. Van de grootheid Gods in Jezus Christus. De hoogste en diepste liefde des Vaders, in de Allerhoogste naame Jezus, zy onze verquikkinge in eeuwigheid. Beminde Zuster, Dewyl het is dat wy malkander ontmoet hebben in de woestyne dezer wereld, daar wy als Pelgrims langs de weg dezer vreemdelingschap trachten te wandelen na het eeuwige Vaderland, en U L. standvastig gemoed in de omhelzinge der dierbaare hoogwaardigheid Jezus Christus my byzonder verheugde, zo was ik geneigd U E. door dezen te begroeten, niet als een Leeraar, maar als een die in kinderlyke eenvoudigheid lust heeft, met zyns gelyke of eensgezinde langs de weg der Pelgrimagie, van het groote voorwerp onzer ziele begeerte te spreeken, en zyn broederlyke toegenegentheid in kleinheid te toonen: want ik ben opgewekt om dat gy myn beminde lief hebt, wie boodschapt ons, dat hy niet zo schoon zy als wy hem belyden, zoude men hem voor ons ontblooten van den eeuwigen glans der beginnelooze Goddelyke Majesteit? dat zy verre, dat is ons geen Euangelium, of blyde boodschap, {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} vloeid iemant over in den lof onzer beminde dat hy spreeke, maar na zyn verkleining luisteren wy niet, ook was ons alle andere lof niet genoegende, zo men niet zeide Myn God, in betrachtinge van het hoogste voorwerp der ziele, welke is de eeuwige almachtige en waarachtige, is hy om onzent wille klein geworden, wy willen hem groot maaken in onze herten, zyt 'er iemant neen, wy verdubbelen ons Ja: deze Paarl moet ons niet ontnoomen zyn, ô de minnelyke Jezus, het geopende herte Gods! de wezentlyke liefde des Vaders, die de doodelyke en smertelyke dorst der versmachte Bruid, met zyn eigen hemels liefde-bloed ten eeuwigen leven laafde, want daar was geen andere welbron in hemel noch op aarde, die haar geneezen kon, zouden wy hem dan niet lief hebben! dien Bruidegom des kostelyken bloeds! ô Zuster der Speelgenooten, gy waart uitgegaan van eenen anderen weg om de beminde beter na te loopen, maar u ontmoeten aldaar eenige gespeellinnen, die boodschapten u, dat uw beminde minder was als gy meende, ook wierd de liefdedaad in zyn bloed veel verminderd: de morgensterre zyner heilige wonden scheenen schier onder te gaan, toen stond gy verstelt op den eenzaamen weg uwer vreemdelingschap, en dorst niet voortgaan met de speelgenooten die u vergezelschappen zouden, en misschien in twyfel, of de eerste dan of de tweede weg het veiligste was, maar de Bruidegom heeft u bewaard in zyne liefde; gy zyt vry gemaakt {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} van onder menschelyke banden, en hoeft u niet weder aan andere te verknoopen, maar laat ons gaan en staan in de algemeene groote gemeente Gods, bestaande uit alle God-beminnaars, onder alle geslachten verspreid op den gantsen aardbodem, welke wy alle voor Broeders en Zusters houden, in hoope en vertrouwen, van met haar eeuwige vreugde te hebben, in de Goddelyke wereld, of wy schoon in dezen leven met weinig ommegaan, wegens de ongelyke Harmony. O Zuster! laat ons dan in onze vryheid eenvoudig voort treeden, en hangen kinderlyk aan God in Jezus Christus, als de geopende fonteine zyner liefde en genade, zonder ons om de vernuft kennis te bekommeren, maar God te bidden om zynen Heiligen Geest. Zo andere van onderzoeken en oeffenen spreeken, laaten wy ons oeffenen in de allereenvoudigste liefde van Jezus, om hem met een onophoudelyke begeerten aan te hangen, en door de begeerte der ziele geduurig van hem eeten en drinken, als van het brood dat van den hemel nedergedaald is, van zyn geestelyk hemels vlees en bloed, als een spyze der vuurige ziele, gelyk een zuigeling aan de borst des moeders, zonder veel weeten, door dat zelve voedsel groeid, laat ons alzo kindertjes zonder veel eigen wysheid zyn, aan de borst der liefde en genade Gods. Christus leerd ons alles verlaaten, laat ons de vernustelyke wysheid daar by stellen, en onze gedachten gevangen neemen onder de gehoorzaamheid van Christus, hy heeft ons {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} de wysheid gegeven dat we in hem gelooven, en die de Zoone heeft die heeft het leven, laat ons, maar met onze geest woelen in zyne liefde, laat Jezus onze adem-tocht zyn in wien wy eeuwig verzuchten, laat ons geduurig met der zielen begeerte eeten van den boom des levens, God in Jezus Christus, van onzen Emanuël, God, met ons, en in ons, gelooft gy niet dat de Vader in my is, sprak de minnelyke mond der waarheid, ja allervriendelykste Jezus, wy gelooven 't dat de Vader het centrum in u is, en daarom als wy u aangrypen, met onzer zielen begeerte, wy den Vader en den Zoone voor hebben, want Gy en de Vader, mitsgaders den Heiligen Geest die van u beide uitgaat, en onze ziele hoopt in eeuwigheid met de geboogen Engelen, dat driemaal Heilig te verheffen, leevende in de kracht des Vaders, speelende in het licht des Zoons, en ademende in het licht des Heiligen Geestes, en in onzen Koning Christus, na zyn aangenoome menschelyke gestalte, woond deze gantse volheid der Godheid lichaamelyk in hem: Halleluja, dat heilige Woord Jezus is het Manna dat van den hemel valt, in de dorre woestyne onzer ziele begeerte, als wy het hooren zo gaapt ons herte daar na, zoude ons iemant onlustig maaken tot den uitgang om dat te verzamelen, zeggende dat het geen hemels brood en was, maar een gemeene spyze? dat ze zwyge die zich daar aan genoege; onze ziele dorstet na God, na den leevendigen God: het woord dat God was is vlees ge- {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} worden, en zyn vlees is waarlyk spys, en zyn bloed is waarlyk drank, dit alles vatten wy in de allerheiligste naame Jezus: want hy zeide, die my eet zal leeven door my, daarom laat ons eeten en drinken, op dat wy leeven, zo zeid iemant van het eeuwige leven, dat het zelven is in den Zoone, hy is het licht des levens in de goddelyke wereld, schynende uit het eeuwige vuur des Vaders, gelyk de zonne het licht des levens in deze wereld is, zonder het welke geen leven en konde bestaan, hy is de zonne der waarheid en de klaarheid Gods; in hem is de Vader barmhertig, vriendelyk en goedertieren, buiten hem is hy een verteerend vuur, laat ons dan uit die geopende fonteine der Goddelyke liefde drinken, en daar by blyven, hy zal ons water des eeuwigen levens geven; ja hy is zelver het hemelse koele dauw-water der vuurige ziele, de liefelyke Bruidegom, of Bruid, de Ega der Ziele, ô de Beminde, als hy gebenedyd in der eeuwigheid zyne discipelen, eens vraagde, wie dat de menschen zeide dat hy was? zo antwoorde zy hem, eenige zeggen gy zyt Elias, eenige gy zyt Joannes den Dooper, of een van de Propheeten, maar hy vraagde haar en sprak: wie zegt gy dan dat ik ben? toen antwoorde Petrus hem, gy zyt de Christus des leevendigen Gods Zoon, en hy antwoorde hem en sprak: waarlyk vlees en bloed en heeft u dat niet geopenbaart: maar myn Vader die in de hemelen is. Nu hooren wy in onze navolging van Christus ook zeggen, {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} van sommige, hy is een Engel, en van andere hy is een Mensch, een Propheet, een Wegwyzer, een gemaakte God, en het verstand, van vlees en bloed wil hem begrypen, maar wie zegt gy, en wie zeggen wy, ô Zuster! dat hy is? den eenigen gebooren Zoon des Vaders, die hy van alle eeuwigheid uit hem zelven niet geschaapen maar gebooren heeft, en met hem zelven eens wezens, en zelver de waare almachtige God is; gelyk hy dan dierbaar van zyn heilige getuigen beleeden word; want wy zyn Christenen en eeren geen Goden, als de Heidenen, noch erkennen geen Godheid die een begin genoomen heeft, maar wat van alle eeuwigheid voor alle beginselen is, was, en eeuwig blyft, en dat is God; of nu iemant zeggen wilde een Zoon moet immers laater zyn als den Vader, die en begrypt het niet; wy meenen geen geboorte die eens geschied is, en dan op zich zelven bestaat, maar een geduurige geboorte, wiens uitgangen van eeuwigheid zyn, gelyk als het licht, uit het vuur geen geboorte en heeft, die eenmaal geschied zynde, daar na op zich zelven staat, maar-een geduurige uitgaande geboorte heeft, en nochtans een geheel andere eigenschap heeft, als het geene waar uit het werd gebooren, met het welke het onveranderlyk, en eens wezens is. Dewyl dan het vaderlyke vuur zonder aanvang, van alle eeuwigheid geweest heeft, zo heeft ook het heilige licht des Zoons, van alle eeuwigheid gescheenen, en dit heilige kind des liefden-lichts is om {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} onzent wille een mensch geworden, op dat hy de verdorve menschelyke eigenschap weêr herstelde, en alzo lief heeft God de wereld gehad, dat hy zyn eeniggebooren Zoon gegeeven heeft, en alzo is God geopenbaart in het vlees, dat is een Euangelium of blyde boodschap, die wy ons door een tegenroep niet ontneemen laaten, ô Zuster weest getroost, en laat u den Bruidegom niet uit den arm neemen, door het beeldelyke vernust, beter in eenzaamheid met de minnelyke Jezus, als dat het water des gemoeds door vreemde beelden in geduurige beweeging zoude staan, zo iemant ons een paarl wil ontneemen, sluiten wy de hand dies te vaster toe, Godt in Jezus Christus is het paareltje onzes herten, wil iemant hem verkleinen, zo moet hy ons te grooter worden; hy is onzen grooten Emanuël, God met ons, en in ons, wie zal ons smaakelyke spyze voor zetten, daar Jezus ontgod word? zal ons de verbeelding van deze verkleining de spyze niet bitter maaken, immers het lust my niet, als Jezus niet het goddelyke hemelse brood en is, wy willen niet achterwaarts na de wet, maar voorwaards na 't Euangelium, en houden ons aan de blyde boodschap, dat de Allerhoogsten zich gemeenzaam met de kleine heeft gemaakt, dat God een mensch geworden is, want het is zyn lust by de kinderen der menschen te woonen, hy is in de gedaante van een mensch gevonden, de menschen gelyk geworden, zouden wy ons dan aan zyn nederige gemeenzaamheid stooten, {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} en hem daarom niet belyden en erkennen voor de Allerhoogsten? dat zy verre, daarom ô Zuster! hoop ik, nu gy het tegendeel gehoord hebt, hy, namentlyk, de bruidegom Jezus, uwe ziele te waardiger en te dierbaarder zal zyn, en worden, uw armen des geloofs vast slaande om de hals zyner eeuwige Godheid, want de buid die men ons ontneemen wil, houd men dies te vaster, en zy word waardiger tot deze standvastige en aanhangende liefde van Jezus der zielen Bruidegom, nevens alles wat tot eeuwige gelukzaligheid diend, wens ik U L. den milden zegen van God, de heilige Drie-eenigheid in de naame des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geestes, in welke volheid des wezens aller wezen, wy met onze begeerte trekken, en ook hoopen te vinden alle eeuwige kreatuuren, die haar herte des levens, aan den onzienelyken God op-offeren, om in eeuwigheid met de Serafynen dat driemaal heilige te herhaalen; het zy dat zy 't hier in dezen leven weeten of niet en weeten, ondertussen geleide ons den Heiligen Geest, door deze woestyne des tydelyken levens, op dat wy onze Pelgrimagie gelukkig moge eindige, en de Allerheiligste Bruidegom der Ziele in zyne eeuwige armen der liefde, en oneindige Zaligheid valle, Amen. U L. Toegenege Vriend en Broeder. {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} XI. Brief. Brief van Vriendschap. Jezus de eeuwige Liefde Gods in ons. Weest vriendelyk gegroet, onderwyle dat wy noch te zaamen op den weg in 't vreemde land dezer wereld zyn, met een overeenstemmende hoope, op het toekomende eeuwige goed, in het land der gelukzaligheid, welks ingangen open staan, voor de arme verdwaalde mensch, hoe gelukkig zyn die, die haar gang daar heenen gericht hebben, terwyl de voorby gaande tyd het geluk des werelds, van zyne bezitters weg sleept, hoe idel en hoe nietig is doch dit tegenwoordige leven, buiten de betrachting van het hoogste goed! maar hoe kostelyk en waardig is het zelve te ploegen, en zaat te werpen, tot een ryken oogst van de vruchten des eeuwigen levens. Wy zyn wel weinig in tegenwoordigheid by malkanderen, doch elk aan zyn hoekje daar hy is, dat groote voorwerp behertigende, hebben wy hoope, om te zaamen vergadert te worden tot een oneindige by een wooning, in volmaakte en onbelemmerde liefde, welke vriendschap ons zeer uitneemende voorkomt, daar wy ze afmeeten door de beginselen van deze onvolkome tegenwoordigheid, alzo met de bolster van dit grove vlees en bloed omgeeven, leggen wy als een zaad in het stof der aarde, om uit te wassen als {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} een schoone bloem in het Paradys Gods, een waardigheid die ons aanzet om voedsel te haalen voor 't zelve, door een geduurige zucht in den verborgen grond, van de overaltegenwoordige alvervullende Godheid, in de heilige zoete naame Jezus, hier toe onderhoude ons te zaamen den geest des Heeren, op dat wy de woestyne dezes levens gelukkig ten einde komen, en in mogen gaan tot het eeuwigduurende Jubeljaar, hier mede wederom vriendelyk gegroet in Jezus naam, de regulen zyn weinig, maar het is tot een teeken en onderhouding van onze groote vriendschap, groot om dat ze wegens de liefde Gods is, vaart wel in zyne genade. U L. Vriend en Broeder. XII. Brief. Van de zelve Materie. Jezus Christus de Zoone Gods, met en in ons. Zyt vriendelyk gegroet, den uitvloed uwer liefde en toegenegentheid, hebben wy neffens U L. vriendelyke schryvens wel ontfangen, heb dank, en zyt vergolden van den eeuwigen uitvloed des Goddelyken wezens in de heilige en beminnelyke naame Jezus. De zegen des Hee- {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} ren geleide en brenge ons te zaamen in het einde onzer overeenstemmende hoope, in dat zalige liefden-licht der Engelse wereld, alwaar wy malkander vriendschap denken te bewyzen, in en met het heilige wezen der wonderen van het hemelse Paradys. In deze hoope wandelen wy door deze wereld der uitgeboorte, als een schets der eeuwigheid, uitgestrekt zynde na den oorsprong der zienelyke dingen, na onze eeuwige Moeder als vreemd in deze landen; immers hoopen wy ons te zaamen eeuwig te vermeiden, in die onophoudelyke wonderen, des oneindigen wezens, der eeuwige Goddelyke geboorte, der heilige Drie-eenigheid, na zulken vreugden-dal leid onze Pelgrimagie, en de weg dezer overtogt is kort; daar van spreeken wy, daar van denken wy, daarom houden wy vriendschap, als snaarenspel op een harmonie, van dien tyd dat wy begonnen na 't zalige Vaderland uit te zien, zyn 'er veel ontmoetinge gevallen, en stribbelingen achter ons, en alzo zal eer lange, de gantse weg der reize dezes levens achter ons zyn, daarom hoopen wy door alle aanstooten op het herte Gods te blyven leggen. O wat een allerwaardigst voorwerp heeft hy die op God hoopt, en te gemoed ziet een eeuwig oneindig vreugden leven, in hem dat oneindige en al vervullende wezen des weldoens, dat zalige en vriendelyke licht, kostelyk is het op zulk een beter wereld te hoopen als deze, ô gelukzalige wereld, die vol van God is! ô gelukkige Inwoonders van dat {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} heilige Land! of wy hier wormpjes in 't stof der aarden zyn, evenwel denken wy eerlange uw groot gezelschap te vermeerderen, ô behaagelyk gezelschap der aaloude heilige, van welke wy hoorde, en ook nooit en hoorde, hoe uitneemende zal 't zyn onder u te woonen, handelende van God, en zyn wonderen, met te zaamen de lieftaalige Engelen! ô zalige wereld, hoe welbedacht zyn ze, die door het geloove voorby dit vergankelyke wezen der uitgeboorte na u uitzien, op de onwankelbaare belofte van de mond der eeuwige waarheid, zulk een heldere en allerschoonsten dageraad verwachtende, wandelen wy te zaamen in goeder hoope onzen weg in de avondschaduwe dezes levens, hoopende en verlangende, dat ons eindeling de Zonne des Zoons Gods, in de goddelyke wereld vervult, tot een eeuwigen en nooit ondergaande dag zal opgaan, en vriendelyk in het vrolyke aangezicht schyne, als wy over den berg dezes tydelyken levens gekomen zyn, daar toe helpe ons God de Heilige Drie-eenigheid, de zelve leide U L. over berg en dal, tot in het hemelse Jeruzalem, God met ons. U L. Broeder. {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} XIII. Brief. Aan de zelve Persoon na dat hy uit een groote krankte was opgestaan. Emanuël. Beminde Zuster, Na vriendelyke groetenis, bedank ik U L. voor uwe uitdrukselen, van Zusterlyke liefde, vriendschap en toegenegentheid gedaan, door U L. aan my geschreeven, daar ik was als dicht aan de oever des doods, doch na 't believen Gods nu wedergekomen zynde, om met myn vrienden noch wat de Pelgrims straat te betreeden. Ik heb overleezen U L. uitdrukselen van liefde, de Heere zy uw loon, en groote vergeldinge, en sterke u op den weg der vreemdelingschap door alle bestrydinge, en temtatie, wy hoopen dat zyn goedheid en wysheid ons alles ten beste zal laaten gedyën, en hy als een voorzichtig konstenaar, het goud des gemoeds in zyn eeuwige hand behouden zal, na afscheidinge des groven aardsen steens, de lelie der Godvruchtigheid staat hier onder de doornen en wast, maar wy hebben schoone hoope dat de hand des Allerhoogsten dezelve eens planten zal in de zuivere aarde des Paradys, bescheenen van den eeuwigen dageraad, en goddelyke zonneschyn des Zoons Gods, {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} en besproeit met de dauw-druppelen van het water des eeuwigen levens, ô heerlyke en onwaardeerlyke hoop en verwachtinge, groot, ja groot is het geluk der geener die op God hoopen, hier tegens gereekent is alles idel. Och! dat dan onze herte uit het stof der aarde verheven zyn, om reeds te woonen by den schat die zy eeuwig hoopen te bezitten, dat wy vreemdelingen zyn in het ryk dezer wereld, gelyk onzen gezegenden Koning Jezus Christus, wiens Koningryk niet van deze wereld was, dat wy niet gehegt mogten zyn aan de dingen dezer tyd, als rechte beminnaars van de eeuwigheid, daar wy onze gangen hebben na toe gekeert: ô de Allerhoogste helpe ons te zaamen, door deze woestyne over berg en dalen, en tot dat gelukzalig einde, daar hy ons door zyn genade toe geroepen heeft, van den weg des verderfs; wy willen ons tot hem geneigd houden, hy is dat eeuwige leven en geeven, zyn genade en versterking zy by U L. wy hoopen een eeuwige maatschappy, na deze korte Pelgrims weg, een liefelyke by een wooning, en om dezer hoope wille zyn wy Vrienden. Vaar wel Zuster, in Jezus Christus het liefelyke herte Gods, zyn verdiensten beklyve op ons en U L. alle, het is my lief om te hooren, dat gy lieden doenmaals zo wel en gelukkig zyt overgekomen. Het is met my na myn gelegentheid mooi, de ziekte is weg, ik heb de voorleede heele week, al dagelyks, den dag door op geweest, het af- {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} scheid was voor 't naast tot in der eeuwigheid, doch het heeft de Hoogste noch anders belieft, en nu zullen wy malkander noch misschien in deze wereld ontmoeten, onderwyle zy de Heere met ons tot zyn welbehaagen, noch vriendelyk gegroet, van my U L. Broeder in de Zalige hoop. XIV. Brief. Noch aan een ander na zyn groote krankte. Jezus de Liefde Gods in ons. Beminde Zuster, Een vriendelyke groetenis in de heilige naame Jezus, die zy U L. tot een eeuwige Inwoonder. Aldus wederom als in een nieuw leven opkomende, en overleezende U L. Brief, aan my op den oever des doods geschreeven, zo vol van Zusterlyke liefde, en kostelyke zegenwensinge, ben ik genegen U L. daar over te bedanken, gelyk ik dan doe, de Heere zy uwen loon, want de zegenwensinge der Godvruchtigen zyn by my geen nietig ding, zy waare my doenmaals kostelyk, het was my doenmaals tot een versterking, dat zo veel vroomen my toegedaan waare, en zo {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} veel goeds wensten; lieve Zuster, aldus was de groetenis en vaar wel van U L. en andere, aan my, voor 't naast tot in der eeuwigheid, en zalige wedervindinge in de lichte toekomende wereld, maar de Hoogste heeft het noch anders belieft, gelyk ook wel eer met u lieden, zo moeten wy dan noch een tyd woonen in het vreemde land, en hy weet wat ons best is, zyn genade geeve ons maar in zyn wille te zyn, en zyne sterkheid verheffe ons geduurig uit het stof der aarde, om altoos te leunen op zyn beminnelyke borst. God die in de Zalige eeuwigheid is, die is ook hier by ons in het vreemde land, en werkt in ons met het spruitje der goddelyke zucht des gemoeds, dat in ons, als midden onder de doornen der helse, en dierelyke eigenschappen staat, zich uitstrekkende, na de zonne en dauw des eeuwigen levens, van welke wy gelooven, dat het spruitje zal op gehaald, en in het Paradys geplant worden. En al is 't schoon dat de duivel in de duisternis van ons vlees woond, nochtans zy by ons het geloove, dat Jezus in de verborgen mensch des herten woond, gelyk de wezentlyke God tegenwoordig in deze wereld woond, of zy schoon vol grouwelen en boosheid is; en alzo lieve Zuster willen wy ons niet te zeer verslaan, al is 't dat wy voelen en bevinden, dat wy by den Godloozen; namentlyk, den valsen zucht, op een molen maalen, op een bedde slaapen, en op een akker bouwen, Jezus de Koning {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} des levens zeide: De eene zal aangenomen, en d'ander zal verlaaten worden, en alzo hoopen wy op de eindelinge scheiding, en van het quaad gezelschap verlost te worden; ondertussen geeve ons God maar die genade, dat wy'er geen maat-schappye mede maaken, maar dat de oorlog en vyandschap geduurig blyve, als tussen het Vrouwen zaad, en tussen het slangen zaad, daar de eene den kop verheft, en de ander op de zelve treed, ondertussen vinden wy onze groote elende, en welk een donkeren nacht het zoude zyn, zo de Goddelyke Zonne niet scheen, maar dewyl zy schynt in het gemoed, zo houden wy ons tot haar gekeert, als een aanbreekende dageraad der zaligheid; welks volle middagschyn wy over ons verwachten, in dat gelukzalige licht dat zelver God is, hoopen wy malkander blydelyk aan te zien: ô groote hoop! en daarom is onze vriendschap die hier om Gods wil beginnende, aldaar in God zelve eeuwig zal duuren, een uitneemend voorwerp, een allerkostelykste hoop. In God te leeven, gelyk wy hier in deze wereld leeven, van welke wy eeten en drinken, in welke wy ademen en gants gemeenschap hebben, alzo ook in de oneindige wereld die God is, niet alleen by, maar in God te leeven, van hem doordrongen te zyn, als een sponsje die in de Zee legd, van hem te eeten, en te drinken, in hem te ademen, en gantselyk gemeenschap met hem te hebben: ô zalige kinderen van dat gelukzalige huis, is deze gantse wereld met zyn {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} veelvoudige wonderen, der figuuren en kreatuuren, der menigerlei gewassen, reuken, smaaken, en verwen, niet een schets, openbaring en afdruksel, van de wortel der eeuwige dingen? in welk een wonder zullen dan die Inwoonders, onder welke wy hoopen te zyn, haar vermeiden en onophoudelyk verblyden, met en van het geduurig voortbrengen, der vruchtbaarheid Gods, wat zullen dat voor fruiten zyn, van welk een sap, wezen en verwe zaamen gelyft, wat zal de reuk en wat zal de smaak zyn? hoe lieffelyk en vriendelyk, zal die maatschappy malkander onthaalen, wat zullen zy spreeken, wat zullen zy zingen! ô hoe groot en heerlyk is 't op zulks te hoopen, en alzo spreeken wy malkander daar van toe, en verblyden ons onderwegen op den weg; lieve Zuster, immers is de weg die wy te gaan hebben maar kort, en wy houden malkander gezelschap in die allergelukzaligste hoop; eerlange zullen wy met veele van deze tyd voorby gegaan zyn als een afgevalle bloem, gelyk als het is met zo veele geslachten die haaren tyd voor ons gehad hebben, maar ô schoonheid, zo wy als de bloem afvalt, gewortelt zyn in dat inwendige eeuwige geestelyke wezen, waar toe wy arbeiden, en God geeve dat het meerder gedye, en ons een goede moed, zo wy zuur en wrang zyn, God is dat eeuwige goed en zoet dat ons temperen moet, daar in willen wy begeeren en zuchten, ja in den suiker, en honing der zoete heilige naame Jezus, dat wy met de honing-byt- {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} jes altyd uitvliegen, in dien hemelsen bloem-hof. God is liefde; en liefde doet niet als goed, ô hoe schoon is 't te weeten, dat onzen zaligmaakende God, alleen het eeuvoudige wezen des goed doens zy, wat een ruimte om ons vrymoedig in die armen te werpen, die alles wat komt omhelzen met Zaligheid. Dat wy dan vrymoedig uitvliegen, tot deze roozen en lelien-hof, en onze Ziele den honing toebrengen. Waarde Vriendin en medegenoot onzer Pelgrimagie, dat eeuwige zoet en goed dat God is, in de beminnelyke naame Jezus, wens ik U L. in het herte, tot een eeuwige balsem der zielse krachten of eigenschappen, om eeuwig te verheugen voor het heilig aangezicht des Goddelyken wezens. Jezus Christus zy uwen eeuwigen Bruidegom, de Heere doe onze goede wensen over malkanderen beklyven: Zyt dan nochmaals bedankt, de Heere loon u over de hertelyke zegenwensinge over my, daar ik doe was als aan den oever des doods, nu moeten wy noch wat te zaamen de Pelgrims weg betreeden; de Heere geef daar toe zyn zegen, en geleide ons door alle gevaar, en alzo hoopen wy een eeuwige by een wooning in de wonderen Gods, en malkanderen liefde en vriendschap te betoonen in volmaaktheid, van 't welke wy hier in de vreemdelingschap een klein beginsel toonen, de Heere zy met ons al te zaamen, dat wy zyn aangenaame kinderen mogen zyn; hier mede vaart wel in God, en zyt vriendelyk gegroet, van my u toegeneege Vriend en Broeder, in de Zalige hoop. {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} XV. Brief. Van de nietigheid dezes levens, en de grootheid des toekomende. Emanuël. Sedert dat wy malkanders aangezicht zagen, zyn 'er weer zo veel dagen afgekort van ons korte leven, hoe snel spoeden wy na de eeuwigheid, in welke onze broeder N.N. zo een jonge bloem, alreede is verzonken, ons nalaatende een gedachtenis van de schaduwachtige voorbygang dezer inwooning in het vlees, wat zouden wy dan anders doen, als betrachten een onveranderlyke erffenis, als den wortel aller dingen, zynde het waare wezen, daar het zienelyke maar een uitgeboorte, en voorbygaande spiegel van het zelve is, of zouden wy met ons gemoed daar in gaan en woelen, dat geen eeuwige wortel en heeft, wat zoude ons aan het einde dan geworden, als berouw en naklaage, daarom willen wy God zoeken, en zetten onze begeerte in hem, laat zien of't niet de beste keur zal zyn, zoude wy verre afgedoolde kinderen, zwervende in zo vreemden Land als deze wereld is, ons niet uitstrekken, en zuchten na onze oorsprong waar in wy van eeuwigheid hebben gelegen, zyn wy geen druppeltjes uit die grondelooze zee? zouden wy niet zeggen, ach onze Vader! ô rust, {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} ô eindelooze rust! hoe wekt en trekt gy onze lust! nu zyn wy noch te zaamen op de vermoeijelyke weg, maar de beminnelyke Jezus zeide: In myn hebt gy vrede, dat dan de uitgangen onzer ziele geduurig tot hem gaan, die ons zo gelukkiglyk wil brengen in ons rechte Vaderland, en ô Zuster, aan weinig reden hoorde ik dat gy ook wist, van innerlyke aanstooten en vervolginge des geloofs, zo hoop ik dat de Allerhoogste, U L. tot een verquikking , en versterking des gemoeds zal ondersteune, om den weg der Pelgrimagie gemoedigt en getroost te bewandelen, en beveele u ondertussen in dat overaltegenwoordige wezen, der Allerheiligste Godheid, in zyn allerhoogste en diepste liefde, welke is Jezus Christus, gelooft en gepreezen tot in der eeuwigheid, welks genade onze arme Pelgrims door dit vreemde land der wereld helpe, in de eeuwige gelukzaligheid zyner beminnelyke omhelzinge. Amen. U L. Genege Vriend en Broeder. {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} XVI. Brief. Van Vriendschap en Troost. Emanuël. Zeer Lieve Beminde Vriend en Broeder, Na dat wy door Gods genade, alhier gelukkig overgekomen, en op onze stel geraakt zyn, zo vond ik my geneegen, om U L. door een klein briefje te begroeten, nevens wensinge van alles goeds, en de inwerkende genade Gods tot de wedergeboorte, op dat wy aangenaam van gedaante worden voor de liefhebber der ziele, die ons zo vriendelyk trekt en noodigt, om te worden erfgenooten van een eeuwig Koningryk, welks gewigt wy hoopen dat in de schaale des gemoeds, hoe langer hoe zwaarder weegen zal, om over te haalen de idelheid en vergankelyke nietigheid, der zichtbaare dingen dezes levens, in de uitwendige wereld, op dat wy vuurig worden, in 't betrachten van de schat die geen dief steelt, noch roest noch mot verderft, noch door geen dood van de ziele word afgesneeden, maar aan en in welke wy ons eeuwig zullen verblyden, lieve Broeder, laat ons maar getroost voort wandelen, op onze Pelgrimagie, en ons houden als zulke die in deze wereld niet t'huis zyn, wy hoopen ons noch eens zo hoog te verheugen in 't Zalige Vaderland: weg wereld, en wereld- {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} se dingen, gy kond ons niet zalig maaken, wy willen God onze lieve Vader aanhangen, als kinderen, want met hem hoopen wy ons eeuwig te verheugen, hy heeft ons lief, en zoekt ons eeuwig heil, waarom zouden wy ons niet laaten vinden, wy willen ons in zyn heilig herte verbergen, voor 't eeuwige onweder, op dat het voor ons voorby bruise. O God! wat een veilige schuil-plaats zyt gy voor de arme ziele, die zo deerelyk vervolgt word, van veele vyanden, immers zet gy de deuren wyd open, en noodigd ze alle tot u, gy wilt niet dat 'er iemant verlooren gaat, waarom zouden wy ons dan laaten ophouden, tot dat den avond valt. De geest des Heeren blaast het glimmende vonkje in onze ziele hoe langer hoe meerder op, op dat wy brandende worden in de liefde Gods, treed maar voort, lieve Broeder, langs het pad van geduld, en overwinninge tegens vlees en bloed, het zal ons aan het einde zo kostelyk wel gevallen, dat wy den weg Christus hebben in geslagen. Eens leeven wy maar, en in dat eeuwige leven willen wy den buit des eeuwigen levens niet verzuimen. God opent ons de oogen, zo willen wy ook niet willens blind zyn, maar voor ons heenen zien, wat weg ons tot een eeuwige welvaart brengt, verzorgt zich den aardsen mensch, wy willen ons ook voor lange, ja voor eeuwig bezorgen, want de Vader bied ons de gelegentheid aan. Gelooft zy God, voor alle genade, zyn kracht en liefde zy ryke- {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} lyk in ons alle, ondertussen zien wy U L. eens te gemoed, en hoopen U L. met blydschap te ontfangen, in onze nieuwe wooning, die God gelieve te zegenen, na zyn heilig welbehaagen. Zyt met uw gantse huis, de Heere in zyn liefde en genade bevolen, terwyl wy U L. vriendelyk groeten. U L. Lang bekende, toegenege Vriend en Broeder. XVII. Brief. Aan de zelve tot aanmoediging. Emanuël. Zeer Lieve Beminde Broeder, Zyt vriendelyk uit broederlyke genegentheid gegroet, de genade Gods zy met U L. en uw gantse huis, tot eeuwiger Zaligheid. Myn voorgaande schryven zal u door N.N. wel behandigt zyn, myn verlangd ook eens schryvens van U L. te ontfangen, tot dat wy malkander eens zien, want het hert is met een gevoelige genegentheid aangedaan, van wegen onze langduurige familiare vriendschap, de lieve God hoopen wy zal ze zegenen tot een eeuwige broederschap, van hier tot in de Engelse wereld, op welke hoope laat {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} ons voort wandelen, in het dierbaare licht dat ons de Heere geeft, altyd onze zielsbegeerte zettende na God onze Vader, en 't Zalige Vaderland, gy zyt noch de eenige confrater, van de oude tyd, gelooft zy God dat wy vrienden zyn op de weg van deugd, om Broeders te blyven eeuwig in het vriendelyke herte Gods, hebt goede moed op de Pelgrims weg, en in de dagelykse stryd tegens de veelvoudige vyanden, die wy in onzen boezem draagen, op dat het ryke Gods triompheere door overwinninge der helse eigenschappen. Groot, schoon, ja overschoon en dierbaar is de prys, daar na wy loopen. O hoe zal de eeuwige ruste zo zacht en wel zyn, hoe zullen wy ons verheugen in den eeuwigen onophoudelyken opgang der wonderen Gods, in de heilige licht wereld, maar geduld, en voortgang, wat ver schynt komt wel eens naby, ondertussen willen wy God aanhangen, als kinderen aan haar Vaders hals, onze gebeden en hertelyke zuchten, in hem zaaijen, op hoope van veel schoone bloemen, en vruchten. Lieve Broeder waar zyn al de Jaaren die wy in kennis gepasseert zyn; als een stroom dryft alles voorby, waarom zouden wy op deze losse zand-grond des uitterlyken levens bouwen, wy willen wyzer zyn, en zoeken een onvergankelyken schat, daar wy lange, ja eeuwig wel van vaaren mogen, de Vader bied ze ons zo vriendelyk aan, waarom zoude wy niet aanvatten, in den tyd van genade, God geeve ons meerder en meerder zynen Heiligen Geest, {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} om te zoeken de veilige schuilplaats van zyn Vaderlyk herte, dat wy ons daar in verbergen voor het onweer des toorns, Amen. Zyt in de genade en liefde Jezus bevoolen. U L. Toegenege Liefhebbende Broeder. XVIII. Brief. Aan de zelve. Zeer Lieve Beminde Vriend en Broeder, U L. zeer aangenaame schryvens van den 9. Mey, is ons naar lang verlangen wel geworden, komt als 't U L. gebeuren mag, maar zo U L. liefst in stilte, gelyk ik wel vertrouw, by ons zouw 't zyn, zo neemt het niet op Pinxster, want dan zal 'er apparent veel bezoek zyn, onderwyle wenschen wy U L. genade en kracht van God, onzen Vader, by wien wy naar 't opgeeven van onzen geest, te zaamen eeuwig hoopen te leeven, in een eindelooze vriendschap, weest getroost op onzen Pelgrims weg, de zalige ruste zal 't al vergoeden, het is zo ver niet, als 't uitwendig ons vernuft voorkomt, eer vyftig jaaren, geloof ik voor 't naaste, dat wy malkander in een andere wereld zullen aanzien, daar geen tyd noch dood de vriendschap scheiden kan, maar goede moed, hy is groot en goed die met ons is, {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} machtiger als alle onze vyanden, laat ons hem maar aanhangen, en of wy ellendig zyn, met onze wille gaan wy in zyn heilig herte, welk de liefde is, wie zal ons daar uit scheuren? de wereld begeeren wy niet, en daar voor danken wy ook de Hoogste, dat hy een beter honger in ons verwekt heeft, zo als de honger is, zo is ook de spyze, God is het waare brood, gelukkig zyn die, die het eeten. Wandelt maar voort lieve Broeder in versmading der tydelyke aardse dingen, gelyk gy doet, en wy ons verblyden, ô hoe veel Jaaren hebben wy al zaamen in deze wereld gewandeld, wy hoopen op een gelukkig en zeer zalig einde, om eindeloos te wandelen daar, in 't waare Vaderland, wy naderen de eeuwigheid, met groote stappen, elke avondstond is 'er een, God geeve ons ooge en wysheid, om op onze voeten te passen, dat wy hem gebenedyd doch op zyn spooren volgen, groet U L. Vader, en Huisvrouw, die wy ook de inwerkende genade Gods in haare ziele wensen, tot eeuwiger gelukzaligheid, en U L. Kinderen, en alle vrienden daar 't pas geeft. U L. Toegenege Vriend en Broeder. {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} XIX. Brief. Aan een beginnende tot aanmoediging. Jezus Christus de Eeuwige Liefde Gods, met ons en in ons. Beminde Zuster, Zyt vriendelyk gegroet, in de allerheiligste naame Jezus onze beminde, welke zy u Bruidegom, en troost in der eeuwigheid, die uwe ziele getrokken heeft van de verderfelyke weg der idelheid, zo dat zy hem naloopt met de innerlyke zucht; wel aan, laat ons in die loop blyven, en hangen hem vastelyk aan, als een daar ons veel, ja alles aan gelegen leid, die dierbaar is in onze oogen, derhalven wy zyn Allerheiligste wil en welbehagen niet zo licht schatten, om daar losselyk over heen te loopen, als zulke die het gewigt des werelds, en wereldse dingen gewigtig is: U L. aangenaame Brief, is ons toenmaals wel geworden; zo is 't ons lief dat gy onder 't kruis en de verdrukking steund en leund, op God uw beminde, en in hem getroost en versterkt zyt, en gy meugt UL. daar over te meer verblyden, denkende dat het om zynent wille geschied, hy is die de grootste en schoonste aller dingen is, het gewigtigste voor- {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} werp. Zyt dan wel gemoed, en blyft by uwen beminnelyke Heere Jezus vast en onverrukkelyk staan, gelyk ik hoope dat wy te zaamen doen zullen, de wortelen van onze inwendige zucht, vast slaande in de onzienelyke grond der verborge wereld der eeuwigheid, en dat beminnelyke herte Gods tegens al het woeden en stormen des onweers, van buiten en van binnen, en wy eindeling na den afval dezer schorse mogen gevonden worden, staande in het zalige Paradys Gods, en op deze hoope willen wy onze begeerte uitbreiden den tyd dezes levens, na de hemelsen dauw en zonneschyn des lichts, dat zelver God is, genaamt Jezus Christus, de eeuwige Zoone der liefde, die grooter is dan alles, en alles met zyn Heilige tegenwoordigheid vervuld, bemind en gepreezen moet hy zyn in der eeuwigheid. Wy zyn op een goeden weg, wy hebben een grooten buit gevonden, wat is het aardse! wy gaan door deze wereld als vreemdelingen, onze erfenis is in een ander land, ja dat allergelukkigste land, daar wy met onze uitstrekkinge na toe reizen, daar wy met onze lust en begeerte woonen, daar onze beminde vriend woond, welke zyn zoekers en vinders, en Inwoonders in eeuwigheid zal zyn, een altydvloeijende fontein des eeuwigen vreugden levens, uit welke onze eeuwige honger der ziele zich zal laaven tot een geduurig verblyden, der Heilige vreugde, dan zal ons het zuchten en steenen dezer Pelgrims weg niet te veel zyn, dan zullen wy zingen van onze {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} beminde, ô hoe groot zat dat heil zyn! en immers hoopen wy daar op, dat, dat wonderlyke eerlang gebeuren zal. Wy willen ons geeven tot de schoot van onze eeuwige Moeder, aldaar heul en trooft zoekende, en eeuwige huisvestinge, en eeuwige verzorginge en bewaaringe, en bevreijinge voor alle quaad, ô hoe zoet zullen wy by onzen lief hebbenden Moeder des eeuwigen oorsprongs aller dingen woonen, speelende in kinderlyke eenvoudigheid, in de ruimte der zalige eeuwigheid, in het vreugdendal der groeijende en bloeijende wonderen Gods, neffens ontmoetinge van zo veel heilige en vreugdenryke aangezichten, der veelderlei Engelen, nu geworden zynde onze Medebroederen, als mede der zalige zielen aller godvruchtigen. Hoe lieffelyk zal die harmoneerende byeen wooning zyn zonder afval of verbreekinge der frisse behaagelykheid en opwellende vreugde, wat zal dat blyde en vergenoegde gezelschap doen, wat zullen zy malkander zeggen? van wie zullen sy spreeken en zingen? hoe behaagelyk, en beminnelyk zal de heilige naame Jezus zweeven, in het geluid des lofs, ja hoe wel zynde, zullen de zalige leeven en zweeven in God, hoe zal de hemelse dag des lichts, dat God is, haar in het blyde aangezicht schynen? ô schoone verwachting, zouden wy niet getroost en wel gemoed zyn, ons bevindende op een weg die daar na toe strekt? en of'er onderwege wilde dieren uit de woestyne van ons zelve, en de spelonke onzes herte op ons aanvalle, laatende {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} haar geweld en grimmigheid zien, wy willen vluchten en zuchten tot de wachter Israëls, dat hy ons behoede, wy willen zeggen lieve Vader, verlost ons van den boozen, wy willen ons door zyn genade niet laaten vertsaagen of verjaagen, maar voort gaan onzen zaligen weg, denkende dat zy, onze huisgenooten onze vyanden zyn, God die het licht uit de duisternisse schept, doet het ons door zyne genade ten goede gedyen, en dat wy ons geduurig in zyn vaderlyke armen werpen, immers is hy God onze God, dat eeuwige zachtmoedige vriendelyke goed, immers begeeren wy zyner, immers loopen wy hem na, alzo willen wy gelooven dat hy met, by en in ons is, na het deel der goddelyke uitbreiding, of schoon de slange noch in onze eigen willige duisternis woeld en krioeld, wy houden 't met den slangen treeder, en zuchten tot hem, wy willen goeds moeds zyn, en laaten ons niet vertsaagen, of'er schoon helse pylen vliegen, maar houden ons met het anker der ziele in den grond van het herte Gods, de eeuwige liefde des Vaders Jezus Christus, onze Koning en beminde vast, hy woone door 't geloof in onze herte, en zy de maaltyd of spyze onzer begeerte, zyn geleide bewaare en versterke u, en zyne waarde zy dierbaar in het oog uwes herte, gelyk hy is, en wy ons daar over verblyden, gelooft zy de naame des Heeren, die ons uit het Egipten der zondelyke begeerlykheid, van onder het Juk des duivels geroepen en verlost heeft, om hem te volgen op {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} den weg ten eeuwigen leven, het welke wy met malkander hoopen te erlangen, door zyne genade, gelooft zy de Heere voor alles goeds, en gepreezen in der eeuwigheid, die ons stelt tot geluk, en verlost uit eeuwige elende, laat ons blyde en wel gemoed zyn, God trooste u in alles, Jezus Christus zy uwe verquikkinge en het Juweel des herten, de tyd gaat voorby, maar de eeuwigheid nadert, en des zelfs zaligheid zal nooit verdwynen, zulks reizen wy te gemoet, dit is een schoone weg, de Heere geleide ons tot aan des zelfs einde, vaart wel in de lieve God, en zyt in de naame Jezus gegroet, U L. mede-wandelaar door deze woestyne, na 't eeuwige Vaderland, en Broeder in de zalige hoop. XX. Brief. Vertroosting aan een aangevochte Ziele. Emanuël. Beminde Zuster, Een vriendelyke groetenis, de Heere Jezus zy uw verquikking en ademtocht der ziele, langs den vreemden Pelgrims weg, tot noch toe be- {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} vinden wy ons te zaamen in dit vreemde land, maar wy hebben gehoord, hoe dat gy als alreede op den oever gestaan hebt, om van hier in het zalige Vaderland te scheiden, en toenmaals het zonnetje van des Heeren genade in uw ziele schynende was tot verheuginge. Doch het heeft de Hoogste en wyste belieft, dat gy met ons noch op den Pelgrims weg moet wandelen, en wy hoopen dat hy ons te zaamen tot aan het gelukkig einde geleide en behouden brengen zal, en of het veeltyds een betrokken lucht zy, evenwel weeten wy dat 'er de zonne is, het vriendelyke aangezichte van de zonne der Goddelyke liefde in Jezus Christus verandert niet, als de zwaare wolk des lichaams, met al zyn nevelen en dampen, eindeling in 't scheiden van hier verdwynt, dan hoopen wy hem te zien gelyk hy is, of zouw ons iemant die hoop zoeken te ontneemen, wyzende op onzen rok, dat hy noch zo veel smetten heeft, wy weeten 't ook wel, maar verblyden ons dat de Beminde een proever van herten en nieren is, en het tedere bloempje des willens en begeerens, dat geduurig uit alle de stank en mest opgaat, kend en ziet: en hy die de zonne der goedheid en zoetheid is, zal het niet verdorren, maar genadig en vriendelyk op trekken. Immers weeten wy de uitgangen onzes herten, waar zy na toe gaan in de geest van deze wereld, of in den verborgen God. Zo wy dan van het onreine tot hem uitgaan, zo gaat hy ook tot ons uit, hy scheide nu het onreine na zyn Godde- {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} lyke wysheid, wy kennen ons zelve niet, noch weeten niet wat wy zyn, als dat wy ons uitstrekken na den oorsprong aller beminnelykheid, en ons eeuwig in hem zoeken te verzinken, en dat zelve begeeren en imagineeren, is zyn genade in ons. O Zuster, wy willen ons als reisgenooten op den vreemden weg der woestyne een weinig vertroosten, denkende hoe de minnelyke Jezus met onreinigheid in zyn gebenedyde aangezicht bespoogen en mismaakt wordende, evenwel van natuur, niet besmet, leelyk, of ongedaan, maar de schoonste van alle was: en wy ook ten deele in het aangezicht van het tot God gekeert gemoed, dagelyks met veele onreinigheden, tegens onze innerlyke wille verfoejelyk bespoogen worde, evenwel van den beminnelyken Bruidegom niet voor zo verfoejelyk of haatelyk aangezien worden, want hy ziet door alles, en kend het bloote aangezicht des herten, dat tot hem gekeert staat, hoewel het ons smertelyk is, en doet zuchten, want wy verscheenen gaarn zuiver en onbesmet, voor onzen beminde die wy lief hebben, maar wy willen ons daarom niet laaten te rug schelden, want wy hebben hem lief, hy is onze beminde, het zy dan ook zo met ons als het wil; evenwel is hy onze beminde; wy willen van hem niet af laaten, zyn wy onrein en bevlekt, wy zoeken van hem gewassen en gezuivert te worden, heeft hy ons dan zo lief gehad, dat hy zyn eigen bloed voor ons heeft vergooten, tot een bad der reini- {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} ging, waarom zouden wy noch vertsaagen, die zo veel gedaan heeft zal meer doen, wy willen wel gemoed zyn, en hem nagaan, en al zouden wy over ons zelven zuchten tot in den dood, want wy willen anders nergens heen, het schoon schynende mom-aangezicht der wereld begeeren wy niet, maar wy begeeren Gods genade, en barmhertigheid, en in de zelve geeven wy onzen uitgaande geest des willens, die uit het kromme verdraaide geslacht dat om ons, en in ons is, tot hem, als in de armen onzes oorspronkelyken Vaders zyn toevlucht neemt, en alzo beveelen wy onzen geest in de handen die zo begeerig na onzer en aller menschen Zaligheid grypen, die handen zullen 't wel met ons maaken, zy zullen ons niet laaten zinken of zakken, daarom houden wy ons aan 't anker van geloof en hoop, het mag waaijen of stil zyn, hier blyven wy vast, God is onze zaak: hem meenen wy, hem willen wy hebben. De minnelyke Heere Jezus zeide, Die in my gelooft zal niet sterven in der eeuwigheid, zo willen wy onze geloofs begeerte tot hem in voeren, en hem door de zelve tot ons trekken, op dat hy het Juweel en deel in de kas des herten zy, op het welke wy bouwen en vertrouwen, tot een eeuwige rykdom, datze dan voorby gaan, die onze huisgenooten in ons zyn, en deze paarel zoeken te ontdraagen, en ontjaagen, wy laaten ze niet los, zy is ons waardig boven alles, en de Heere maakt ze ons noch waardiger. Zuster laat ons goeds moeds zyn, {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} de Heere kend de zyne onder de woeste wilde wereld; alzo kend hy ook het deel des Godbegeerigen willens, onder de omwoonende wederstrevende huisgenooten die in ons zyn. Hy zal 't wel maaken, door zyne wysheid en goedheid, en wy zullen hem eeuwig looven, laat ons dan onze Pelgrims weg al zuchtende voort wandelen, ô hoe zachtelyk willen wy rusten, als wy van het jaagen en plaagen eens voor eeuwig verlost zyn; het is hier doch kort, wy loopen een lieven barmhertigen Vader, en minnelyken Bruidegom te gemoet, in welks genade, en troostelyke geleiding, ik u beveele, met alle die hem lief hebben. U L. Toegenege Vriend en Broeder. XXI. Brief. Vertroosting aan een strydende Ziele. Eeuwig heil van God. Beminde Zuster, Ik groet U L. vriendelyk, in de heilige naame Jezus, den eeuwigen uitvloed en zoetheid Gods. Jezus dat hemelse brood, wiens gebenedyde {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} mond gezegt heeft, Die in my gelooft zal niet sterven in der eeuwigheid, wy gelooven door zyne genade, en zynen Heiligen Geest wil ons geloove meer en meer versterken, om door dien mond des geloofs dagelyks te eeten, van dat waare brood der ziele, en de beminde alzo te draagen in de Schatkamer onzes herte, tot een allerkostelykste waarburg tegens alle onze vyanden, en scherpe vervolgers. Och lieve Zuster en medegenoot, in het zuchtende leven, wy hoopen, dat wy den Heiland in ons hebben, en altyd zullen behouden, die ons door alle vyandschap en wederhoudinge zal doorvoeren, tot in het vriendelyke licht zyner Majesteit, eeuwig bevryd voor de spitse fenynige pylen der vyanden, die ons alhier zo dikmaals raaken, en ons vreeze en tribulatie aanbrengen, beroerende het stille water des gemoeds, dat het met de aarde des gronds vermengt, en verduistert wordende, weer tyd van doen heeft eer de onklaarheid is gezonken, en ons aldus veelmaal in onze Pelgrimschap doet zeggen: Och! en ach! maar daar ô lieve Zuster, daar in dat Vreden-dal, zal de heldere beek der ziele, nooit modderachtig door eenige beroeringe worden, op welk heil wy dan te zaamen hoopen, op dat wy eeuwig in vrede zoetelyk tot God onze beminde gekeert zyn, en hy tot ons, ondertussen laat ons gemoedigt zyn, dan eens beneepen en dan eens ruime lucht, alzo hoopen wy, evenwel de bergen en dalen, van deze onze levens tyd over, en den weg ten {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} einde te komen, in goede hoope van als dan uit den kerker dezes tabernakels, door een opgesloote deure in eeuwige vryheid uit te gaan, in het opene en vrye veld der eindelooze eeuwigheid, en aldaar als lieve Speelgenooten, te zaamen te verkeeren, ja in die eeuwige Zaligheid, vol Gods, vol Jezus, vol des Heiligen Geestes, vol wonderen, schoonheden en lekkernyen, ô God! hoe groot is deze verwachtinge, daar wy 't oog des Geloofs, en verwachtings op gestelt hebben; ô Zuster, ô Vrienden, wat een onuitspreekelyken voorwerp is dit, waarom zingen en springen wy niet altyd van vreugden, maar wy hebben een zwaar blok des uitwendigen vleeses, aan 't been des geestes, als wy van 't zelve ontkluistert worden, dan hoopen wy ons uit te laaten in vreugden; ô ja! beminde Zuster, wy hoopen op groot goed, ondertussen geeve ons God, een groen uitspruitseltje ten wasdom, uit elken stryd en beneepenheid des gemoeds, God geeve dat het alzo zy, schoon wy 't alzo bevindelyk niet en weeten, God geeve dat wy door al het jaagen en plaagen van den duivel, ons te meerder tot God jaagen, ja onze lieve God doe het ons al ten besten gedyen, in de Heilige naame Jezus, door zynen H: Geest die zy met u, en in u, tot in der eeuwigheid, vaart wel in 't herte Gods, en weest noch eens gegroet, in de heilige naame Jezus van my. U L. Toegenege Vriend en Broeder. {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} XXII. Brief. Een verblyding in de Hoope op 't toekomende. Jezus de Eeuwige Liefde Gods. Beminde Zusters, Een vriendelyke groetenis in de naame Jezus, tot beklyving van eeuwige gelukzaligheid, wy bevinden ons te zaamen in het wezen der wereld, uit de groote verborgentheid des eeuwigen eens openbaar geworden zynde, tot een wonder eener zelfstandige kreatuur, niet als een geheeld wezen, maar met eigenschap, om zyn maaker of oorsprong te kennen, en tot eeuwige vreugde te beminnen. Hier staan wy nu als verdwaalde kinderen in een vreemd land, wy die malkanders aangezichten hebben leeren kennen, onder de veel duizenden der geenen, die de aarde bewoonen, en wy zien het vriendelyke aangezicht van onzen Vader niet, maar zyn te zaamen eens zins, ons uitstrekkende na de eeuwige oorsprong, die ons voortgebragt heeft, uit de eeuwige natuur des eeuwigen eens, op dat wy een speelen en queelen, en deelen zoude zyn, in de openbaringe zyner liefde, welke is de ongebeelde Jezus, en op zulk een grooten Zaligheid, is 't dat wy met malkander hoopen, en om des zelfs {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} wille zyn wy vrienden, door 't geloove te gemoet ziende, een eeuwige vriendschap, nevens het genot der Goddelyke omhelzinge, om malkanders aangezichte te kennen, gelyk wy die in deze wereld gekend hebben, zo ook in die Goddelyke licht-wereld, bescheenen van den eeuwigen dageraad der vriendelyke geboorte, des Zoons Gods, te zaamen handelende, van dat eeuwige wonder dat God is, en van de wonderen die uit hem in het licht des hemels opgaan, gelyk hier in deze wereld, in het licht der zonne, het welk een schaduw is van het eeuwige, met al zyn zichtbaare wezens. O! groot is die verwachtinge, van zulk een vermeidinge, en uitbreiding in het huis en hof onzes Vaders, zonder eenige kommer of slommer, in stille zachte vrede, en gerustheid, voor eeuwig in de onbezorgde kost, en overvloedige weelde; ô Roozen en Leliëndal! doorwatert met klaare beeken, hoe gerust zullen uw schaapjes, in haar verzadiging neder leggen, gedooken in het wel ruikende kruid, ô schoonheid en liefelyk wezen! zommige trachten het lichaam te versieren, met droppeltjes der edele steenen en diergelyks, en andere zoeken een gants lichaam van diamant, of edelheid, in zodaanigen hemelsen verklaart lichaam van Goddelyk wezen, van het vlees en bloed Jezus Christus, hoopen wy malkander te ontmoeten, en te begroeten, te kennen, en eeuwige vrienden te zyn, in het genot aller weelde, en vriendelyke byeenwooninge, en mededeelzaamheid, tot vreugde {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} en blydschap, en verquikkinge, aangenaame zaamenspraak, en geestroerende lofgezangen, God beschouwende van aangezicht tot aangezicht. Het is dan niet weinig dat wy verwachten, en om welks wille wy vrienden zyn: stond iemant om alzo natuurlyk te spreeken, eerlang een koningryk te be-erven, hoe groot scheen dat geluk? en wat is zulks tegens ons voorwerp, en heil, dat wy te gemoed zien en met verlangen verwachten; wy arme wormpjes, zittende in het stof der aarde. In onze geringheid hebben wy ons herte gezet op zo grooten goed, dat ons niemant ont-erven kan, de vriend der toegenegentheid, is de Allerhoogste, die 't ons belooft, en uit Vaderlyke liefde geeven wil. Ondertussen bevinden wy ons te zaamen in de vreemdelingschap op de weg van Pelgrimagie, daar noch ach! en och! gebooren word, daar wy noch te letten hebben op onze voetstappen, en om te zien na onze vyanden, doch wy hoopen dat de goede God ons helpen zal over alle bergen, en door alle dalen, gelyk hy ons tot hier toe genadig geholpen heeft. Heb dank voor U L. schryven en alle liefde, God zegene U L. voor toedraagende genegentheid, gelyk ik dan ook hebbe, wegens onze overeenstemmende zucht tot God in Jezus naame, dat brood des levens zy ons te zaamen een spyze in der eeuwigheid, gedenkt myner voor den Heere, en vaart wel; het blyft 'er by dat wy een groot heil verwachten, en wy onder- {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} tussen den Heiland, in de heilige naame Jezus aanhangen, tot dat wy den eenen voor en den anderen na van hier scheiden, en eeuwig met malkander in hem leeven, en hy gepreezen en gelooft in der eeuwigheid in ons leeve. Immers is onze vriendschap van groote waarde, immers heeft zy een groot voorwerp, vaart wel in God. U L. toegenege Vriend en Broeder, in de Zalige hoop van eeuwig wel zyn. XXIII. Brief. Van Vriendschap. Eeuwig heil door Jezus Christus. Beminde Vriend en Broeder, Veele woorden om aan U L. te schryven, en heb ik niet, maar genegentheid om U L. vriendelyk te groeten, en te wensen den vordere zegen des Heeren, tot versterking en behouding op den weg der gelukzaligheid, om eindeling te erlangen dat eeuwige goed, na veele voetstappen, op den voorgenomen weg, komt eindeling den laatsten, gelyk wy nu een vers voorbeeld hebben aan onzen ouden vroomen Vriend N.N. door U L. zo onlangs noch bezocht, welke zyn weg van Pelgrimagie, en des zelfs moeijelyk- {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} heden heeft voleindigt, en hoe schoon om aan te gedenken, wegens de nagelatene geur, van oprechte en hertelyke deugd, hoe gelukkig is zulk een afscheid uit deze wereld. Met deze zal ik U L. dan ook de hertelyke groetenis doen van N.N. de Heere de opperste Herder, weide en behoede alle zyne Schaapjes, die wyds en zyds, zo hier en daar aan alle plaatse over de aarde verstrooid zyn, tot dat hy ze vergadere, en zy te zaamen eeuwig weide in de grazige doorwaterde beemden, der gelukzalige eeuwigheid, daar zy voor altoos voor gevaar des wolfs zullen bevryd zyn, op dat zy onbekommert neder leggen, en opstaan, tot dit getal hoopen wy ons te houden, om te hooren na zyn gebenedyde stem. Vorder beminde Vriend, is 't hier met de vriende noch wel. De vriendschap om de opperste vriend Jezus, is zoet in zyn beginselen, hier in 't Land der vreemdelingschap, maar wat zal ze groot en volkomen zyn in het hemelse land der Zalige Burgerschap, de vaste wooninge des vredes, en der onophoudelyke vreugde, dit voorwerp behoude ons te zaamen, in de gelukkige hoop, en 't geduurig uitzien; Zo 't de Heere belieft hoopen wy malkander weêr te zien, en wy verblyden ons UL. aldus te kennen, met een leevendig vermaak des gemoeds, en ziende op 't onzienelyke. Vaart dan wel beminde Vriend, en Broeder, in de genade des Heeren, en zyt nochmaals vriendelyk gegroet, in de heilige zoete {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} naame Jezus, de groetenis aan U L. Huisvrouw, ik wens haar dat heil, dat zy noch ter laatster uure met haar herte mag toe treeden, tot den wyngaard des Heeren, en alzo een penning ontfangen. U L. Vriend en Broeder. XXIV. Brief. Tot versterking voor een kleinmoedige Ziele. Emanuël. Beminde Zuster, Uw' aangenaame is ons wel geworden, de Heere Jezus zy U L. deel, en doordringe uw herte: hoe zoet is de liefde om zynent wille? en wat verwachten wy een loffelyke, en liefelyke byeen wooninge van onderlinge vriendschap in de Goddelyke wereld! of zoud ge wel antwoorde; Ja die daar komen, en deelgenoot zal zyn, want ook heb ik uit UL. Brief aan N.N. gehoord, hoe gy den weg van Pelgrimagie met zuchten en klachten bestrooid, zo gy dan zo arm zyt, wel aan laat ons te zaamen gaan, myn rykdom is zeer weinig, evenwel heb ik hoope, dat vriendelyke aanschyn des Vaders, eenmaal te {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} aanschouwen. Terwyle willen wy ook gedenken, dat den armen het Evangelium verkondigt word, en in 't bevinden onzer elendigheid, betrachten wat de liefelyke mond zeide: Waart gy blind zo had gy geen zonde, en dat de kranke den Medicyn-meester van doen hebben. Wy willen tot de vriendelyke Jezus zeggen: Ja Heere, wy weeten 't wel, dat wy arm en elendig, kreupel en melaats zyn, wy zyn niet vroom, maar gy zyt vroom, komt vervult ons, komt woond in ons, geneest ons, dan zullen wy geneezen zyn. Wy willen hem naloopen, wy willen van hem niet aflaaten, en al zouw het duuren tot aan het einde des levens. Ook weet gy wel Zuster, hoe onze uitterlyke mensch een woestyne, een roof-slot des duivels is, wat vliegen 'er al pylen door ons hert, dat ons doet zeggen, Ach God! ach Vader verlost ons van den boozen, alle uwe klachten zyn my geen vreemde zaake, en gy behoeft niet te vraagen, of'er wel meer zulke zyn als gy lieden, ik ken 'er by myn zelven een daar veel distels en doornen wasten, maar evenwel willen wy onzen God begeerende wille, door de Zonne des eeuwigen levens, uit den dorren akker, als een spruitie verwekt, geduurig t'hemwaarts uitbreiden, en of'er eens onweer en donkere wolken den hemel betrekken en bedekken, het zonnetje breekt wel weder door. Zouden wy 'er niet komen daar wy gaarn waren, dat zy verre: zouden wy of gy op den weg bezwyken, dat hoede die liefhebber der menschen, die goe- {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} de getrouwe Herder, dien gekruiste bloed-roode Jezus, dien Bruidegom der zuchtende eenzaame zwervende Ziele, in 't wilde woud, van vlees en bloed. Immers is de beminde niet verschrikkelyk, waarom zouden wy vreezen voor zyn Majesteit? of zyn wy te onwaardig en voor hem walgelyk in onzen bezoedelden rok? maar hy is Jezus, Jezus de eeuwige liefde Gods, zo wy vuil zyn, dat zyn bloed en water ons wasse; en de dorstige moet niet van de Fontein afgaan. Konnen wy dan niet meer als voortyds bidden, met beweegelyker herte en vloeijende traanen, dat wy doen zo als wy zyn; zuchten en verzuchten, kan de proever van herten en nieren wel verstaan. Zuster gy weet het en gedenkt, dat, God is liefde. Zo zich de macht der tegenpartyschap, als het ryk der helle, en het ryk dezer wereld scherpen en verheffen, laat 'er ons wat goeds uit hoopen, en hangen alzo onaflaatelyk aan het woord Gods, zonder ons te laaten neder werpen, door hem die ons zoekt te verschrikken, en te verstrikken, de bullebak jaagd het onnozele kind, te meerder na zyn moeders schoot. Ach onze eeuwige oorsprong! waar zouden wy anders heen? en is 'er ook een andere wille in haar, als om ons te bewaaren. {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} XXV. Brief. Van de nietigheid dezes levens, en de grootheid van 't toekomende. Jezus de Eeuwige Liefde Gods in ons. Beminde Zuster, Weest vriendelyk gegroet in de waardige naame des Heeren Jezus, dezelve zy over het gewas, onzer geestelyke of Goddelyke begeerte des gemoeds, een gezegent dauw-water des levens, tot opqueekinge, onderhoudinge, en een eeuwig voedsel, om niet te verdorren, te vervallen en te verderven; gelyk het schoonschynende bloempje der aardse begeerlykheden, in 't sieraad van het wereldse vlees behaagende wel zyn, na een korte fleur verslenst, en van geender waarde word, of door dees of door die toevallen, of anders onvermydelyk door de guure koude vlaag, des naaren doods, die haastelyk een einde maakt, van des zelfs sierelyke praal, want alle vlees is als gras, en alle heerlykheid des menschen als een bloeme des gras: het gras is verdord, en zyn bloeme is afgevallen, de wereld gaat voorby met haar begeerlykheid, maar die de wille Gods doet blyft in der eeuwigheid; alzo hoopen wy ook in deze betrachting te blyven, van de wille Gods {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} te doen, dewyle het ons lust te blyven in der eeuwigheid, een blyven in de liefde en het licht Gods, een gelukzalig blyven in een onophoudelyk bloeijend, vrede en vreugde leven, gewortelt in Gods kracht, en bloeijende in Gods licht, in de eeuwige Paradys-wereld, in het ryke der heerlykheid Gods: bescheenen van die Zon, in wiens naame ik U L. gegroet hebbe, en wiens dauw ik over het gewas van U L. gemoed gewenst hebbe: namentlyk, Jezus de Zoone Gods, dat hemelse brood, en dien hemelsen wyn, onze herts-vriend, onze boezem-vriend, onze speelgenoot, onze beminde, en Ega in eeuwigheid der eeuwigheden: ondertussen willen wy met het gewas der Goddelyke uitgestrektheid, als een lelie staande onder de doornen, dezer tyd, en dezer stryd, ons na hem die onzen open hemel is uitstrekken, onzen wortel des geloofs, vast slaande, en met de zelve ons vast houden in de grond der onzienelykheid, uit welke alle zienelyk voortgekomen is, om niet om ver geslingert te worden, door deze of geene vlaagen, komende uit den vyandelyken hoek; met onze bloemen der hoope verscheenen in de vrye ruime lucht van toeverlaat op God. Aldus hoopen wy te staan tot ons de Heere besluit, in de tuin van 't eeuwige verblyf, buiten alle quaade of gevaarlyke toevallen dezer tyd. Hier mede beminde Zuster, weest nochmaals in Jezus naame gegroet, en in zyn liefden bevoolen, ondertussen verwachten wy U L. aangezichten, al- {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} hier eerlange te zien. De vriendelyke groetenis van N.N. U L. Vriend en Broeder. XXVI. Brief. Van Vriendschap. Versterking van den Heere. Beminde Vriend en Broeder, Na vriendelyke groetenis, zo weet dat wy den uwen van den 19. August. wel hebben ontfangen, daar uit verstaande U L. toestand, doch gelyk als U L. kruis ons leet is, zo is ons van de andere zyde lief, U L. versterking, en steunsel aan den Heere, van welks genade, wy u dan vorder wensen, zegen tot standvastigheid, in de oeffeninge des gedulds, by de veelvoudige voorwerpsels, die U L. over deze kant ontmoeten. Ondertussen denkende, dat U L. dagelyks verlangen zoud, na antwoord, heb ik niet konnen nalaaten, dezen Brief u toe te laaten komen, tot onderricht, alhoewel myn gemoed, voor 't tegenwoordige niet en stond om te schryven, deswegen ik ook verzoek, niet qualyk te neemen, dat het weinig regelen zyn, ondertussen, gelyk boven gezegt is, zy de genade des Heeren met u lieden, op {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} den weg van Pelgrimagie, langs welke wy wandelen over hoog en over laag, doch bekomende een behoude overkomst, en gelukkig einde, zal 't wel zyn, op dat wy eeuwig rusten in vrede, en ons vermeiden in blydschap in de wonderen des Allerhoogsten. Hier mede vaar dan wel, nu weest dan gesterkt in geduld en lydzaamheid, afwachtende, een goede uitkomst van den Heere, de Liefhebber der menschen. U L. Vriend en Broeder. XXVII. Brief. Van Vriendschap. Jezus in ons. Beminde Zuster, U L. uitdrukselen van vriendschap, en zegenwensinge, met zaamen het liefde-teken, is ons wel geworden, de Heere zy uw loon, zyn vrede zy u eeuwig erfdeel, op welke wy met malkander hoopen, en in dewelke wy eeuwige vriendschap te gemoet zien, die wy hier onderweeg begonnen hebben, daar wy gasten of vreemdelingen zyn, weest dan ook in het afwezen des lichaams, op deze wyze langs het pad van Pelgrimagie, vriendelyk ontmoet en begroet, in de {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} dierbaare, zoete heilige naame Jezus, dat brood des levens zy ons een eeuwige spyze, ô Zuster, hoe groot en schoon is ons voorwerp, hoe waardig is onze reis, immers zal dit tydelyke leven maar kort zyn, hoe allerbest is het te bouwen op een eeuwig fondament, hoe behagelyk is het te gedenken aan onzen lieven Vader, en ons Vaders huis, aan die eeuwige ruimte, daar zal het herte niet meer bekneld zyn, maar zich uitbreiden in vreugde en vrede. Wat hebben wy al leevendige mede-getuigen van het ryke Gods, dat het naby en in den mensch zy, gelyk onze waardige broeder N.N. die deze Pelgrims weg voor onze tyd bewandelt heeft, van het heilige wezen, en de nabyheid of tegenwoordigheid der eeuwige dingen getuigt heeft, het welke wy dan door het geloof bevatten, en ons daar over verheugen, hoopende eerlange in die verborgen wereld openbaar te worden, na dat wy in deze openbare wereld verborgen geworden zyn, met het afleggen van het lichaam, om aldaar eeuwige wonderen te zyn, in dat groote wonder, dat God is, en ons onder malkanderen te verblyden, en te vermeiden, bevriend met Jezus de eeuwige Liefde Gods, dat is de Stad waar heen wy reizen, het land waar heene het ooge van ons gemoed na uit ziet, van den eenen dag tot den ander, en dat hoopen wy te doen tot aan het einde, daar toe helpe, en bevestige ons de genade des Allerhoogsten. Vaart wel lieve Zuster, in de genade des Allerhoog- {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} sten, Jezus de eeuwige liefde Gods zy u Vriend tot in der eeuwigheid, en maake ons tot vrienden in der eeuwigheid, weest noch eens vriendelyk gegroet, tot dat wy malkander weder zien, als het de Heere belieft. U L. Goedgunstige Vriend en Broeder. XXVIII. Brief. Tot onderhoudinge van Vriendschap. Versterking en Troost van den Heere. Beminde Vriend en Broeder, U L. aangenaame schryvens van den 18. Februari, is ons wel geworden, en wy scheppen daar uit blydschap over den zegen der vergenoegzaamheid, en sterkte in den Heere tot tegenweer der quaade, die het leven op den weg dezer doortogt ontmoeten, en u lieden wederom vriendelyk groetende, wensen wy U L. vorder de geleide van de hand des Heeren, op dien zo zeer gelukkigen weg der godvruchtigheid, welke af liggende van de behaagelykheid des werelds, met al haar idele en als rook verdwynende omstandigheden, zyne bewandelaars door eene ge- {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} duurige afkorting voerende is, na dat allerhoogste voorwerp der eeuwige gelukzaligheid. Alwaar wy dan oneindig zaamenwoonders hoopen te zyn, in dat zo volmaakte huis, en hof onzes hemelsen Vaders. Voor eenige korte tyd, is overleeden N.N. alzo verlaat het menschelyke leven telkens den een na den ander dit land des tyds, tot dat het ook kome aan ons, daar is dan geen nutbaarder betrachting voor elk als om zich te scheiden van het tydelyke, na het eeuwige, op dat de oplossing der ziele, van het lichaam, onze vryheid mogte zyn, daar toe zegene en helpe ons de Almachtige, in de heilige naame Jezus, door zynen Heiligen Geest. Het is ons zeer lief, dat U L. levens Schip, op de ongestuime Zee dezer wereld, onder de stormende toevallen, zyn anker der hoope gevat zy in den Goddelyken grond, op dat het moge voor schipbreuk bewaard zynde, na het onweer des stryds dezes tyds, voor wind behouden aankomen, in die allerrykste haven, des eeuwigen levens. O hoe zoet zal het zyn, als broeders deze gevaarelyken togt afgedaan hebbende, in de eeuwige veiligheid te zaamen woonen, in vrede en vreugde, by den lofzang, en wonderen des eeuwigen wonders, de fonteine van alle stroomen. Daar op is dan onze gezamentlyke hoope, welke de Heere zegene. Ondertussen dan, eer wy malkander in tegenwoordigheid ontmoeten, zo vaart wel, in de genade des Heeren, zyn sterkheid en troost, zy {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} met u lieden, en weest wederom gegroet met de uwe. U L. Vriend en Broeder. XXIX. Brief. Van de nuttigheid der verdrukking. Troost en versterking van den Heere. Beminde Vriend en Broeder, Weest vriendelyk gegroet, de genade des Heeren ondersteune U L. op den kruis-weg, onder de moeijelykheden, zyt gedachtig dat alles ten einde loopt; en het is my aangenaam, dat U L. deze weg van verdrukking, ook opmerkt, en aanneemt, als een bestier van de Hoogste, de liefhebber der menschen, niet zo zeer een beminnaar van haar uitwendige deel, zynde de schors, als wel van haar inwendige deel, zynde de kern, gelyk wy ook meer beminnaars van de pit zyn, als van de buitenste dop, ja wy werpen de zelve weg, en de vruchten werden gekneust, en geperst om den olie daar uit te krygen, welke anders niet te voorschyn komen zouw. Alzo hoopen wy van de knelling uwes herten den vloed der Godzuchtige olie, op dat {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} dezelve diene tot een voedsel van het licht des gemoeds, ja van de lampe der eeuwige gelukzaligheid, om in den dood niet uitgeblust te worden, maar eeuwig te lichten voor het heilige aanschyn Gods. En dat gebeurende, hoe veelmaal beter is dat, dan of het herte in onbeknepene eeuwigheid leggende, geen van dezen olie quam voort te brengen. Heeft U L. in den eersten overkomst, aldaar ter wel eer gemelde plaats, een lieffelyken aanblik der genade bevonden, voor welke de wolke geschooven zyn. Wy weeten dat de aangenaame Zon, niet weg is van zyn gewoonelyke plaats, of schoon door betrekking der lucht voor onze oogen verschoolen, het zy U L. dan, tot een vertroostelyk aangedenken, op de hoop van eens de volheid, van het ontdekte aanschyn des Heeren te genieten, als alle nevelen en dampen zullen verdweenen zyn, tot welke geschiktheid der zalige hoop, de Allerhoogste in de heilige naame Jezus, door zynen Heiligen Geest, U L. en my, op dat ik zegge ons, helpe, sterke en bevestigen wil, op dat wy arme Pelgrims, en zwervende vreemdelingen, door de woestyne dezes tegenwoordigen levens, eindeling en ten laatsten mogen afgelegt hebben, alle de moeijelykheden des wegs, aangekomen zynde, in dat zo gewenste en zeer gelukzalige Vaderland des vredens, om aldaar met malkanderen te woonen, en ons te vermeiden, en hoogelyk te verblyden, in de wonderen des Allerhoogsten, groot en {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} overgroot is deze verwachting; gelyk als zo veele jaaren onzer kennisse afgeloopen zyn, als voorby gedreeven water, en maar eene droomachtige nagedachten laat, alzo zal het gantse leven eerlange verdweenen zyn. En wat zouw het weezen, zo wy ondertussen alle die waardigen tyd, door den geest dezer wereld gevoerd zynde, in't welgevallen van 't vlees gezeten hadde, wat zouw 't achter laaten als een naare schaduw, een halm zonder koorn, een akker waar van niet te maaijen, noch in te oogsten was. Maar ploegende en zaaijende, op den akker van de Geest, hebben wy hoope tot zyner tyd, de edele vruchten te genieten, tot een eeuwig genoeg zyn. De Heere geeve U L. dan goede moed, om uitgestrekt en verheven te zyn, tot de dingen die men niet en ziet, de onvergankelyke, onbeweegelyke, eeuwige dingen. Hier mede zyt nochmaals vriendelyk gegroet, en bewenst, met de ondersteuninge des hemelsen Vaders, die de Allerhoogste aanhangt is ryk, alschoon ontbloot van tydelyk goed, die zelve rykdom vermeerderende in de kas uwes gemoeds, en vaart wel in de genade Gods, en komt eens als gy kend. U L. Goedgunstige Vriend en Broeder. {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} XXX. Brief. Tot verblyding in de Hoope. Jezus in ons. Beminde Zuster, Een vriendelyke groetenis, het heil der eeuwige liefde Gods, zy U lieden erffenis, op welke groote zaak wy met malkanderen hoopen, lieve Zuster, nu zyn wy met malkander Pelgrims op der aarde, maar ach! wat heerlyker gewest is 't daar wy met malkander na toe reizen, hoe verheugelyk is 't daar aan te gedenken, 't welk dan veelvoudig geschied, want daar de schat is, daar heenen gaan ook de uitgangen des herten, ja hoe zoet is het te gedenken, aan die eeuwige vriendschap met malkanderen, en aan die eeuwige vriend, en liefhebber der menschen, aan dat eeuwige wonder des Goddelyken wezens, ja hoe schoon hoopen wy uit deze wereld, in die eeuwige Goddelyke liefde des zaligen weldoens, in die lichte Engelse wereld openbaar te worden, ô Zuster hoe groot en schoon is deze verwachting, en daarom van groote aangelegentheid onze dagelykse betrachting daar van te maaken, om te wandelen op den weg van het welbehaagen Gods, ja hoe alwaardig is 't dat onze zinnen daar op loopen, om de Allerhoogsten te behaagen, om ons tot den Heere te gewennen, {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} ja dit is dierbaar, en wy hoopen ons leven lang op dezen weg te blyven, ô gelukzaligen weg, tot een eeuwig heil, tot het heilryke huis van zulken onwaardeerlyken Vriend, als God is, daar zal men vreedzaam woonen, en eeuwig genoeg hebben die op zulk een voordeel uitgaan, zyn immers wel bedacht; lieve Zuster, ik heb niet veel omstandigheden te schryven, maar wy onderhouden alzo de vriendschap, en spreeken kinderlyk met malkander, van de hoop die in ons is, de zaak waarom wy vrienden zyn, is en blyft een groote zaak. Hier mede vaart wel in de liefde Gods, in Jezus, die zy u lieden verquikking. U L. Toegenege Broeder. XXXI. Brief. Tot vertroosting op het krankbedde. Jezus, de Liefde Gods in ons.. Beminde Zuster, Weest vriendelyk gegroet in de heilige naame Jezus, die zy U L. troost en verquikking altyd en nu op het ziek-bedde, want zo hebben wy verstaan, misschien zullen wy malkander noch {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} vinden, maar ook konde het zyn dat de Heere U L. van hier nam, en dat gy in plaats van ik, heene ging, het zy hoe het zy, de Heere Jezus Christus, de heilige Zaligmaaker, zy by u een herten Inwoonder, en voere u door alles tot in zyn eeuwige Koningryk, zyn Heilige Geest zy in u leevende, zyn heilig lichaam zy u een spyze, en zyn heilig bloed zy u een drank, immers hoopen wy hem te aanschouwen, en den lof Gods te zingen, en niet alleen zo, maar in hem, in God, in Gods liefelyk herte te woonen, te leeven, en te zweeven, en noch hem, als een gespeelinne, als een allerliefste beminde weergade, Bruid of Bruidegom, in het herte, in de ziele tot een eeuwige inwoonder te hebben, looft den Heere! groot is het heil daar wy op hoopen. Wederom hebben wy een blyde boodschap gehoord, van het afscheiden onzer Zuster N.N. te zoeter en aangenaamer, om de donkere wolken, die haar gemoed zo naar beschaduwde, liefelyk is dat schoone zonneschyntje der genade, na zulken betrokken lucht, gelooft zy de Heere, voor zyn groote goedheid, ons tot een spiegel, en verquikking, als mede van N.N. Jonge bloemen, hoe kort leggen zy haaren weg van Pelgrimagie af, en hoe gelukkig, de Heere zy haaren grooten loon voor haare liefde en weldaadigheid. Hier mede ô Zuster in de Zalige hoop, vaart wel in God, die alles vervuld, en tegenwoordig is. Rust in de armen zyner liefde, met welke hy zyn schepse- {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} len, met Zaligheid omhelst, blyft in zyne Vaderlyke omhelzinge, hy geeve U L. dat beste, zyt vriendelyk gegroet van my. U L. Toegenege en goedgunstige Broeder. XXXII. Brief. Tot aanmoediging. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vriend en Broeder, U L. aangenaame schryvens is ons wel geworden, waar uit wy verstonden U L. overkomst, en voorts de uitdrukselen van een vergenoegt, en vermaakt gemoed, dat ons zeer lief is om te hooren, zo dat wy ons nevens, en met U L. verblyden, wegens dezen toestand, noch hier onderwegen, en in 't vreemde land van Pelgrimagie zynde, terwyl wy onderwylen voor uit zien na het gelukzalig einde dezes wegs, in hoope van oneindige te zaamen wooning, in die wereld, waar van deze maar een schets en schaduw is, een zo schoone te zaamen wooning, in alle de wonderen des Allerhoogsten, met alle de Zalige die wy kenden, daar wy van hoorden, en van welke wy nooit en wisten, gelukkig zyn ze die hier van een vaste bestendige indruk in haar herte hebben, en wy verblyden ons dieswegen, {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} over U L. geluk in dezen, wy verblyden ons dat wy deze stem van blydschap uit U L. hooren, en dat de veeljaarige vriendschap, na het einde des levens gaande, noch zyn beste fleur gekreegen heeft, alzo hoopen wy op die eeuwige vrucht, die allerwaardigste vrucht der zaligheid, om die met malkander te genieten, en wat was buiten dat de bekendschap, schoon van veele jaaren, die alle als rook verdwynen, wy hebben ze gekend en waar zyn ze doch! die hier de weg van Godvruchtigheid bewandelde, hoopen wy wederom te ontmoeten. Ik denk ook somtyds noch wel eens aan N.N., die zo met ons verkeerd heeft, en waar hy heen gezworven, en hoe hy aan zyn einde gekomen is. Hoe gaarn wensten wy hem het goede der zielen, och wat is doch van den armen mensch, en zyne levens-loop in deze wereld, buiten de hertelyke betrachting van de eeuwige welvaart, N.N. was ook noch een zuchtende Pelgrim, zeggende altemet, hoe komen wy 'er noch, te weeten in de gelukzaligheid, doch van hem als een stryder om 't hemelse Koningryk, konnen wy goede hoope hebben, ô beminde Vriend en Broeder, wy zyn nu noch in deze tegenwoordige tyd, op den akker des bouws, tot ploeging en tot zaaijen, hoopende op den heerlyken oogst, de Heere hoop ik zal ons bevestigen, tot dat wy het gewenste einde bereiken, dat rechte einde waar toe het menschelyke leven ontstaan is, op dat wy immers hier wel geweest zyn. {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} Dat U L. schryft, van de vriendelyke verwelkoming uwer gemoeds vrienden, wegens gelyke hoop op 't eeuwige goed is schoon om te hooren, hoe schoon en overschoon zal dan eens de verwelkoming, der hemelse vrienden zyn, in dat land en ryk van onbeweegelyke vrede, vreugde en alle volkomenheid, ja hoe liefelyk zal die zyn! groot is deze verwachting en dagelykse hoop! immers staat het te gebeuren; na noch maar een weinig tyds deze weg van vreemdelingschap betreeden te hebben. Hier mede dan beminde Vriend en Broeder, beveele ik U L. aan de liefde en barmhertigheid des Heeren, in de heilige naame Jezus, en zyt met die geene die den Heere lief hebben, vriendelyk gegroet. Groet ook U L. Huisvrouw, ik wens haar dat groote goed, dat zy daar haar uurglas der levens dage haast verloopen is, zich immers met alle ernst, mag keeren tot de vreeze Gods, en een diepe en vaste indruk krygen van die groote aangelegenheid dezer zaake, terwyl het levens kaarsje noch brand. Groet N.N. wy hoopen malkander na eenig verloop van tyd wederom te zien, en zyt ondertussen alles goeds gewenst, en nochmaals vriendelyk gegroet. U L. Goedgunstige Vriend en Broeder. {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} XXXIII. Brief. Van dezelve Materie. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Broeder, Alzo wy lange niet aan malkanderen geschreven hebben, groet ik U L. door dezen vriendelyk, op den weg der vreemdelingschap, zodaanig dit tegenwoordige leven is, voor de geene, die haar hert op beter gezet hebben, hoopende ondertussen dat het U L. noch wel gaat, na lichaam en ziel, en 't is ons lief te gedenken, dat uw huis nu ontdaan is van de groote en geduurige onrustigheden, alles en alles gaat voorby, en hoe veel beter is het dan, dat ons beste deel te verwachten staat, als dat het met de vlugtigheid aller tegenwoordige dingen heenen glyd. De vriendschap zal in zyne volmaaktheid, in 't rechte levens land der eeuwige gelukzaligheid, zeer uitneemende schoon zyn, de Schepper heeft 'er geen een maar duizendmaal duizenden geschapen, op dat het een eeuwigduurende harmoneerend vreugde-spel, met en voor hem zoude zyn, over welke zyne kinderen wil hy uitgieten den regen en den dauw zyner liefde en genade en barmhertigheid, en alle gewenste zegen, en weelde. Zulks is dan het grootste voorwerp, om voor ons arme menschen op te oogen, in dit aardse jammer- {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} dal, de Heere zy ons te zaamen een geduurige ondersteuning, tot dat wy door alle gevaaren behouden mogen overgekomen zyn. Hier mede beminde Vriend en Broeder, in de groote gewigtige hoope des eeuwigen levens, vaart wel in de genade des Allerhoogsten, door Jezus Christus onzen Heere, en zyt ten laasten nochmaals vriendelyk gegroet, schryft in 't kort eens weder. XXXIV. Brief. Ernstige aanmoediging. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vriend en Broeder, U L. schryvens is ons wel geworden, reeds eenige tyd geleeden, en uit den uwen verstaan, U L. vergenoegzaamheid, en gevoeligheid ten opzicht van het eeuwige, 't welk ons lief is, alzo wy ons verblyden als het u wel gaat na ziel en lichaam, gelyk wy dan wensen, en ook achten dat U L. dezen weg van kruis en verdrukking, meer scheidende en aftrekkende is, van de idele vergankelyke onwaardige wereld met haar dingen, om beter gekeert te zyn, met het oog des gemoeds, tot dat allergrootste voorwerp van eeuwig heil, tot het welke het leven des {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} menschen geroepen word, niet zynde onder het getal der schepselen, die maar gewortelt staan in de tydelyke natuur, en alzo niet en behoorde genoegt te zyn met dit dierlyke leven, de Allerhoogsten dan die het waardige voorwerp der vroomen is, die ons geschapen heeft, hoopen wy zal ons verder geleiden, door dit aardse dal, om niet achter te blyven, maar eindeling gevonden te worden in dat zo zeer gelukzalig huis, des eeuwigen Vaderlands, op dat wy aldaar zyn in een liefelyke t'zaamen-wooning, kinderlyk by zo een lieffelyken Vader als God is, ons vermeidende in alle zyne hemelse Paradyse wonderen, van welke wy hier in het uitterlyke wezen een schets zien, onbezorgt voor eindeloos met vol bezit en goedertierentheid overgooten, aan de fontein, en oorspronkelyke wel-bron, van alle de uitstroomende beekjes, die in deze wereld doorvloeijen, vermengd met het stof en zand der aardse onvolmaaktheden, immers zal de weg der vreemdelingschap, door het land dezes tegenwoordigen levens haast ten einde zyn, hoe schoon en overschoon is het dan te hoopen, op een gelukkige verwisseling, welke waardig is, om ons herte geduurig tot zich te strekken, op dat onze zinnen, gedachten, en 't betrachten daar op speele, van den eenen dag tot den anderen, en wy alzo mogen ploegen en zaaijen, een akker, en een zaad, dat in den oogst niet leedig op den dorsvloer bevonden word, maar weezen mag een heilzaame vrucht ter eeuwiger welvaard, want {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} wat vruchten zal den wereld-dienst voortbrengen, aan zyn bearbeiders. Dewyl de goedertierenheid des Heeren ons dan geleid heeft, op het rechte spoor, dat wy van dien verheven weg, de doolwegen van het jammerdal overzien, zo laat ons langs de zelve voortgaan, waar toe ons te zaamen bystaa de Heere, de Liefhebber der menschen, onzen eeuwigen oorsprong, en onze waardige Vriend, die ons van uit deze vreemdelingschap zo vriendelyk genoodigt heeft te zynen huize, op dat wy komen en ontfangen zyne liefdaadigheid, zonder ooit te vreezen voor den afgeloopen tyd ter weder uitgang, van zo aangenaame en volmaakte Herberge, of liever wooninge van oneindig bezit, welks waardigheid, ons goede moed doe hebben op den weg. Wy wensen U L. dan verder, de toekeeringe tot het hoogste goed, hoopende dat het tegenwoordig ook wel zal gaan. Hier mede vaart wel in de genade des Heeren, de zelve zy u tot een stut en steun, en zegene U L. met zynen geest, tot het hertelyk aanhangen Gods, zyt dan met U L. huis gegroet. U L. Vriend en Broeder. {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} XXXV. Brief. Tot versterking in de kleinheid. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vriend en Broeder, Ondertussen dat wy malkander lange niet ontmoeten, alzo U L. gelegentheid tot noeh toe niet schynt mede te brengen, van ons te komen bezoeken, zo weest vriendelyk gegroet, op den weg van Pelgrimagie, door dit jammerdal der vreemdelingschap des tegenwoordigen levens, van deze zichtbaare wereld; door welke twee wegen gaan, een breede ten verderve, en een nauwe ter behoudenis, volgens de uitspraak van de mond der waarheid Jezus Christus onzen Zaligmaaker, Koning en geprezen Heiland, wiens geleide, zegen en helpende bystand, ik U L. dan wense, langs het smalle doorn en distelpad, waar over wy ons dan noch verblyden, hoopende u goede moed, welke de Geest des Heeren in u wil behouden, om voor hem welgevallig te zyn, en ons dunkt wy zien U E. veel gelukkiger langs deze be-engde weg wandelen, als of het waare in de gewenste voorspoedige breedheid des vleeses. Immers zal het einde van deze twee onderscheide wegen, zich eerlange voor zyne bewandelaars opdoen, hoe gelukkig voor de zelve, die den weg des levens gegaan hebben, op dat ze {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} zalig t'huis komen, by zo lieven vriendelyken mensch-lievenden Vader, als God is, en gevoegt tot het aangenaame gezelschap, van zo veel kostelyke zielen, tot een eeuwige vermeidinge en verblydinge, onder malkander, in de hemelse schoone wonderen des Allerhoogsten, en dat einde bereikt zynde, hoe zullen alle leeden of lasten dezes levens, versmolten zyn, als nevel voor de klaare zonneschyn; maar hoe dor, vruchteloos, en elendig, het einde des anderen wegs zy, daar van hebben wy veele voorbeelden, de schoone veldbloempjes der wereldse wellustigheid, verwelken en vallen alle af: hier waren ze en daar stonden ze, waar zyn haare overblyfsels? het blyft dan zo dat zy de gelukkige zyn, die komen te wandelen op den weg der hertelyke Godvruchtigheid. In welken wandel ik hoop en wense, dat ons te zaamen de genade des Heeren behouden zal, op dat wy na zo een veeljaarige bekendschap, malkander gelukkig ontmoeten en begroeten, in ons rechte Vaderland, buiten het bereik van eenige onvolmaaktheid, ô hoe groot is zulk een verwachting! hoe schoon is zulk een dagelyks voorwerp in de hoop des gemoeds! Alzo dan beminde Vriend en Broeder, weest in dit spoor van de Allerhoogsten gezegent, met kracht, troost en versterking, de Heere zy u verquikking en vermaak; wy zyn dat onvolkome wertstuk door den val verdorven, nu in de handen van den wyzen konstenaar, tot weder te rechtbrenging. {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} Ik zegge nochmaals hoe schoon zal het zyn, als deze onze vriendschap overgebragt zy, in het eeuwige leven, om oneindig te duuren; gelukkig en behouden door gekomen zynde, de groote gevaaren van deze wereldse woestyne. En wat is alle vriendschap, kennisse, en wat het zy buiten dit opzicht, alles vergaat als een droom en nietige idelheid. Hier mede dan wederom gewenst het beste van de liefde Gods, in de heilige naame Jezus, vaart wel in hem, en zyt nochmaals vriendelyk gegroet. U L. Vriend en Broeder. XXXVI. Brief. Ernstige vermaaning tot versterking op den Smallen Weg. Jezus de Zoone Gods in ons. Beminde Broeder en Zuster, Weest vriendelyk gegroet in de heilige naame Jezus, immers is het waar, dat wy te zaamen, na vredenryk gaan, na het Land Gods, en dat is onuitspreekelyk van waarde, immers zal de tyd komen dat wy niet meer in deze wereld zullen zyn, wy hebben malkander ontmoet, wy hebben malkander {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} gevonden, en in de hoope elkander tot een eeuwige schat, tot een aangenaame maatschappy, in 't bezit en genieten van de Goddelyke wonderen, alzo wandelen wy zaamen in vreemdelingschap, door deze zichtbaarheid, het welk ook het grootste wonder is, van den oorsprong aller wonderen. Maar hoe strekken wy ons uit na dat onzienelyke verborgen eeuwig blyvende, op dat het worde een verzadiginge in den honger van het eeuwige vuur der ziele, ô onzen eeuwigen oorsprong, hoe strekken wy ons daar na uit ter eeuwiger ruste, en ter eeuwiger vreugde, is deze wereld met haar begeerlykheid niet rook en nevel, zien wy 't niet voor oogen, hoe nietig dat alles voorby gaat, wat hebben wy der dan by te verliezen, om dat eeuwig blyvende goed, idelheid, laat het vaaren dat ons niet gelukkig maaken kan, alle de schoone bloemen dezer tyd vallen af, den eenen na den anderen, als de wind des doods daar op blaast, het komt ons klaar en veel voor ooren en oogen, hoe veel te kostelyk is dan de gulde tyd onzes levens, dat men ze veridelen zoude, een tyd, in welke de deure des hemels geopent staan, om ons te laaten ingaan in een erffenisse die onuitspreekelyk is, om bevriend te zyn met de Allerhoogsten, en zyn goe dertierentheid te genieten zonder ophouden, om te aanschouwen dat wonder dat God is: Ja om met God vereenigt te zyn, om met en van hem vervuld of vol te zyn, en te zingen de schoone {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} lof Gods, te jubileeren, en ons uit te laaten van liefde; ô schoone liefde tussen God en de Ziele, de Schepper en zyn maaksel, het eeuwige wonderlyke een, en het openbaar geworden vonkje uit hem, ô schoone liefde der heilige onder malkander, ô Broeder en Zuster, het is groot en veel dat wy zaamen verwachten, en wel waardig dat het onze begeerte trekke, gelyk het noorden den lelie van het Kompas, terwyl wy in het Schip van vlees en bloed hobben en tobben, over de baaren dezer wereld, Jezus is by ons, die wil ons brengen door alle gevaar: ach! hoe schoon zal 't zyn aan d'andere zyde van deze wilde Zee, hoe zullen wy ons verblyden, en niet maar voor een korte tyd, eeuwig is lange, dan zal het quaade daar wy nu mede worstelen, ons niet meer ontrustigen, maar een wortel zyn tot ons eeuwig verblyden, wie in my gelooft zal niet derven in der eeuwigheid, zegt Jezus, dat hemelse Goddelyke brood, zynen Heiligen Geest sterke ons geloove, op dat wy eeten en drinken van zyn heilig vlees en bloed, en leden mogen worden zynes lichaams, gelyk wy leden van het menschelyke lichaam Adams zyn, na 't uitwendige, die God aanhangt is een geest met hem, dat hoopen wy zaamen te doen, hem aan te hangen van den eenen dag tot den andere; en van dit leven tot in den dood, en vorder eeuwig met hem een te zyn. God op het oog te hebben is een schoon en alwaardig voorwerp, en onze onderlinge handel en wandel, is om een {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} groote en gewigtige zaak, wy maaken door overeenstemming des gemoeds langs den weg na 't Zalige Vaderland, een zoet akkoort om dat onze snaaren klinken op eenen toon, Jezus de eeuwige balsem der liefde Gods, doordringe U L. Ziel, en zy een loon voor alle liefde en vriendschap, onze maatschappy hoopen wy in eeuwigheid te bezitten, malkander tot blydschap en vreugde, voor het aanzicht Gods, des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes, geloofd en gepreezen moet hy zyn in alle eeuwigheid, groet vriendelyk N.N. de Heere zy haar schild tegens de vyanden met haar geweld en giftige pylen, en onzer aller schild, tot bewaaring van ons kostelyk kleinood, des vasten geloofs dat God ons heeft gegeeven, door het zelve hoopen wy te zaamen te eeten van het brood Gods, in de zoete naame Jezus, en eeuwig te leeven, Haleluja, looft den Heere, de Heere is onze Vriend, de Allerhoogsten is voor en met ons, God is onze Vader, Jezus Christus is ons erfgoed. Een vriendelyke groetenis aan N.N. de liefde Gods zy haar een eeuwige vergelding, hoe sukkelen wy arme aardwormpjes, zaamen door zuchten en duchten, van hier na 't eeuwige Vaderland, maar hoe ryk zyn wy door Gods genade, dat deze zucht in ons is, een zucht van zaad tot eeuwige vrucht, een zucht na onze eeuwige oorsprong, die den honger der zielen verzaadigen kan, ô hoe verheugelyk zullen wy malkander aanzien in het andere leven, het is goed {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} dat wy op dezen zaligen weg zyn, ô hoe goed is dat! en ô hoe goed zal 't zyn in de uure des doods, dat wy langs deze daar toe gekomen zyn, al ons leven is achter ons als een droom, en het voorheene zal haast ten einde zyn, wy scheiden van hier den eenen na den anderen, maar met schoonder vertrouwen en hoop, van malkander te zullen weder vinden in volmaaktheid! God sterke U L. al te zaamen in al wat goed is, weest omhelst en gekust in den naame Jezus. U L. Vriend en Broeder. XXXVII. Brief. Van de dierbaarheid der Liefde Jezus. Jezus de Eeuwige Liefde Gods in ons. Beminde Zuster, Als ik denk dat de Serafynen driemaal heilig zeggen, zo dunkt my het geld den Vader, den Zoon, en den Heiligen Geest, dat eenige eeuwig baarende formelooze wezen, der oneindige eeuwigheid, in welke Zalige Zee, wy als druppeltjes uit dezelve, eindeling hoopen te verdrinken en te verzinken, zonder evenwel onze ge- {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} formde kreatuurlykheid te verliezen, maar daar in te leeven, gelyk wy hier in deze wereld leeven. Zo my in 't koele voorjaar, een lieffelyk zonneschyntje bestraald, zo denk ik aan de behaagelykheid des Zoons, en zo my dan in de heeten Zomersen dag, een koel windeken in 't aangezicht blaast, dan denk ik aan den Heiligen Geest, en voorts aan de verborgen wortel des Vaders, die ze beide geeft, welken kostelyken wereld is het die zelver God is, daar wy na toe reizen! en hoe overwaardig, om als vreemdelingen in deze zienelyke te zyn! zouden wy dan onderwege niet wat zeggen van ons aanstaande geluk? het is niet genoeg dat wy by God zullen leeven, maar in God: zyn eindeloos wezen der lieffelykheid, dat van alle eeuwigheid in zich zelven gespeeld heeft, zal ons omvatten, gelyk het licht en de lucht van deze wereld ons omvat; en niet alleen dat, maar ons ook gants doordringen, gelyk de zonneschyn een helder glas, dan zullen wy zeggen myn liefste is myn, en ik ben zyn. De wezentlyke eeuwige liefde sprak, in zyn openbaaring in 't vlees; Ik ben het brood des levens: van dat brood hoopen wy eeuwig te eeten. Hy spysden duizenden met weinig brood, en daar bleef meer over als 'er geweest was, en hy spyst ze alle met hem zelven, en verminderd niet in eeuwigheid: Alle oogen wachten op hem, dat is aller geesten zaligheid, dat zy eeten van het herte Gods. Zo 't dan is dat de geopenbaarde wezentlyke liefde, van het verborgene eeu- {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} wige Een, het brood des eeuwigen levens is, en zich die zelve heeft geopenbaard in het vlees, en genaamt word Jezus Christus, zo laat ons hem hertelyk lief hebben; gelyk ik my daar in ook zeer verheuge, over u lieden, dat gy met uw zielen begeerte neigd op de lieffelyke borst van de allerbeminnelykste Heere Jezus, en neerzinkt in zyne liefde: Ja mogt de beminnelyke liefde tot Jezus ons herte toch geheel doorgloeijen, en die hitte alle anderheid afdreive! wat is het aardse, wat is het zienelyke, wat is de tyd? en hoe gelukkig zyt gy gevallen te zyn op zulk een alwaardigsten voorwerp, gelyk ook andere in haar jonge jeugd. Alzo schynt men verachters van schoonheid en weelde, maar het is om het wezen voor de schaduwe te doen, wie begeert grooter schoonheid, en wie zoekt meerder rykdom, als die het om God te doen is? daarom leerd ons ook de eeuwige wysheid des Vaders deze wereld verlaaten, en lokt ons tot de heerlykheid en weelde, daar hy ons toe geschaapen had. Deze wereld is een uitdruksel van de geestelyke wereld, maar zy is met de eigenschap des quaads vermengd, in de Goddelyke wereld is eenig en alleen het goede openbaar, zo wy nochtans hier een liefelyk gezicht hebben, of smaak, of reuk, gevoel, of gehoor, wat zullen dan deze eigenschappen zyn, daar alles zuiver, en zonder in vlechtinge of gebrekkelykheid is, van het ryk der duisternis? maar gedompelt worde in het allerlieftaaligste weldoen, der vriendelyke zacht- {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} moedigheid, des eenigen eeuwigen goeds in 't geopenbaarde licht der liefde, op dat het een eeuwig verblyden zy, en de goed-daader een opene hand hebbe, om den overvloed des goeds en zoets in te geeven, zouden wy dan zo grooten goed-daader niet gelukken tot een goed werktuyg, daar zynen geest eeuwig mee speele? Is het zo dat wy zo kleine kreatuuren, dien oneindigen grooten God in zyn heilig herte konnen verheugen, hoe zouden wy ons daar niet toe geeven? daar by betrachtende, dat hy om het bederf dezes werktuigs zelver de menschheid heeft aangenomen, en uit liefde gestorven is aan het kruis, uitvloeijende den Goddelyken balsem des hemelsen bloeds, als een tinctuur ter eeuwiger geneezinge: Ziet het Lam Gods, dat de zonde der wereld weg neemt! ô dat bloed des Heeren Jezus! Ja ô dat bloed Gods, dat wy tot deze fonteine des levens naderen, ja by zitten blyven als Elias aan de beek, om onze dorstige begeerte der ziele te laaven, scheppende door geduurigen ernst met de begeerte, dit is onze allerkostelyksten wyn, uit de waare wynstok, ja uit den druiven tros, der wezentlyke liefde Gods. Laat ons deze hoogwigtige waardigheid eeren en waardeeren, alzo heeft die eeuwige goeddaadigheid Gods alles gedaan, op dat zyn schepsel na zyn wille, hem tot een eeuwig vreugden-spel waare, om in het zelve uit te gieten, zyn eeuwig en eindeloos weldoen. Zo het dan noch niet wil, zo werpt hy het onreine van zich, ge- {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} lyk hy van alle eeuwigheid gedaan heeft, en in alle eeuwigheid doen zal, en alles wat tot hem komt stoot hy niet uit, maar vat het in zyn omhelzende liefde en barmhertigheid, op dat het ook met hem en in hem speele en queele: daarom worden wy genood tot het licht des levens, als in het zachtmoedige liefden-licht Gods in te dringen, gelyk wy dan gelooven te doen, als wy onzer zielen begeerte uit deze wereld, en het eigen willig leven opraapen, en in God werpen, ons beveelende in zyne handen die uitgebreid staan, om zyn verlooren kindertjes te ontfangen en eeuwig te omhelzen. Tot dat zalig einde dan, daar ons God toe geschikt heeft, hoopen wy met malkander te komen, en dat eerlange, want dit leven zal haast voorby gegaan zyn. O een gelukkig verzinken in die hemelse wereld! zullen wy dan niet zingen, den lof van onzen beminde? en zullen andere ook niet zingen? ja zullen wy malkander niet toeroepen? hoe gerustelyk zal daar de wooninge zyn? hoe zachtelyk zullen wy neder leggen, en hoe zal ons herte zich uitbreiden in de eeuwige moeder! wat een liefelyk gezelschap zal het zyn, wat zullen zy malkander al te zeggen hebben, en te toonen in die oneindige wereld, bloeijende en groeijende van de eeuwige wonderen Gods. Dat is ons waare Vaderland, ons waare t'huis: dat wy dan maar gemoed voort wandelen door deze vreemdelingschap, die zo haast doorgereist zal zyn: welk een getrouwen en lieselyken vriend gaan wy bezoeken, {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} en dat om nooit weder te keeren uit zyn gelukzalig huis. Ondertussen wens ik U L. in dit bezoek der lieve medegenooten, in den zucht tot God een nuttelyke blydschap met en onder malkanderen, van de vriendelykheid des Heere Jezus, in U L. herte, want nu komen 'er veel van de beminnaars des bloedigen Bruidegoms te zaamen, en of ik 'er niet tegenwoordig ben, zo deel ik evenwel mede in de vreugde, over U L. met malkanderen, en ik wens dat de goede Meester zelfs onder U L., en in een iegelyks herte is, groet ze vriendelyk die de beminnelyke Heere Jezus lief hebben, en ik beveele u te zaamen in zyne omhelzinge, zynde de eeuwige hoogste en diepste liefde, en barmhertigheid Gods des Allerhoogsten, welk beminnelyk in onze Ziele meer en meer ontvonke, door den Heiligen Geest, vaart wel in dep Heere, die U L. te zaamen weder brenge. U L. Toegenege Broeder, wegens de Liefde des Heeren Jezus. {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} XXXVIII. Brief. Tot vertroosting in de aanvechtinge. Beminde Vriendin en Zuster, in de Hoop op het Eeuwige goed. Een vriendelyke groetenis, en Zegenwens van de genade des Allerhoogsten, de Lief hebber der menschen, en getrouwe Vader, der zuchtende, en hier omzwervende kinderen, in deze woestyne des tegenwoordigen levens, en 't jammerdal, der geene die zich geduurig uitstrekken, naar het hemelse Vaderlyke huis en hof, in hoope om daar eenmaal in vrede en onbekommerde ruste neder te zitten? en op te staan, om met de kinderen van die gelukzalige wooning verheugd te zyn in de wonderen, en alle de goeddaadigheden, van zo beminnelyken Vader als God is in Jezus Christus zyne eeuwige liefde. Deszelfs zegen en Vaderlyke hand, wens ik U L. ondertussen in al uw zuchten en stryden, angst en benaauwtheid, tot een troost, verquikking en geduurige uithelper, geduld is een goed kruid: Nu lieve vriendin laat ons vast houden; en verwachten de verlossing uit de gevangenis van dit duistere lichaam, na veele treeden komt eindeling de laaste van de weg, tot voor den dorpel {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} des huis dat men beoogd heeft; sedert wy malkander d'eerste maal zagen, zynder al zo veel jaaren afgekort, dat is al door gekomen, en het geen 'er noch resteert, zal de goede getrouwe lief hebber der ziele ook gelukkig ten einde brengen, op dat wy hem al te zaamen looven en pryzen, sedert dien tyd zynder veele wateren ten dale geloopen, en veele zuchten van de bekommerde herten, doch wy hoopen dat ze de Heere opzaameld, vaart wel in de liefde en barmhertigheid Gods. U L. Toegenege Vriend en Broeder, in de hoope op het eeuwige goed. XXXIX. Brief. Ernstige Aanspraak aan zyn Zoon tot boete. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Zoon, Een hertelyke Zegenwens tot eeuwige gelukzaligheid, de Allerhoogsten neem U L. by der hand, om te geleiden door de gevaarelyke wildernis dezer wereld, ô myn Zoon! maak my gelukkig, en tot een ryk man, door voorzichtige mydinge {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} van de afpaden, en het gaan met my op den rechten weg, gelegen na het land van een eeuwig wel zyn, hoe hertelyk gaarn zoud ik u daar zien, in zulk een onuitspreekelyk geluk der Zaligheid, hoe veel maal grooter is dat als al het bezit van aardse dingen, deze wereld houd de jeugd wel by de slippen, op dat de mensch onder haare slaaverny, in deze wildernis deerlyk verdwaale en omdoole, maar men moet zich los scheuren, de aangelegentheid is al te groot, en de mensch weet niet wanneer de nacht des doods op handen komt, en hem schielyk overvallen zal, daarom is het goed en allerbest, ja zo zeer hoognoodig, dat hy zich van heden aan terwyl het dag is, begeeve op den gelukkigen weg ten eeuwigen leven, niet denkende dat het noch tyds genoeg zy, terwyl men jong is, want de zaak is van al te grooten gewigt, dat zy tussen beide in de waagschaal zoude hangen, ongewis waar de evenaar zoude overslaan, zo iemant een verborgen schat van zilver of goud wist, hoe vlytig zouw hy zich daar toe begeeven, en dezelve opgraaven, maar de schat ter godvruchtigheid ten eeuwigen leven, leid voor onze voeten, en het is den mensch niet waardig die op te raapen, zulk achteloos verzuim zouw naderhand al te jammer zyn, Zaligheid is geen beuzeling om daar lichtelyk over te gaan, ô myn Zoon! vat u een ernstig voorneemen van nu of aan, om te wandelen op den weg der godvruchtigheid, tot verbreeking van 't quaa- {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} de, boven een gemeen leven tot welbehaagen van dien grooten God, en lieven Vader die ons tot een kreatuur geschaapen heeft, ten einde dat hy ons vervullen zoude met eeuwig geluk, en eeuwige vreugde, keert doch van nu af aan u aangezicht, na dat vriendelyke aangezicht dat altyd na ons gekeerd is, begint eens, probeert eens, vat eens aan, laat ons doch zaamen gaan, om zaamen eeuwig te woonen in een gewest van volheid der zegeningen, gelyk myn Vader gehoopt en gewenst heeft, mynen toekeer tot God, zo hoop en wens ik uwen toekeer tot God, en gelyk ik zyne voetstappen gevolgt ben, zo hoop ik dat gy myne volgen zult, en ik wens het hertelyk van nu af aan, die God vreest en diend weet waarom dat hy leefd, zyn dagelyks voorwerp is geen beuzeling maar de Allerhoogsten, immers is al het wereldse rook en verdwynende nevel, dat wy dan met oogen zien en met handen tasten, laat ons daar recht af oordeelen, met een bewys der handeling en wandeling des levens, maakt my dan gelyk ik boven gezegt heb gelukkig en tot een ryk man, en de Engelen verheugd, door een rechte boven Burgerlyke ernstige toekeer tot God, welk ik wens dat tot deze Vaderlyke Aanspraak zyn lieve zeegening geeve, in de heilige naame Jezus, die U L. zoet moet worden, en een spyze der ziele, zyn genade en de verdiensten zyns lydens, stervens, en kostelyken bloeds beklyve op U L. Ziele, tot eeuwige Zaligheid, keerd u na hem toe, en {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} hebt hem lief, hier mede myn waarde Zoon vaart wel, en weest in de eeuwige liefde Gods bevoolen, zyn armen der barmhertigheid omhelze, en bewaare uw ziele voor het eeuwig gevaar, en quaalyk zyn, Amen. U L. Toegenege Vader. XL. Brief. Tweede Aanspraak aan de zelve. Jezus in ons. Beminde Zoon, Indien het wysheid is goede raad te volgen, ik ben genegen u dezelve te geeven, en dat gy noch een trouwer vriend op deze aarde zoud hebben als my, zulks is niet te gelooven, ik verzoek herleest de Brief, voor een geruime tyd van my aan u geschreeven, tot een bespiegeling van U E. stand, en bedenk de belofte gedaan in de uwe aan my, om het spoor des levens te verbeteren, want ik vermerk dat gy als een doolend schaap noch verwerd zyt, onder een krom en verdraaid geslacht van quaad gezelschap, als in het wargaarn des duivels verstrikt op gevaarelyke wegen: alzo dat my de hoope, die ik volgens u boven aangeroerde toezegging mogt draagen, {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} van een gereguleerder Burgerlyk leven ontnoomen word, en myn hoope verydeld. Deerlyk en droevig is het doorgedrongen verderf in de menschelyke eigenschap, alzo dat wy hooren van veel vroome Ouders, die slechte kinderen hebben, en het schynt dat gy my ook wilt stellen onder het getal van die ongelukkige. Maar ô myn eenige Zoon! hoe gelukkig zoude ik my achten, dat gy u keerde tot de oorsprong van U E. en alle kreatuuren, om te staan in een rechte menschelyke stand, waar toe hy geschaapen is, en niet met het vee te leeven, ja erger als het zelve, gelyk als kinderen van de geest dezer wereld, welke de eeuwige grond der ziele niet vergenoegen of verzaadigen kan, en haar idel genot is geduurig van onder de handen van haar bezitters versmeltende, en weg vloeijende, als de sneeuw voor warme zonneschyn. Maar het eeuwige voedsel is voor den eeuwigen honger, te weeten, den honger des menschelyken gemoeds, het is een veel edeler leven God te beminnen en te behaagen, als den elendigen wereld-dienst, en slaaf-schap der zonde; en ik raad u als uw beste vriend, bezoek het eens, vang maar eens aan, dewyl het ook over tyd is, en wie verzekert u een tyd van leven, ook zo is het gewicht van zielen welstand veel te zwaar, om langer op zo lossen grond te staan, op dat het verrotte fondament zich niet plotselyk begeeve, het gebouw des onbedachten levens tot een deerlyken val. Is het mogelyk, {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} dat de zinnen zo menigvuldig en lange, Jaar in Jaar uit konnen verstrooid worden, om niet eens opmerkzaam stil te blyven staan, tot een recht menschelyke onderscheiding, om van alle omstandigheden den Spiegel des levens voorkomende, een wyselyke keur te doen, en uit 't zelve te verkiezen het noodigste, het beste, ja dat geene daar 't al en al aan gelegen leid, en buiten 't welk de mensch maar een arme aardworm is, en gedreigd word om een eeuwigen hellenworm te worden. En te meer zulke zinnen, die van der jeugd aan het goede geweeten, gehoord en gezien hebben, dat jammer en die spyt is te groot, en zouw al te groot zyn, in een te laat achter na zien, en daar andere die dezelve aanleiding van de haare niet gehad hebben lust krygen, tot de weg der godzaligheid, en destig leeven. Gelyk my dan ook noch gedenkt, wegen uw Groot-Vader den Godvruchtigen C.L. wiens voetstappen ik wens, dat gy die hem in de naam volgt, ook in 't leven volgen meugt: die gezegt heeft, niemant zeide tegens hem, vreest den Heere, en evenwel viel zyn lust tot den zelven weg, och! of gy dan ook noch bekoord wierd van den weg des heils, gelyk het my gegaan is, en ik hoop hem myn waardige weldoender, en deugdelyke voorganger te vinden in die principaale wereld, van welke deze maar een kopye is, op dat gy ook my aldaar moogt vinden, en wy ons eeuwig met malkander ver- {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} maakte, in die wonderen van het wonder dat God is, de oorspronkelyke welbron van al de uitgevloeide stroompjes, immers was het veel beter afgesneden, de ophoudende beletselen der onwaardige verachtelyke idelheden, om gemoedigd, en mannelyk toe te treeden, tot de aantastinge der gewigtige, waare wezentlyke, bestendige en eeuwige dingen, die wel vreemd zyn voor de geene die ze niet en behandeld, gelyk alle konst of minder werk vreemd blyft voor de geene, die daar nooit hand aan slaan, maar beginnende leerd men, en het krygt een gestalte. Dat men zich ook niet op en houde, en bedriege met te zeggen, dat men 't van de Allerhoogsten verwachten moet, want die voort vaart in 't quaade, hoe verwacht die het goede? maar de naarstige Schipper begeeft zich op reis, schoon het niet voor de wind is, laveerende tegens wind. De Hoogste heeft ons alles goeds gedaan, van ons beginsel aan, en hy staat met open armen, uitgespreid den gantsen dag, dat wy ons tot hem keeren, hy zal ons aanneemen, zo bid ik doch, want ik ben de geen, die gy 't meeste behoorde te behaagen van de menschen, en boven my u eeuwigen oorsprong, laat doch de voordeelige mest van al de goedertierentheden des Heeren, niet te vergeefs aan de wortel van uw levens boom gelegt zyn, maar dat ze vruchten geeve, vruchten van godvruchtigheid, in de aangenaame tyd der genade Zomer, eer de winter komt {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} als een overval, de naare winter des doods. Gelyk ik boven gezegt heb, dat ik geneegen ben om goede raad te geeven, en gedenkt dat het van uw trouwste en beste vriend ter wereld is: ontwikkelt u uit het wargaarn van alle quaad gezelschap, ontwykende alzo het quaad, volgens het oude spreekwoord quaad gezelschap doet doclen; en zoekt goed gezelschap, en weest de geene daar gy by verkeert tot een aanleiding ter deugd. Dit raad ik u, dit vermaan ik u, dit bid ik u, op dat gy het zelve meugt doen, van nu af aan met een edelmoedigheid verachtende, de nablaffende hondekens, der oude quaade gewoonte, noch niet blyvende hangen in 't geweefsel of spinneweb, der geschilderde vriendschap of maatschappy. Laat ze vaaren, want de vruchten der getrouwheid zyn ledige halmen. Laat alles vaaren, dat wel bezien zynde onder de hand verrot, en afschuwelyke stank achter na laat. Houd u voortaan deftig, op dat myne hoop over u vervuld worde, ik wens hertelyk uwe welstand der ziele, en des lichaams, ik heb u dus verre opgevoed, laat my doch vruchten proeven van dezen boom, terwyl ik leeve; hier mede beminde Zoon vaart wel, het is hertelyk gemeend, zo neemt het ook ter herte. U L. Toegenege en liefhebbende Vader. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} XLI. Brief. Ernstige vermaaning tot boete. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Zoon, Sedert ons hier woonen heb ik nu al verscheide maalen aan U L. geschreeven, doch noch niet of weinig, van 't hoogwigtigste belang. 't Is my niet vergeeten, dat u dacht en te kennen gaaft, het waar te veel of te dikmaals daar van op gehaald; als zelfs alles wel weetende: maar zo dat doorging moesten alle kerken geslooten, en alle Leeraars afgeschaft zyn, maar men ziet het tegendeel, dat niet alleen de gemeene man, maar Overheden, Prinsen en Vorsten, ja Koningen, zelfs dit voor lief opneemen, dat 'er gehandeld en voorgedraagen word, van de zaaken dienende ter Zaligheid, en dat doorgaans Jaar in Jaar uit, dat ook elke groote zyn Hof-prediker heeft, want daar glimt noch een vonkje van eeuwig vuur, 't welk elk in zyn boezem draagd, het geen conscientie genaamt is, en de mensch geen volkomen genoegen laat hebben, alleen in dit tydelyke wezen. Zo blyft dan ook myn recht om met U L. te spreeken, raakende een goede uitkomst der ziele, uit dit verbannen landschap der wereld, en 't verwoest dezolaate huis van 't verdorve vlees en bloed, en hier mede groet ik {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} U L. zeer vriendelyk, met een zegenwens van de Allerhoogsten, dat hy uw herte aanraake, om zich te keeren van het nietige vergankelyke, verrookende en verrottende, tot het alwaardige zelfstandige, en eeuwig blyvende. Want ik verlang zeer u het hoofd te zien uitsteeken boven den rand des kuils van welke noch uitkomen is, te weeten, den kuil des zondigen en ongoddelyken levens; en daarom roepen wy: klim uit, klim uit! want te gedenken aan een kuil van welks diepte geen uitkomen is, is te naar en te zwaar, voor de geene die haar geliefde in een geduurig gevaar zien, om van dien disperaaten kuil des eeuwigen afgronds ingezwolgen te worden, daar geen seel neêr zinkt om uit te trekken; in dezen kuil slingert het de verzonkene geduurig voor de handen, dat hy 't zelve maar zo lang niet af en slaat, tot zich de grond onder hem open doet, en hem laat zinken, in de grondelooze diepte, daar geen bereiken noch geen beroepen aan en is. Zo wy nu betrachten hoe veele reeds daar in verzonken zyn, en wy ons bevinden in vlees en bloed, en een grond onder onze voeten om ons op te heffen, tot het hoogste, ja ook tot het eenige goed, welk een aangenaame tyd beleeven en genieten wy dan, een tyd van aanbiedinge der genade en verlossinge. Maar hoe zeer onzeker is 't hoe lange zy over ons duuren zal, en daarom boven alles noodig geen langer uitstel te maaken van te ontvlieden, zo grooten on- {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} noemelyken schade, als daar is het verlies der Zaligeheid, van de onsterfelyke ziele: aan 't welk geen wederhaalen is. De Heere Jezus zeide onder zyn leeringe; Wie ooren heeft om te hooren, die hoore. God geeve dat deze vaderlyke waarschouwing niet het eene oor in en het ander weêr uit mogen gaan, maar een oor in het herte mogen vinden, om aldaar te blyven en te beklyven. Ik zeg wederom, het is geen ding om te waagen, of in de waagschaal te laaten hangen, zalig of verdoemt te worden: rold de ongestuime blinde wereld zo met malkander voort, gelyk de onrustige woeste baaren van de wilde Zee, laat ons die niet volgen, maar uit eigen oogen zien, waar wy staan, en waar wy zullen belanden. Groote en gewigtige dingen eissen een vasten voet; niet, lukt het zo raakt het, en by deze grootheid zyn alle dingen te zaamen klein. En zo der geen konsten, ja geen slechte handwerken zonder oeffening geleerd worden, hoe is dan de mensch zo zeer achteloos, als of hem de grootste gesteltheid tot zyn eeuwig geluk in de mond waaijen zoude. Die de handen aan 't werk slaan bevinden het anders, en leeren de spreuk verstaan: Indien de rechtvaardige naauwlyks zalig word, waar zal de Goddelooze en Zondaar verschynen? daarom leid het geen uitstel, en 't is immers over lang genoeg de behertiging van de grootste aangelegentheid verzuimd, en 't geluk getergd, dat de bylslag dus lang heeft opge- {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} houden, van het vellen des onvruchtbaaren booms. Nu staat men noch, nu is het tyd, nu niet verzuimd, eer de knaagende spyt, als een worm in 't herte trekt. Aldus zyn somtyds myne zuchtinge over u: Och Heere! Heere! Ik heb noch een doolend schaapje in de woestyn van deze wereld, in 't gevaar om van de wolf verscheurd te worden: Zoekt het en vind het, gelyk gy my onwaardige gezocht en gevonden hebt! Dat geeve God, op dat wy malkander ook mogen vinden hier in der tyd, en namaals in der eeuwigheid, Amen. Nu myn Zoon, myn eenige overgebleevene, in dit gevaarlyke jammerdal, laat ik u niet verliezen, laat ik u niet missen, word my tot een eeuwige schat, nevens andere die reeds uit der tyd zyn, en werd u zelven tot een eeuwige schat. De Heere zegene u, en geef u genade, de Heere help uw voet op den weg des levens. En ik groet U L. wederom zeer vriendelyk en hertelyk, vaart wel in de vreeze des Heeren. U L. Toegeneege en Gunstige Vader. {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} XLII. Brief. Krachtige Troost-brief aan zyn Zoon, in zyn boetvaardige stand. Jezus Christus, de Eeuwige Liefde Gods zy u verquikking. Myn zeer Beminde en Waarde Zoon, U L. schryvens van eigener hand hebben wy met lief wel ontfangen, en ik danke God, die u zo veel vermoogen gegeeven heeft, om deze lettere voort te brengen, myn erbermen is groot over U L., wat zouw dan het erbermen Gods niet zyn die onzer aller Vader is, doch wy erkennen deze zwaare en drukkende toestand, voor zyn Vaderlyke ernstige hand en trekking, tot zyn barmhertig herte Jezus Christus, die gekomen is om te zalven en te geneezen, gelyk wy hoopen en vertrouwen, dat hy deze zeer zwaare wonde des herten tot zynder tyd ook doen zal, en daarom houden wy by hem aan met zuchten en bidden, gelyk ik verstaa dat U L. ook doet, het welk ons zeer uitneemende lief is: doch myn herte kan niet wel gerust zyn, zo lange wy U L. niet in tegenwoordigheid by ons hebben, om U L. in deze elende, alle troost, hulpe en by- {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} stand na ziel en lichaam toe te brengen, die in myn vermogen is, in myn voorige laatste schryvens, die U lieden zo ik vertrouw, reeds wel zult ontfangen hebben, heb ik dan instantelyk met ernst verzocht om tot ons over te komen, gelyk ik by dezen dan wederom doe, en wens dat het terstond zyn aanvang neemen mag, zo 't mogelyk kan zyn onder des Heeren toelaating, believen, zegen en hulpe, vertrouwende dat de gesteltheid des luchts, en weer na den loop des tyds, wat zachter en bequaamer tot reizen zal zyn, en dat N.N. zich zal konnen schikken, om by al zyn getrouwe diensten noch deze te konnen toedoen, om U L. te geleiden, waar van hy zelfs vermeld heeft tot groote verwonderinge van ons, dat hy zulks aangebooden heeft, de Heere zy zyn loon, ik dank myn God dat wy noch te zaamen in der tyd zyn, om U E. te konnen helpen en bystaan, God de Almachtige hoopen wy zal ons te zaamen bystaan, om behouden door te komen, door alle machten der duisternis, des helsen vyands en des werelds, en gelooft vry dat 'er noch veel vroome zielen ook voor u tot God roepen, zo dat wy hoopen en vast vertrouwen, dat de macht des duivels zal verbrooken worden, en U L. herte zich zal verblyden, houd u gantselyk aan uwen gekruisten Heere Jezus Christus, om alle de bloed-druppels die Hy voor U L. arme ziele vergooten heeft, is hy my elendige genadig geweest, hy zal ook U L. genadig zyn, en zyn gebenedyde mond heeft zel- {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} ver gezegd: Wat vader is 'er onder u, wiens Zoone hem om een brood bid, die hem een steen zal geeven enz. Indien dan gy die boos zyt, weet uwe kinderen goede gaaven te geeven, hoe veel te meer zal uwe Hemelse Vader goede gaaven geeven den geenen die hem daarom bidden, derhalven hebben wy vertrouwen op de barmhertige goede God, dat hy voor dat zielen-brood der genade, ons geen steen der ongenade zal geeven, wy moeten maar onaflaatelyk aanhouden, ons menschelyk geluk is groot, dat wy met hem te doen hebben, wiens hulpe wy begeeren die de Allerhoogsten is, en geen macht boven hem heeft, wy hebben te doen met God het eenige goed, wy vallen hem in de armen, ach onzen eeuwigen oorzaak dat wy schepselen zyn, zyn rechterhand der liefde wil ons redden van de macht der duisternis, en der hellen-angst, die op de arme ziele aanzet. Wel aan dan myn zeer geliefde Zoon, schept geduurig een goeden moed, in de allerheiligste zoetste naame Jezus, welke gezegt heeft: Komt alle tot my die belast en belaaden zyt ik zal u verquikken, dit heb ik bevonden, en ik hoop dat U L. ziele het ook bevinden zal, de Heere ondersteune U L. hy zy uw troost en uithelper, myn herte breid zich gantselyk in medelyden over u uit, en ik wens op U L. de uitstorting der zegening, die ik mogt in de gunste Gods, door een veeljaarig aanhangen om zynen hals verkreegen hebbe tot een voordeel der zielen, en dat zulks U L. mag {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} waardiger zyn, als of ik tegens zyn Heilig Gebod, ten dienst van vlees en bloed, wat geld of goed had by een geschraapt, en de zegeninge wegens U L. Godvruchtigen Grootvader, na wien gy-lieden genoemt zyt C. L. volgens de beloste Gods, die ik zyn H: Majesteit dan dagelyks heb voorgestelt, dat hy wel doet aan duizenden der geener die hem vreezen. Ondertussen dan eer wy malkander zien, zy de sterke God U L. sterkte, tegen alle de poorten der helle, dag en nacht zy zyn Heilige wacht over U L., vat U L. in geduld in de hoope, en in het vast vertrouwen van goede uitkomst, en de gebenedyde naame Jezus, Jezus de eeuwige liefde Gods, bewaare U L. onder zyne vleugelen, hy die de kiekens wil vergaderen tot een eeuwige behoudenis. O! myn Zoon zyt getroost in God, God, myn God geeve U L. genade, myn ziele wenst u alle heil in het binnenste van U Lieden, myn herte woond U L. by met erberming, Gods herte in de zoete naame Jezus, erberme zich gantselyk over U L. ik omhels en kus u met Vaderlyke liefde, blyst in onze allergenadigste God bevoolen. {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} XLIII. Brief. Tweede Vertroost-Brief aan de zelve. Jezus de diepst gegravene Wel-bron der genade en barmhertigheid, uit het herte Gods zy u verquikkinge. Myn zeer Waarde en Beminde Zoon, U L. aangenaame van den 10. April, hebben wy na hertelyk verlangen wel gekreegen, en met medelyden daar uit verstaan U L. noch duurende harde stand, het welk myn ziele beweegd tot uitbreidinge voor God, om hulpe en bystand, welke wy ook gantselyk van zyne genade verwachten, en ons onderwylen zo verre vertroosten daar mede, dat U L. zo veel van zyne genade hebt, om tot hem te konnen bidden, zuchten en smeeken. Waarde Zoon houd daar mede aan, gedenkende hoe 't Maria Magdalena ging, welke door de magneet van boetvaardigheid getrokken zynde, tot de voeten des Heeren Jezus, dezelve met haare traanen nat maakte, en met haar hair afdroogde, hoe zy zo troostelyken aanspraak tot vergeevinge der zonde, uit dien gezegenden mond ontfing: doch beminde Zoon ulieden mogt zeggen, dat was in dien tyd, maar waar zoud ik nu zyn gebenedyde voeten bereiken {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} konnen; hy zegt Den hemel is myn troon, en de aarde een voetbank myner voeten: Indien gy myn waarde uw betraande aangezicht in 't stot bukt, biddende en smeekende tot zyne heilige Majesteit, dan zyt gy aan zyne voeten met Maria Magdalena, en daarom hoopen en vertrouwen wy, dat dien blik van zyn genade en barmhertigheid, waar na uwe ziele zucht en verlangd, u ter rechter tyd noch heilzaam zal geworden, daarom bezit uwe ziele in uwe lydzaamheid, verdraagende deze smerte als van den vinger Gods, die zyn wet aldus in uw herte schryft, en op dat zy niet licht uitgewist zouw worden, met smerte diep ingraaft, wy achten reeds de genade Gods groot, dat hy u onder dit zwaar lyden de kracht verleend, om hem in zyn Vaderlyk erbermen, met onophoudelyk zuchten, weenen en bidden aan te hangen, en zeer geloofd en gebenedyd moet zyn heilige naam zyn, dat dit noch geschied in der tyd, daar de kans zo schoon staat, om verlost te worden, en dat het niet reeds is aan de andere zyde des doods, in de afsnydinge van de draad des onzekeren levens, hier over breid zich myne ziele uit in dankbaarheid, tot onzen lieven barmhertigen God, terwyl wy malkander noch konnen bereiken, en troosten moet toe spreeken, en hulpe bieden en doen, ik ben zeer verblyd dat U L. tot ons zult overkomen, de Heere zegene uwen weg met genade, en bystand om wel over te geraaken, en zyne heilige Engelen geleide u te zaamen, tot dat wy mal- {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} kanders aangezicht in zegeninge mogen zien; houd moed myn waarde en zeer geliefde Zoon, tot dat de Gezalfde des Heeren, Jezus Christus, de Zaligmaaker, de barmhertige en eeuwige liefde Gods, met zyn heilige en hemelse zalf-oli, deze diep ingegravene smertelyke wonde van God den Vader, komt te heelen, te verzachten en te geneezen, op dat uwe ziele die nu zo zwaar neder gebukt is, hem mag looven en pryzen; zyn genade bedeele en geleide u, en zy u een geduurig schild tegens alle pylen des vyands, daar is geen macht boven de Allerhoogsten, tot welke gy u toevlucht zo hertelyk neemt, dat is zyn genade-werking in u, wy zyn bedroeft over uw lyden, doch getroost dat God zich uwer aanneemt, want de Schrift zegt, Hy geeselt een iegelyke Zoone die hy aanneemt, doch het is uit Vaderlyke liefde. Gy doet zeer wel, dat gy u vertrouwen zet op de Heere Jezus Christus, hoe lieffelyk zyn doch alle zyne antwoorden, tot alle de geene die om hulpe tot hem quamen: dat zy zouden wel gemoed zyn, dat haare zonden haar vergeeven waaren, dat haar geschiedde na haar geloove. En de Profeet zegt: Het gekrookte riet en zal hy niet verbreeken, en de rookende vlas-wiek en zal hy niet uitblussen. Werpt u geduurig in zyne barmhertigheid, Die tot my komt en zal ik geensins uitwerpen, zegt zyn Heilige mond, ende Komt herwaarts tot my die belast en belaaden zyt, en ik zal u verquikken, die lieffelyke verquikkinge des Heeren Jezus, wenst {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} myn ziele gantselyk in uw herte. O beminde en zeer waarde Zoon, ik hoop dat wy ons noch te zaamen in God zeer zullen verblyden in der eeuwigheid. De genade Gods in de geopende en uitvloeijende fonteine der genade en barmhartigheid Jezus Christus zy u laaffenis, zyne hand ondersteune u en voere u door alles heen, myn herte verlangd ook zeer te hooren van U L. verzachting en vertroosting, waar over ik tot onzen lieven God zucht en smeek, myn zeer beminde Zoon och! de ondersteunende hand van de Almachtigen wil by ulieden zyn, tegen alle geweld des vyands, gaat zo voort gelyk gy door Gods genade begonnen hebt, op God in Jezus Christus hoopende, bouwende en vertrouwende, die gekomen is, om dat de kranke de Medicyn-meester van nooden hebben, gelyk hy gebenedyd zegt: en Om te zoeken en zalig te maaken dat verlooren was, nu myn waarde Zoon, wy zullen zeer verlangen, U L. aankomst alhier, en ik verwelkom U L. al van nu af aan met omhelzinge van uitgestrekte Vaderlyke toegenegentheid, wensende dat de geleide des Heeren, u gelukkig en haast tot ons overbrengen zal, onderwylen moet ik U E. laaten in die armen van de liefelyke Zaligmaaker Jezus Christus, gebenedyd in der eeuwigheid. Ik moet dan af breeken, hoewel ik quaalyk kan, want myn herte is vol om u lieden altyd meer mede te deelen, van de liefde en uitgebreide gunst die daar in besloten is, en de genade en goeddaadigheid Gods {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} geduurig over u wenst, vaart wel myn zeer geliefde Zoon in de naame Jezus, tot dat wy malkander in tegenwoordigheid zien, hier mede groet ik u vriendelyk van herten zeer, en blyf u zeer beminnende en alle heilwensende Vader. XLIV. Brief. Tot onderhouding van Geestelyke vriendschap. Jezus in ons. Beminde Broeder, Weest vriendelyk in de naame Jezus gegroet, zyn eeuwig heil wedervaare u lieden, wy hebben malkander in lange niet gezien, waar van het gequetste been, misschien ook al een oorzaak is, doch wy hebben verstaan dat het nu weêr geneezen is, derhalven komt ons nu wederom bezoeken, en zo 't de gelegentheid toe laat wat langer volgens uw afspraak, te weeten, wat langer als op een dag komen en gaan, doch zo 't niet wel anders kan vallen, zo komt evenwel op dat wy malkanders aangezicht in tewoordigheid zien, onder de overeenstemmende hoope die in ons is, op zo grooten erfenis, als {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} daar is: God en het eeuwige leven, een Zon zo helder en klaar, dat de sterren der wereldse dingen wel mogen verbleeken. O broeder wat zyn wy op een gelukkige reis, zich strekkende na het hemelse Vaderland, van welke nu reeds zedert dat wy malkanderen eerst ontmoeten, zo veel dagen en maanden afgekort zyn, hoe haast is ider dag voorby, van alle begonne dingen komt ten laatsten het einde, gelyk het dan ook zal doen van onze vreemdelingschap en Pelgrimagie, als wanneer wy hoopen te rusten van onzen arbeid, en behaaglyk t'huis komen, by God onzen Vader, en de Heilige onze vrienden en broeders, daarom laat ons goeds moeds zyn, het gewigte onzes voorwerps is zeer groot, ja uitneemende, dat ons dan het gestel of bedryf der tydelyke voorwerpsels, niet en belemmere, want hoe weinig is 't alles, gestelt tegens de oorsprong van alles. En hoe weinig word dit bedacht, en betracht van de generaale wereld, ziende op het zienelyke met veel beschiks, en veel voorhebbens, tot dat haar deze of geene onpasselykheid des lichaams over komt, en den moed ontneemt, laatende alsdan uit de nederdrukking het gemoed opkomen, met verzuchtinge. Maar gelukkig zyn ze die altyd haar ziekte en ellende kennen, en daarom haaren zucht dagelyks in God verheffen, en alzo by gezonde dagen haar einde te gemoed ziende, een andere steun en vastigheid op het onzienelyke zoeken. O hoe schoon is het te hoopen op een zalig einde, op welk een {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} rykdom ons de Heere wil bevestigen, tot dat wy hem aanschouwen van aangezichte tot aangezichte, op dat wy zingen den eeuwigen lof Gods, Amen. Hier mede beminde Broeder, vaart wel in de genade Gods. U L. Geneege Vriend en Broeder. XLV. Brief. Van de zelve Materie. Jezus de Eeuwige Liefde Gods in ons. Myn Beminde Vriend en Broeder, Weest vriendelyk gegroet, de genade Gods door Jezus Christus met zynen Heiligen Geest, versterke U L. op den weg onzer vreemdelingschap, tot een vast aanhangen aan het hoogste goed, om welks verwachtinge, wy ons alhier in dit tydelyke leven als vreemden achten te zyn, Welk korte leven in 't vergankelyke huis van 't vlees doch zo haast aan zyn einde staat te komen. Daarom is het uitneemende schoon, door deszelfs ondergang, de opgang van een beter, volmaakter, en eeuwigduurend leven te gemoet te zien. Welk dan ook waardig is om onze zinnen en gedachten tot zich te trekken, om niet {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} te blyven hangen in de verwarringe dezer wereld, met haar zichtbaare tydelyke dingen, op dat wy ons gewennen aan dat geene daar wy dagelyks door de spoedende tyd na toe reizen, en alzo niet als vreemdelingen mogten komen in het land der eeuwigheid, maar als geliefde kinderen, by haaren geliefden Vader t'huis, gelyk wy zaamen hoopen, om te bezitten die aangenaame zaamen-wooning, in liefde, vrede en blydschap, omsingelt van de goedertierentheden des Allerhoogsten, weidende in zyne schoone wonderen, en alles zonder te eindigen, maar eeuwig, eeuwig nevens het eeuwige wezen aller wezen, dat is hoogwaardig, ô broeder om ons te zyn tot een gewigtig voorwerp en doelwit onzer begeerte en uitgestrektheid. U L. zyt hier geweest als ik na Hoorn waar, zo dat het lange is dat wy malkander niet ontmoet hebben, doch mogt het zich zo schikken, dat U L. haast eens weder quam, wy hebben ook voor om U L. wel haast na de verhuizing ook te komen bezoeken, onze vriendschap en maatschappy is om een groote oorzaak, om God en het eeuwige leven in hem. Hier mede vaart wel in de genade des Heeren, en zyt nochmaals vriendelyk gegroet in de Heilige naame Jezus, die zy U L. verquikkinge des gemoeds, en ademtocht der zielfe begeerte, wy treeden in zyne naame voort, door 't vreemde Land, tot dat wy eindeling geheel in hem komen over te gaan, als in ons levens licht en lucht, {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} daar toe sterke en helpe ons zynen Heiligen Geest. U L. Geneege Vriend en Broeder. XLVI. Brief. Tot moedgeeving op den weg der deugden. Beminde Vriend en Broeder, Een vriendelyke groetenis in de Heilige naame Jezus, in welke wy ons verblyden, en eeuwig hoopen te verblyden, als nevens malkanderen staande spruiten, ontsprongen uit dat oorspronkelyke wonder dat God is, op dat wy met malkander daar in verwonderd zyn, ons weidende en uitbreidende, in zyne uitvloeijende wonderen, van vergenoegzaame vervullinge der begeerte des levens, tot lof, prys en dankzegging, gelyk als vreedzaame verblyde kinderen in 't huis en hof van haar vriendelyken Vader, oneindig buiten kommer: dat is dat gewigtige en heerlyke voorwerp, daar wy als reisbroeders op oogende, ons onder malkander voorhouden, dat wy in deze wereld vreemdelingen en doortrekkers zyn, en alzo niet en behooren verdiept en gewortelt te zyn in dit tegenwoordige, dat haast van ons {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} voorby zal gaan, gelyk den weg achter den rug des wandelaars. Met liefde aan U E. gedenkende, en het aangenaam bezoek van vriendschap aan ons gedaan, was ik geneegen U L. op deze wyze eens te begroeten, wensende dat gy het voor een weder bezoek mogt aanneemen, en ons eerlang eens weder by quaamt, terwyl het noch bequaam weer is. Sedert wy malkander eerst zagen, zynder al zo veel jaaren voorby gevloeid, en sommige bekende van deze wereld verhuist, zo zal het immers eindeling alles voorby gegaan zyn, maar hoe schoon en lieffelyk zo wy het beste deel behouden hebben, bewaard in den verborgen schatkist des herten, om te verhuizen uit dit beginsel des levens, in het rechte leven dat eeuwig duuren zal. O broeder hoe groot is deze onze verwachting! hoe groot is het einde daar wy toe geschikt zyn! namelyk om eindeloos nevens God te leeven, hoe gewigtig is zulk een voorwerp, om geringe te achten de dingen dezes tyds, op dat zy het ooge des gemoeds niet af en trekken, van zo dierbaaren doelwit, dat wy altyd te bemerken hebben, en alzo niet af en dwaalen van het spoor dat ons brengen moet tot dat volmaakte bezit, tot een eeuwig wel zyn der onsterfelyke levens grond. O hoe bemind de mensch een wel zyn, en van alle zyden, en in alle gesteltheden een genoegen, hoe poogt hy zich uit alle hinder en onpasselykheden te verzetten, en zouw hy zich dan niet schikken te bereiken een staat van eeu- {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} wig gemak, van eindeloos welbehagen! ja hertelyk behoord hy zich daar toe te schikken volgens zyn redelyke overweeging, door het licht des menschelyken verstands, daar mede hy zo veel beschiks in onderscheid der dingen uitvoerd, raakende den welstand of het welbehaagen, na dit tegenwoordige leven en wezen des werelds. Immers wy hoopen verder te zien als voor onze voeten, op dat wy niet van achteren komen te zien, dat wy van vooren hoorden te zien, nu staat het voor ons dat wy wel bedachtzaam wandelen, om door het minste niet afgehouwen te worden van het meeste, ô hoe hoogwigtig is die eeuwige welstand des menschelyken levens! en hoe nietig en vergankelyk zyn de dingen dezes tyds! wy hoopen [dan] zaamen eindeling in oneindige maatschappy te leeven, in 't Koningryk der liefde, vrede en vreugde, bevriend en vereenigd met God de Allerhoogsten, in de Heilige naame Jezus, zyne genade zy met U lieden, tot sterkte op den weg dezer vreemdelingschap, hier mede nochmaals vriendelyk gegroet met broederlyke omhelzinge, Jezus de Zoone Gods, zy met U L. tot in der eeuwigheid. U L. Toegeneege Vriend en Broeder. {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} XLVII. Brief. Van Vriendschap. Beminde Vriend en Broeder, Een vriendelyke groetenis en Zegenwens van den Heere, die onze gelukzaligheid lief heeft, op deze Pelgrims weg in 't vreemde Land dezes tegenwoordigen levens, zyne genade zy met U lieden, tot troost, verquikking en ondersteuning, om in de hoope door 't geloove op hem te wachten, na een gelukkige uitkomst, lieve Broeder en mede vreemdeling op deze wereld als ons Schip niet voor de wind heeft, zo laat ons het Anker der hoope in de grond laaten leggen, en verwachten na hobben en tobben der Zee-baaren weder goed weer, en eindeling een behouden haven. Wy hoopen ons eindeling zaamen te verblyden, ten einde van alle zuchten en duch ten, in die ruime lucht der eeuwige vryheid dit kleine briefje was om UL. te verzoeken dat gy ons eens zoud komen bezoeken, breek al eens uit, en laaten wy malkander nu en dan al eens zien in dit jammerdal, op hoop van malkander eeuwig te zien in 't vreugdendal, de Heere helpe ons, door Jezus Christus zyn eeuwig herte der liefde en barmhertigheid, vaart wel in hem. U L. Toegeneege Vriend en Broeder. {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} XLVIII. Brief. Van de zelve Materie. Jezus de Eeuwige Liefde des Vaders zy onze balsem. Beminde Vriend en Broeder, Hier mede groet ik U E. vriendelyk, weest gesterkt van de genade des Heeren Jezus onzen Heiland en getrouwe Herder, van welke wy hoopen dat hy ons eenmaal van de verstrooitheid over de bergen en dalen dezer woestyne zal brengen, in grazige beemden en aan stille wateren van het gelukzalige gewest des hemelsen Paradys, daar wy vredig zullen neder leggen, en gerustelyk opstaan om te weiden in de vettigheid van de vloeijende zegen aller goederen, uit de eeuwige fontein der wonderen, en der oneindige liefde, op dat wy de zelve met malkander pryzen, eeren en looven, dit is onze hoop lieve Broeder, alle dit tegenwoordige zal haast voorby zyn. Komt haast eens by ons, en het waar goed dat gy eenige daagjes blyven kond, ziet of gy het zo schikt, ondertussen en altyds voorts wens ik U L. de genade en de versterking des Allerhoogsten, dat groote heil van de gunste Gods staat altyd gereed en voor ons open, en daarom zyn wy zeer en boven maaten gelukkig, welk geluk geen wisselbaare gevallen der tydelyk- {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} heden van ons neemen kan, dit zy ons gewigtig, vaart wel lieve Broeder, de Heere Jezus verquikke U E. herte, God is onze Vriend. U L. Vriend en Broeder. XLIX. Brief. Een verblyding in de Hoope op 't Eeuwig Goed. Jezus de Eeuwige Liefde Gods in ons. Beminde Broeder, Weest vriendelyk gegroet in de Heilige naame Jezus, zyne genade zegene en versterke UL. op den weg van Pelgrimagie, langs welke wy met malkander gaan, na dat gelukzalige eeuwige hemelse Vaderland, een voorwerp dat zo groot is, dat het ons de dingen dezes tyds wel klein mag doen achten, waar in zo veel menschen blyven zitten als in een elendig wargaren des vogelvangers verstrikt, zo dat zy zich niet konnen verheffen, opvliegende in de ruime klaare lucht die God is. Daarom achten wy ons zeer gelukkig, ziende de onwaardige ja verachtelyke ophouding, door welke zich zo veel menschen die haar redelyk verstand hebben laaten achterwaarts houden, {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} van de betrachting des eeuwigen welstands: zo laat ons dus verre in een gelukkige staat zynde, goede moed hebben, en ons geluk achtervolgen, door een blyven, op dezen ingeslaagen uitverkooren rechten weg, die afgaande is van de algemeene landstraat des werelds, krielende van bewandelaars en beryders. O! hoe haast zal ons kort wegje ten einde zyn, op dat wy van dit korte ingesloote leven des jammerdals overkomen in het land van eeuwige ruste, vrede, en blydschap, in die eindelooze ruime Goddelyke levens lucht der zalige eeuwigheid, op dat wy onzen adem van de eeuwige begeerte der zielen in dezelve geheel verquikkelyk haalen, en ons uitbreiden in verzadigende weelde, gelegerd aan de volle stroomen der laafenis, welke eeuwig vloeijen uit de oorspronkelyke welbron Gods des Vaders, vloeijende door de eeuwige Geboorte des Zoons Gods, met den onophoudelyken uitgang des Heiligen Geests, in het verband van de liefelyke maatschappy der edele liefde, dat een geduurige welsmaakende maaltyd is, die oneindige fontein der Heilige Godheid, met zyn opwellen, stroomen en vloeijen, een eeuwigduurende loftoe zingen, met malkander daar van genieten, spreeken, verwonderd zyn, vertoone en mededeelen; de aankomst dan, en de bezitting van zulk een liefelyken valeije, en welruikend doorwaterd Roozendal, beloovende een altydduurende vermaakelykheid, vrede en vol bezit, in zyne onophoudelyke Zomer zonder verdorring, dat zeg ik is {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} het waardig dat wy hier onderwegen op den weg zynde, den gelukkigen weg die tot zodaanigen gewest des heils gelegen is, ons zelven te vreden stellen, onder het weinig ongemak, en een kleine dorstlyding, terwyl wy versmaaden de laafenis uit een onreine sloot, of goot; in de woestyne dezer wereld, hoopende wel haast te komen, tot de zuivere klaare spring ader van de fonteine des levens, en ons aldaar uit dezelve te laaven, met een laafenis welks gedenken ons het hert verheugd. Zouden wy ons dan niet wel te vreden houden, zouden wy niet wel gemoed zyn en ons verheugen, hoe snel gaan onze dagen, hoe haastig onze weeken, zo korten de voetstappen van een gestadige wandelaar den weg geduurig af, onze weg is kort ten opzichte van veele die voor ons gingen, en ze zal ook haast eindigen voor ons, al de weg die achter de rug is verdwynd als een droom, hoe gelukkig zyn wy dan, onze rust en lust niet te zetten in het geene dat niemant houden kan, dat elk gestadig ontgleid, maar het leven, en het zaaijen, het werken des gemoeds, in het onzienelyke dat is blyfelyk, dat ontglyd niet, maar word mede gevoerd en eeuwig behouden. O broeder! wat is de wereld, laatze heenen stroomen met haar vloed, der behaagelyke en der kommerlyke dingen, waarom zouden wy met onze levens schuit op haar dryven, zy zouw ons niet afdryven tot in de groote Zee der gelukzaligheid, want haaren loop heeft die strekking niet, maar zy verliest haar zelven in het naare {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} hol des doods, zo willen wy langs haaren oever haaren loop opgaan, na dat Zalige gewest daar hier vooren van gesprooken is, en in dezen togt zegene, en zy met ons de Allerhoogsten tot een gelukkige aankomst, op dat hy ons zette in de eeuwige vriendschap der liefelyke maatschappye, der zalige zielen en heilige Engelen, de eeuwige Liefde Gods Jezus Christus zy met en in U L. hier, en in der eeuwigheid, Amen. Hier mede nochmaals vriendelyk gegroet en gekust in de naame des Heeren Jezus, vaart wel in hem. U L. Toegeneege Broeder. L. Brief. Van de dierbaarheid der Goddelyke kennisse Jezus Christus, zeer moderaat en onderscheidelyk. Jezus Christus met ons, en in ons. Beminde Vriendinne en Zusters, Na U L. vertrek vond ik een opgewekte uitgaande genegentheid, door welke ik dan beweegt ben om in broederlyke liefde, U L. door deze regelen vriendelyk te begroeten, dewyl wy malkander op den weg der Pelgrimagie aangetroffen hebben, zo lust het ons ook te spreeken {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} van 't Zalige Vaderland daar wy na toe wandelen, en van deszelfs omstandigheden, als reizende vreemdelingen door de wilde woestyne dezer wereld, alzo willen wy ons met onzen Emanuël hoog verheugen: God met ons en in ons, den H: Joannes zeide, God is liefde, en wy zeggen De liefde is de Zoone Gods, en dat is die schoone Bruidegom of Bruid die tegen over de Ziele staat, zouden wy onze begeerte niet in hem zetten, zouden wy niet van hem eeten en drinken, is hy niet het brood des levens, en de fontein der eeuwige verquikking, is hy niet het overaltegenwoordige alvervullende goed en zoet, dat de Vader van eeuwigheid in eeuwigheid, uit zyn naamelooze grond der Godheid baard, is hy niet Jezus de hoogste en diepste Liefde Gods, daarom willen wy onze hongerende begeerte in hem zetten, of wy hem mogten in onze ziele trekken, dat hy een gestalte in ons kreeg, ô hoe konnen wy in de kist des herten beter schat vergaaren dan Jezus, Jezus is het licht des eeuwigen levens, en wy weeten en bevinden dat alle licht in de natuur een zeer stil zacht uitvloeijend medewerkend aangenaam vriendelyk wezen is, zonder eenige scherpte en bitterheid, en alzo zyn de eigenschappen van de Zoone Gods, die in onze levens eigenschappen dienen openbaar te worden, en al is 't dat wy arme wormpjes in deze noch veel achter leggen, zo zuchten wy hier om en begeeren zulks, en hier uit ontstaat ook de uitgebreide inschikkelykheid over alle menschen, {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} en ik verheuge my met en over U L. om dat onze gemoederen overeenstemmen, namelyk dat de Kerke van Christus onder allerhande soort van benaamde volke is, en of iemant schoon in een misverstand zynde, evenwel de wereld om God verloochende en verlaatende, en zyn hongerige begeerte in het eeuwige goed invoerde, evenwel door God leefde, en het eeuwige leven zal ontfangen, gelyk een klein onnozel Kind, dat geen kennis van de lucht heeft, hoedaanig dat het door dezelve moet leeven en leefd, zo is het nochtans in zyn onkunde adem haalende, en leefd zo wel door de lucht die hy niet en kend, als andere dieze kennen, en weeten dat zy daar door leeven moeten, alzo ook een ziele die van God en Goddelyke dingen juist de rechte kennis niet en heeft, en evenwel met zyn uitgestrekte zuchtende begeerte, adem haald in God, gelooven wy, dat hy door hem in hem zal leeven, en alzo zoeken wy in goede hoope en geloove over het menschelyk geslacht uitgestrekt te zyn, en verheugen ons evenwel over en met U L. over onzen Emanuël, waar van wy eerst zeiden, dat wy ons meê verheugen wilde, naamelyk in dezen, dat gy lieden zo ik vertrouw, rakende de persoon des dierbaaren Zaligmaakers Jezus Christus, met den Heiligen Apostel, van herten zegt Myn Heer en myn God, welke belydenis, of wy wel alles ten besten schikken, ons zeer kostelyk en dierbaar is, en ons hert en ziele verquikt zich daar in over U lieden, en het heeft {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} my veel Jaaren gemoeid, dat onder veele vroome luiden, die anders tot de grond der verdraagzaamheid gekomen zyn, hier in onze Nederlanden dat misverstand van de ontkenning der Godheid van Christus is berustende en voortwassende, maar geliefde laat ons hem gebenedyd vaster in de armen der begeerte onzer ziele sluiten, en hem in dezen zin niet los laaten, maar onze wortelen des geloofs in dezen milden en vetten grond geduurig uitbreiden, door de zuchtende aantrekkende begeerte, sap en kracht in ons haalen; veel onderscheidende en vernuftige wysheid is ons niet van nooden, maar een geduurig begeeren in Jezus het herte Gods, en dat doende hoopen wy geestelyk door, of met den mond der begeerte te eeten en te drinken van zyn heilig geestelyk lichaam, want hy zegt, Myn vlees is waarlyk spyze, en myn bloed is waarlyk drank, hoe lieffelyk luiden deze woorden voor de liefhebbende ziele, want het is haar niet genoeg by den beminde te zyn, maar zy wil van hem eeten en drinken, op dat hy de vervulling haares liefden hongers zy, en zy met hem als een ding worden, gelyk de spyze die wy uiterlyk eeten, ons tot vlees en bloed word, hier by betrachten wy dat geestelyk eeten van de heilige Engelen en Zalige zielen in den hemel, dat haar spys of vrucht van geestelyk hemels wezen gewassen, of zaamen gecorporeert, door 't eeten tot geen verderving komt, maar in de mond smeltende, zich als een suptile kracht, door haar {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} geestelyk hemels lichaam verspreid, en alzo begeeren wy ook te eeten van het brood des levens welke is Jezus Christus, ons van den eeuwigen Vader gegeeven tot een spyze der Zaligheid, het is ons niet genoeg dat hy de grootste der Propheeten zy, noch ook niet dat hy de hoogste der Koninglyke Troon Vorsten zy, maar dat is ons genoeg dat hy Emanuël God met ons, en God in ons zy, den Vader gaf niet een van zyn Zoone, maar den eenig geboorene die hy niet geschapen, maar van eeuwigheid uit zich gebooren heeft, in welken het eeuwig schynende licht zyner verborgentheid openbaar word, deze zyn eeuwige liefde heeft hy tot ons uitgevloeid, en in het vlees openbaar doen worden, en alzo is God geopenbaart in het vlees, en is onzen Emanuël, God met ons. Zo dan myn Geliefde, laat ons hem maar omhelzen, en eenvoudig aanhangen, laat ons ook wel gemoed zyn, wyl wy onze wille in en aan hem trachten over te geeven, en hem aan ons gemoed niet voorstellen als een verschrikkelyken Heer. Hoord wat Joannes zegt, God is liefde, dat is ons punt daar wy op vallen moeten, de puure reine klaare Godheid is niet anders, als dat aller-eenvoudigste, vriendelykste, zoetste, lieftalligste, uitgeevende leevende wezen, en al wat tot hem komt, omhelst hy met dat zelve, daarom laaten wy ons van niemant laaten verschrikken, of wys maaken dat hy iets anders als God is. Geliefde laat ons wel gemoed op onze Pelgrims weg voort wan- {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} delen, en als de beschuldiger ons aanklaagd, van dit of dat, van zus of zo, tot verbystering en mismoedigheid, als waaren wy niet aangenaam voor God, zo laat ons onze wille en begeerte uit alle onreinigheid, die ons tegen onze wille aanhangd uit trekken, als een bloem uit stinkende mest, en geeven ze in God en zynen wille, daar het dan te pas komt, dat hy een herte-proever en nieren-kender is, hy weet onze wille, en kend onze begeerte ende wille, die met ernst van het onreine uitgaat neemt hy aan, hy neemt onze onreinigheid niet aan om ons die voor te houden, op dat wy daar door verschrikken en van hem achterwaarts wyken zouden, ach neen! zyn aangezicht en veranderd niet, dat wy de onreinigheid achterwaarts werpen, en zien met onze begeerte in het vriendelyke herte Gods dat geen quaad denkt, ondertussen rusten wy niet, maar zuchten en klaagen, het goede dat ik wil en doe ik niet, en het quaade dat ik niet en wil, dat doe ik, waar van wy te zaamen zynde spraken, maarach! hoe veel quaads en onreins hangd ons aan dat wy niet en willen, en hoe veel goeds, reinigheid en deugd ontbreekt ons dat wy willen, maar daarom vertsaagen wy niet, en rusten ook niet in de onreinigheid, maar God kend de wille met welke wy van't quaade tot hem ingaan, wy willen 't onreine niet, maar wy willen God. Hangd ons het onreine aan, wy gaan met onze wille voort door alles, en geeven ze in God, wy willen God, en in hem leeven en sterven, en {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} eeuwig blyven, want hy heeft ons gelokt en gevangen en wy hebben hem uitverkoren tot ons deel. Geliefde laat ons in alle troebelaatjes en versteltheden, met onze inbeelding of begeeren, vallen op het vriendelyke herte Gods, dat is Jezus, het simpele licht en de puure liefde Gods, hy is geen strenge Rechter, hy en is niet toornig, maar de balsem der verwonde, en de olie der verzeerde. Jezus is onze toevlugt en de berg onzes heils, wy willen wel gemoed zyn onderwege, want de hoope balsemt ons door't geloove met het aanstaande heil, van eeuwige vrede, in het overzalige Vaderland, alwaar wy met malkander die hier als Pelgrims hebben gewandeld, ons zo hoog hoopen te verblyden, voor en in God onzer aller oorsprong, en lief hebbende allervriendelykste Vader. Wy zyn in deze wereld gebooren, en begeeren een andere wereld, en daarom ook uit een andere Adam gebooren te zyn, namentlyk uit God in Jezus Christus, daarom laat ons onze wille, en geduurige begeertens in Jezus, als de diepste Liefde Gods zetten, hy noodigd ons op hemels water, en op hemels brood, laat ons dan eeten en drinken en gesterkt zyn op den weg, terwyl wy loopen, en gelooven dat 'er noch veel verscheide Schaapjes op den weg na 't Vreden-dal gaan, want of de wereld wild en woest is, zo ziet 'er noch menigen Ziel te rug, met een uitgestrekt verlangen na haar eeuwigen oorsprong, daar ze uit ontstaan is, die wy alle hoopen te vin- {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} den, als wy te zaamen t'huis gekomen zyn. Door onze ontmoeting was ik in uitgaande genegentheid opgewekt, en wens U L. alzo Jezus Christus in uw herte en ziele, tot een kostelyke ja eeuwige Bruidegom: zyn groote genade en eeuwige liefde, zy U L. schat en eeuwig erfdeel, blyft dan te zaamen nochmaals in God, en zyn lieffelyk herte Jezus bevoolen, tegens alle storm en onweer des duivels, en des werelds, de zegen des Heeren zy op U L. en ons te zaamen. U L. Toegeneege Vriend en Broeder. LI. Brief. Ernstige aanmoediging aan een afgeweeke en wederkeerend gemoed. Jezus de Liefde Gods zy met ons. Vriendin, Na dat wy reeds verstaan hadde U lieden afscheid uit deze wereld, het perk daar de kroone des levens te beloopen is, zo is U L. aangenaame schryvens tot ons gekomen, waar uit wy speuren de eerste voetstappen der wederkeering, {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} op die zo hoog gelukzalige weg, tot de eeuwige welstand, van welke gy lieden zo openhertig bekend van afgeweeken te zyn, terwyl der nu de beginselen zyn, wat wanhoop of misvertrouwen zouw den voortgang ophouden, indien de vroome (zynde de Gemeente van Christus) zich over zulk een gewenste wederkeering verblyde, en met open armen des gemoeds staan, om het afgedoolde schaapje in haar gunstig gezelschap te ontfangen, om daar mede te gaan na 't heil dat zy be-oogen, wie zal dan twyfelen aan de goed-gunstigheid van het groote vuur dezer vonkjes Jezus Christus de Zoone Gods, zyn eeuwige liefde, genade en barmhertigheid, het herte des Vaders; daarom Vriendin daar den honger is, daar is de spyze gereed, de Allerhoogsten begeert maar zulke die hongeren en dorsten na de gerechtigheid, op dat zy van de volheid zyner genade verzadigd worden. Dezen honger des meeschelyke begeerte tot God word vereist, gezocht, geroepen, gebeden en na geloopen, van den verdoolde en verkeerde mensch, welken honger verkeerdelyk gekeerd is in deze wereld, leerende de verloochening haarder begeerlykheid, als een goedgunstige Vriend die beter dingen aanwyst voor geringe verachtelyke, wel schoon schynende maar haast verdwynende, aan welke de onwyze Ziel zich vergaapt, ophoud, en eindeling zouw verderven, om niet te konnen komen tot dat waare wezentlyke genot in deze aangenaame tyd des levens, zo mildelyk aangebo- {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} den van den liefhebber der menschen, alzo bespeuren wy den eis der Godsdienst van den Aller-hoogsten te zyn, een Vaderlyken raad ten goede, een geduurige noodiging tot het brood des levens, en hoe gelukkig zyt gy-lieden van noch te staan in dit leven, zonder afgesneeden te zyn van de hand des doods, uit welke gy gered zynde, een tweede leven ontfangen hebt, om te herdoen de verkeerde boodschap, en niet te missen de onwaardeerlyke vergelding, tot de eeuwige welstand, want hoe groot en bitter zouw de spyt zyn, indien de ziele van het lichaam afgescheiden, zich bevond in een diepte zonder hoop van uitkomst, en hoe zeer hertelyk wenselyk zoude dan zyn de mogelykheid van het herdoen des levens stuk, na 't Goddelyk welbehaagen, welk een allerschoonste gelegentheid nu zo klaar en gereed staat, voor den aantast van den geene die lust te bukken om dat kleinood op te raapen, alzo verhoopen en wensen wy dat gy dit u groot geluk zult nagaan, en achtervolgen, voort treedende op den weg des heils, tot welke gy door het dringen Gods gekomen zyt tot de eerste treede, alzo en laat U E. niet achterwaarts roepen, noch door wanhoop of misvertrouwen, noch door behaagelykheid des werelds, van welks onwaardigheid en quaadaardigheid gy-lieden ons levendige getuigenis geeft, uwe voeten dan vast zettende om opmerkzaame en gewisse treeden te doen, hoopen wy dat gy-lieden zult overtreffen, de geene die de boetvaardige beginsels in den op- {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} komst van 't gezonde vlees en bloed wederom in de gevangenis gestelt wierde, op welken aanval gy-lieden wel mogt verdacht zyn, gelyk wy uit U L. schryvens ook merken dat gy-lieden zyt, als niet durvende steunen op eenig eigen vermogen, welk gevoelen wy hoopen, dat gezegend zal worden, van de genadige hulpe Gods, in de Heilige naame Jezus, hy is onze heilzoeker, en gekomen om te zoeken en zalig te maaken dat verlooren was, tot hem roepen de belaste en belaadene, zo wy het onze doen, hy zal het zyne doen, waakt dan nu meer over uw kostelyk geschonken kleinood des goeden willens en voorneemens, om niet allengskens door de geest van deze wereld weêr in slaap van achtelooheid gewiegt te worden, maar zyt wakker en wapend u met 't geheugen van de levendige bevinding der bittere nasmaak, die de vrucht des werelds-dienst geeft, de kleinachting dezer vergankelyke wereld, met al haar behaagelykheid is een goede medicyn, tot gezondheid van de begeerte zyns zelfs eeuwige onvergankelyke welstand, de Heere zy dan uw dierbaare schild, Jezus de eeuwige liefde Gods, de opene poorte der Zaligheid zoekende toevlucht, zy U E. sterkte, geleidsman, troost, verquikking en voedsel, zyt hier mede den Heere bevoolen en gegroet met zaamen U E. Man, wenselyk is 't dat gy-lieden malkander aanvoerende zyt, langs de weg des heils tot Zaligheid, ooren hebbende om te hooren, oogen om te zien, {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} handen om te tasten, verstand om te begrypen, dat deze tegenwoordige wereld met al haar begeerlykheid, U L. van geender waarde is, maar dat den schat des hemels onoptelbaar is. Dat dan de vergankelyke dingen dezer tyd nimmer onze herte niet vervulle tot verstopping des gemoeds, want de verleidinge des rykdoms en de zorgvuldigheden des levens verstikken het zaad, dat'er dan gewaakt worde tegens deze ondeugden die in de wereld voor deugden passeeren, wy zyn vreemdelingen op aarde, indien anders ons voorneemen gekeerd is na 't eeuwige en waare Vaderland, en die alzo niet gezind zyn, maar haar Burgerschap op aarde zoeken vast te zetten, worden doch eerlange tegens wil en dank uit haar nest verdreeven, als den uitroep van den heraut des doods, de vrolyke aangezichten doet verbleeken, en van schrik besterven, weg gaan ze na de verlegen eeuwigheid, in al haar drokte en beschik dat zy in de wereld maakten, en voor hadde blyft staan en leggen, en hier van zyn veele spiegels, dat het over tyd is om beter bedacht te zyn, en te volgen het heilige voorschrift van de Goddelyke wysheid, om vergeleken te worden by een voorzichtig man die Zyn huis op de rotssteen gegrond had, hier toe zegene en helpe u en ons al te zaamen, de Heere die ons zulks geleerd heeft, Jezus Christus de Zoone Gods, de eeuwige liefde des Vaders, vaart wel in zyn genade. U E. Goedgunstige Vriend. {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} LII. Brief. Tot vertroosting, en van de nuttigheid des Kruis. Beminde Vrienden, Een vriendelyke groetenis tot antwoord op U Lieden schryvens, en betuiginge van toegenegentheid, de genade des Heeren hoopen wy dat ons verder zal geleiden en helpen door dit jammerdal des tegenwoordigen levens, in deze zichtbaare wereld, een land van vreemdelingschap, voor haar die van herte uitzien na een beter, wy verstaan dan wederom U L. verdrukking en droefheid door middel van een elendig kindje, gelyk wy ook U L. dan voor deze gekend hebben, onder welke wy u dan wensen de zegen des Heeren tot geduld en lydzaamheid, hy weet het best wat ons elendige goed is, en 't is al geen geluk en welvaart, 't geen zo genaamt word, maar daar in word veeltyds de hertelyke toegekeertheid na God vergeeten, van welke exempelen de wereld staat en bloeid: maar de hoog verlichte roepen ons overluid toe dat kruis en verdrukking zo noodigen en nutten medicyn der zielen is, om dat daar door van haar de roest afgeschuurd, en den verborgen olie des herten uitgeperst word, want gelyk den groven kern der dingen met een grove bast omvangen is, zo is ook het eeuwige {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} deel des menschen, met het grove duistere aardsgezinde vlees en bloed omgeeven, 't welk zyn deel in deze wereld zoekt, en ongeperst blyvende, lichtelyk de ziele mede lokt, trekt en weg sleept, houdende alzo in zich verslooten, zonder vruchtbaarheid dien edelen olie, dat zy niet uitvloeid tot heil des gemoeds, ondertussen wens ik U L. onder de verdrukking, de helpende en ondersteunende liefde hand des genadigen barmhertigen goeden Vaders, tegens alle quellagie en temtatie, en vliegende pylen des vyands, die zich in de stand der beproevinge des gemoeds veeltyds inmengen tot mismoedigheid, laat ons aan de hoope op God vast houden, als de nacht voorby gegaan is, zo ziet men weêr den dag, en als de standen van lyden en stryden voorby zyn, dan worden ze vergeeten, en laat ons arme Pelgrims aldus verzuchtende voortgaan, hoopende ons hertelyk op den smallen weg ten leven te houden, ziende op onzen getrouwen onfeilbaaren voorganger, en op zyne nagelaate voetstappen om niet te verdwaalen van den rechten weg, want zyn heilige voetstappen strekken zich van deze zichtbaare wereld af, de Heere geeve ons zyne genade, dat wy ons herte op hem stelle, en eindeling van hier een gelukzalige uitgang mogen hebben. Hier mede dan groet ik u nochmaals vriendelyk. U L. Gunstige Vriend en Broeder. {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} LIII. Brief. Vertroosting aan een kleinmoedige. Jezus de Eeuwige Liefde Gods zy onze verquikkinge in Eeuwigheid. Beminde Zuster, Ik heb niets bezonders te zeggen, en ben evenwel geneegen U L. te groeten, en te bewensen met al het heil van de beminnelyke Heere Jezus, dien waardigen Bruidegom der zielen tot Zaligheid, om te zyn een eeuwige gelukkige kreatuur die opklimt in vreugde en eindelooze lof, van haaren zo mildaadigen Zaligmaaker en weldoender, en dewyl wy in die gelukkige Goddelyke wereld zaamen hoopen te woonen, zo verblyden wy ons ondertussen met malkanderen op den heen-togt, in welke wy hoopen, dat des Heeren Geest ons zal sterken, en geleiden, wy willen hem kinderlyk aanhangen, hy is onze Vader en onze Moeder, en onze getrouwste Vriend. Zyn wille is liefde, en om ons te verslinden in den afgrond, van zyn eindelooze gelukzaligheid, alzo is hy tegens ons gezind, en dat moet ons geen dryver of jaager ontneemen, zyn aangezicht is onveranderbaar, vriendelyk, en ons toelachende, de wolke mogen 't ons bedekken zo zy willen, zo is haare donkerheid het {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} aangezicht van onze beminde niet, daarom laat ons in alle bekneltheid, in alle jaagen en plaagen zeggen: Myn liefste die en dreigd my niet; wy zyn wel onrein en elendig, maar zyn alweetentheid kend den Geest des willens, die wy al zuchtende tot hem stuuren: Gelyk wy tegen hem gezind zyn, alzo is hy tegens ons gezind, en noch veel meerder, daarom willen wy niet suffen noch ons laaten verbluffen, maar op onze beminde en allervriendelykste Heere Jezus Christus onze liefste bouwen, en vertrouwen, en hem vast houden met onzer zielen begeerte, op dat hy die met hem zelve spyze in alle eeuwigheid, blyft in die vriendelyke liefhebber der menschen bevoolen, niet de uwe, zyn zegen zy over U Lieden. Vaart wel in God. LIV. Brief. Van de grootheid der belofte Gods. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Zuster, Weest vriendelyk gegroet in de Heilige naame Jezus, en bedankt voor Ulieden aangenaame briefje, met deszelfs heilwensinge. Hoe {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} zullen wy 't malkander groot genoeg uitdrukken, dat onuitspreekelyke heil, daar wy te zaamen op hoopen, dat heil van een eeuwig leven, in alle volkome vrede en vreugde, als van alles bezorgde kinderen, in 't huis van zulk een lieve Vader, als daar is God, dat alvervullende goeddoende wezen, ô schoon land en heerlyke Stad daar wy na toe reizen, om welks uittocht wy vrienden en bekende geworden zyn, langs den weg dezer vreemdelingschap, als hebbende onze aangezichten gekeerd na het hemelse Jeruzalem, om aldaar zaamen als Burgers en Inwoonders te verkeeren in eeuwigheid, sedert dat wy malkander eerst ontmoeten, zynder al eenige uit het gezicht dezer wereld geraakt, gelyk wy nu ook weder op nieuws verstaan hebben van onze vriend en broeder N.N., een zuchtende Pelgrim in de woestyne dezer wereld, uitgestrekt na dat lieve Zalige Vaderland, in 't welke wy hem hoopen te vinden, de eeuwige liefde Gods in de heilige naame Jezus, doorbalseme zyn herte met hemelse vrede en vreugde: wy verwachten hem hier, na zyn eigen schryvens, maar nu zien noch ontmoeten wy malkanders aangezichte niet meer in deze wereld, hy komt niet weêr tot ons, maar wy staan om eerlange tot hem te komen, God wil ons geleiden, en behouden over brengen door alle troebelatien dezer tyd, Jezus dat brood des levens, zy ons een spyze der ziele, door den mond des geloofs, weest dan gegroet, en groet U Lieden man, ovet U Lie- {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} den zaamen kome dat eeuwige heil, vaart wel in God. U L. Goedgunstige Broeder. LV. Brief. Tot aanmoediging in 't goede. Jezus de Eeuwige Liefde Gods in ons. Beminde Vriendin en Zuster, U L. aangenaame vriendelyke schryvens, uit opwellende liefde gevloeid, is ons uit de hand van de Zuster N.N. wel geworden, daar uit ontfangen hebbende uw hertelyke groetenisse, en aangenaame zegenwensinge, waar voor wy U lieden dankbaar zyn, wensende dat de Hoogste in de Heilige naame Jezus U L. voor alle Zusterlyke liefde vergelde uit den rykdom zyner genade, zyn Heilige Geest geleide ons te zaamen tot in het eeuwige zalige leven, op dat wy malkander eeuwig zegene, gestelt zynde tot deelen van het groote speeltuig Gods, te zaamen geschikt van zo veel zalige zielen en heilige Engelen, door en in welke het wezen aller wezen met zyn eeuwigen Geest eeuwig speelen wil en zal, tot zyner en haarer vreugde, en dat is het heerlyk einde daar wy toe geschikt zyn, en wy {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} ons zelven toe behooren te schikken, met de uitgestrektheid des gemoeds, als zynde de gewigtigste zaak om te betrachten voor het menschelyke leven, dat zich in 't algemeen zo slecht aan al te laage onwaardige dingen vergaapt. Zo is dan onze vriendschap een voorspel van de eeuwige te zaamen binding der hemelse ledemaaten in welke God het leven zal zyn, en wy willen noch een korten tyd geduld hebben, tot dat wy uit deze wereld verdwynen, doch of 't na onze uitreekening noch lang of kort zal duuren is ons verborgen, maar het zy dat het kort is wy hoopen tot God te gaan, en het zy dat het lang is, wy hoopen by God te blyven, wandelende in den Hemel met ons gemoed, terwyl wy met het lichaam op der aarde zyn. God in zyn hemel is een verborge overaltegenwoordigheid tot welke wy ons zachtelyk neigen, op dat hy zy als het element van onzen geest, uit welke wy geduurig adem scheppen, de Heere bevestige ons hier in, en zy met ons alle tot in der eeuwigheid, op dat wy zynde voortgebragte wonderen uit hem, het oorspronkelyke wonder eeuwig verschynen in het licht zyner Majesteit, in welke de onbedenkelyke heerlykheid voor de Zalige oogen zal openbaar staan, van welke dingen de liefelykheden, en behaagelykheden dezer zichtbaare wereld een voorbeeld zyn, die ons dan ook tot de onzienelyke eeuwige dingen behoorden te wyzen: wy dan door de genade des Heeren dezen weg ingeslagen zynde, hoopen op de {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} zelve te blyven tot een gelukzalige uitkomst. Jezus de Zoone Gods zy met ons, en geleide U lieden tot zyn eeuwige Bruiloft, weest in zyne naame vriendelyk, benevens U L: Man en kinderen gegroet, de groetenis aan N.N. ik wens haar de zegen des Allerhoogsten tot een zalige voortgang ten eeuwigen leven, om te achtervolgen het geluk dat wy zaamen in 't oog gekreegen hebben, daar zo veel menschen die gelukkig hieten blind aan zyn, de Geest des Heeren zy met ons alle, om ons uit deze vreemdelingschap t'huis te brengen in het Zalige Vaderland, op dat wy aldaar eeuwig bezitten, het geen de menschen al te ontydig in deze wereld zoeken, te weeten, vrede en vreugde, en wat de menschelyke begeerte eist, hier mede zyt nochmaals gegroet, en vaart wel in Gods genade. UE. Geneege Vriend en Broeder. LVI. Brief. Van de zelve Materie. Jezus de Zoone Gods in ons. Beminde Vriendin en Zuster, wegens de gelyke hoope op de erfenis der eeuwige gelukzaligheid: Een vriendelyke groetenis in de naame Jezus onze beminde, onder wiens staf wy eeuwig hoo- {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} pen te weiden, in de doorwaterde en grazige beemden van de liefde en genade Gods, gekomen zynde in die wereld, daar ik hoop dat wy zaamen heen trekken, terwyl wy malkander langs den weg ontmoet hebben, wel een weg van kommer en opmerking, maar ook een weg van aangenaame hoop, door het geloove te gemoed ziende, dat heerlyke einde. Sedert wy malkander kende, hoe veel Jaaren zynder al voorby gegaan, en hoe veel bekende uit het gezicht gekomen, maar hoe edel is het dierhalven, om ons heil niet te zetten op het vluchtige dezer tyd, maar dat onze verwachting is op het toekomende, na dat wy andere die voor ons waren, ook door het afleggen des zichtbaaren levens gevolgd zyn, welks uitersten ons onbekend is, of het noch ver dan of het naby zy, maar hoe dat is, wy hoopen ons te houden op den weg des Heeren, hem hertelyk aanhangende, zyn genade zy met ons, tot sterkte; hoe dierbaar is het te oogen op dat eeuwige onvergankelyke volmaakte wel zyn, dat zyne bezitters nooit of immermeer en zal begeeven noch ontzakken, gelyk als het welzyn dezer wereld doet, ten minste als de mensch komt voor de opengaande deuren des doods, dan ziet hy veeltyds een verzuim van beter dingen, als de geene daar hy zich sloffelyk meê opgehouden en vermiddelt heeft, deze al zyn onze voorwyzende vingeren, van den weg des algemeenen wereldsen levens, tot den welverkooren gezegenden {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} heilweg der godvruchtigheid, en daar wy hier in het stof der aarde zitten, als wy 't ons errinnere wat 'er te gebeuren staat, en hoe wy ons te zaamen eens zullen vinden te zyn, in de wereld des eeuwigen lichts, in dat onberoerelyke ryk, die wooning van heilige liefde, dat gewest van bloeijende wonderen, die plaats van jubileerende vreugde, die zaamenwooning van aangenaam gezelschap, dat koor van overeenstemmende lof, die bruiloft-zaal van verzaadigende en laavende zoetigheid, en aan den stroom der uitvloeijende goede, den gemeenschap van den oorspronkelyke welbron aller wonderen, zynde de Allerhoogsten, dat eeuwige eenige goed, namelyk God in de heilige vriendelyke naame Jezus met den Heiligen Geest, als wy ons zulks errinneren, hoe groot is dezen schat en rykdom, verdienende dag aan dag, zo lang wy hier in deze vreemdelingschap zyn, den uitgang onzer zucht en begeerte, tot dat wy na den overgang uit deze wereld, het bezit bereikt hebbende, ons onbekommert eeuwig weiden, en uitbreiden in het zelve, hier toe brenge ons de Heere in de Heilige naame Jezus, weest dan nochmaals vriendelyk gegroet. U L. Broeder in de hoope op God. {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} LVII. Brief. Van 't geluk van een waar Christen. Jezus in ons. Beminde Zuster, Een vriendelyke groetenis in de naame Jezus, terwyl wy zaamen naderen tot de eeuwigheid, in welke wy eeuwig hoopen gelukkig te zyn, in hemelse vriendschap, en heilige liefde, deelende met de Engelen, en zalige Zielen, in de genieting der wonderen en weelde des weldoenders, die zyne inwoonders omhelzen en vervullen zal, gelyk ons de lucht in deze wereld doet. O groote verwachting, daar wy te zaamen op hoopen, ondertussen is 't een weg van zuchten en duchten, doch God geeve dat het zy een zaad van eeuwige vruchten, het zal met ons al te zaamen hier maar kort zyn, dat wy verreizen na een andere wereld, verlaatende het land onzer geboorte, met alles wat daar in staat en te doen is, daarom is het goed dat wy ons bekend zoeken te maaken in ‘t land onzer heenevaart, om te mogen vinden een open deur by de vriend der menschen kinderen, en alzo geen vreemdelingen zonder herberge behoeven te zyn, maar inwoonders in het vaste vaderlyke huis, van eeuwige welbezorgdheid, om aldaar als kinderen en eeuwige erfgenaamen in en uit te gaan, zonder vree- {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} ze van hindering of vermindering in 't genot der genoegzaame vrede, vreugde en alle wel zyn, dat is het waare wezentlyke huis van welstand, van welke de dingen dezer wereld maar een schaduw zyn, dat is het huis op een steenrots gegrond, dat in eeuwigheid bestaat. O Vriendin en Zuster, zyn wy dan niet gelukkig het oog derwaarts gekeerd hebbende, en is het niet een allerkostelykste weg, op welke wy hoopen, dat wy door Gods genade wandelen, afgelegen van de algemeene landstraat dezes werelds, daar het woeld en krioeld in idelheid. Wyl het geloove dan een gaave Gods is, zo danken wy God die het ons dus verre gegeeven heeft, om te bouwen en te vertrouwen op het onzienelyke, en zyn genade wil dat in ons bevestigen, tot dat wy uit dit zienelyke verhuizende met het afscheiden des tydelyken levens, het onzienelyke komen te zien, in het licht dier wereld die nu onzienelyk voor ons is, in welke wy nochtans door het geloove onze schat zoeken te vergaderen, dan zullen wy weeten van blydschap en vreugde, aldaar hoopen wy ze ook weder te zien, die met ons weleer op het onzienelyke hoopte, bouwden en vertrouwden, van wien alreede de zienelyke dingen zyn voorby gegaan, en hoe gelukkig om dat ze daar niet op gebouwd hebben, aldaar hoopen wy eeuwige vriendschap te hebben, nevens zo veel heilige en lieve Engelen, zal elke zalige den andere niet een schat zyn, en zullen die veel duizenden der liefelyke Inwoonders elk niet een {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} rykdom van vreugde zyn, behalven de genieting, vriendschap en vereeniging met de Allerhoogsten de bron van alle Zaligheid, God dat eeuwige goed, met zyn omhelzing der onvergankelyke liefde, de genade die ons op dit spoor gebragt heeft, geleide ons tot in dat Zalige bezit, vaart wel in zyne liefde en zaligmaaking, met zaamen U L. Man en kinderen, en zyt te zaamen gegroet. U L. Goedgunstige Broeder. LVIII. Brief. Ernstige aanmoediging. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vrienden Broeder en Zuster, Deze diend niet om dat ik wat bezonders heb te schryven, maar tot een teeken van vriendschap om UE. vriendelyk te groeten, nevens wensing van des Heeren zegen en genade, in 't geene dat tot eeuwige welvaard diend, want wy zyn doch met malkander arme aardwormpjes, en wat zouw het weezen van al ons doen en laaten, behalven, of buiten dat hoogwigtige voorwerp van eeuwige gelukzaligheid, daarom hoopen wy dan ook dat onze bedachtzaamheid, ziende klaar de idel- {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} heid aller dingen, zich zal gekeerd houden tot het eeuwigduurende en onvergankelyke goed, want hoe haast zal den droom dezes levens uit zyn, maar hoe gelukkig indien wy dan in beter staat en wereld on twaaken mogen, en ons vindende in het vredige genoegzaame verheugelyke leven, waar toe de wyze Schepper de ziele geschikt en geschapen heeft, maar de ontwaaking uit deze idele vergankelykheid in 't tegendeel van 't bovengenoemde, daar van was wenselyk, dat het niemant gebeurde: doch wy staan hier tussen beide, en hebben schoone kans en gelegentheid om een beste keur te doen, en dat wy die doen, en tot aan een gelukkig einde aanhouden, daar toe help ons de genade des Allerhoogsten, door Jezus Christus onzen Heere. LIX. Brief. Van de liefde Jezus. Emanuël. Beminde Zuster, Voor de vriendelyke liefde, door UL. herte tot ons uitvloeijende, wens ik u ô Zuster, in uw ziele de fonteine der eeuwige verquikking, {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} van het minnelyke herte Goos, in de Allerheiligste en zoetste naame Jezus, nevens alle zyn verdiensten in zynen bloede aan de stamme des kruises. O de minnelyke Jezus! zouden wy hem niet lief hebben? ô Zuster der Speelgenooten, zo gy hem voor uw Bruidegom houd, wy houden hem voor onze Bruid, want hy is 't die tegen over de Ziele staat. De Ziele is een vuurige dorst, zo is hy dat verkoelende dauw-water, in de eeuwige opgaande dageraad van het licht der Goddelyke Majesteit, wy willen onzen doortocht door 't vreemde land dezes levens trachten te vorderen, met het aangezicht geduurig heen gekeerd na de Zalige eeuwigheid, en onzen rug na de vergankelyke tyd, op dat wy malkander eindeling eens in een andere wereld met blyden aangezichte ontmoeten; ô hoe groot is het geluk, dat ons van de Allerhoogsten aangeboden word, en wy naar zulk een perk loopen! den Heiligen Geest wil ons verder geleiden, door de woestyn des werelds en des vleeses, tot dat wy aan 't einde in de eeuwige arm der Vaderlyke barmhertigheid verzinken en in zyn herte der liefde veilig leeven mogen, eeuwig zonder einde, Amen. {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} LX. Brief. Ernstige aanmoediging tot den weg der verloochening. Beminde Vriend en Broeder, U L. aangenaame groetenis hebben wy wel ontsangen, nevens de bekentmaaking van uw nieuw en ernstig voorneemen, om te bewandelen den smallen weg ter eeuwiger gelukzaligheid, waar over wy ons bezonder verblyden, en wensen U L. te zaamen daar toe de genadige zegen van den Allerhoogsten, die ons geduurig nood, op dat wy arme menschen doch immers komen mogen, tot het einde daar ons de Schepper toe geschapen heeft, en wy de kostelyke tyd die tot deze voorbereiding hoord niet versmoore in de vodderyen der vergankelyke idele onwaardige dingen, ons zo zeer bemoeijende en vervullende, met het geene dat diend om deze onwaardigen drekzak des sterfelyken lichaams te bezorgen, op dat dien zielen vyand, die de geest bezwaard, toch immers tot geen gebrek en mogt vervallen, welke onwaardige moeite en bekommering veeltyds eerst gezien en bekend word, van de geene die zich voor de poorte des doods bevinden, als wanneer zy eerst recht bekennen, dat zy het noodigste werk vergeeten hebben, diergelyke spiegels zynder zo veel, dat zy krachtige bakens voor {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} ons behoorde te zyn, om niet mede op die laager wal te vervallen, met perykel van eeuwige schipbreuk, waar voor ons de genade des Heeren wil behoeden, deze wereld staat ons in de weg, tussen God en onze arme Ziele, en daarom word ons van de wysheid Gods zeer ernstig en trouwelyk geleerd, de zelve te haaten, en te verlaaten de zorgvuldigheden dezes levens, en de verleidinge des rykdoms, zegt Christus, verstikken het goede zaad, en dit onkruid hiet nu in de wereld een edele medicyn, ja by noch veel goedmeenende menschen word het uit haar tuin niet geroeid en weg geworpen, de Heere help ons alle tot wysheid en kracht, om zyn gezegende allerdierbaarste leven na te volgen, op dat wy immers wel uit mogen komen, wat is de wereld, en wat is doch dit idele vergankelyke leven, de Heere wil ons alle te recht brengen, uit deze elendige blinde en verdoolde wereld, en gelukkig is hy die zyn oogen geopend zyn, en die de leid-lyn gevat hebben, om ons te brengen uit het doolhof dezer wereld, die laate dezelve niet los, op dat hy niet aan 't dwaalen en raakt, want men ziet hoe zwaarlyk dat 'er van zo een wereld vol menschen een te recht gebragt kan worden, om de hand aan deze leidlyn te slaan, op dat hy uit het elendige dool en dwaalhof mogt geraaken, alwaar de helse vyand in 't verborgen op hem loerd, derhalven zyn zy uittermaaten gelukkig, en met groot voordeel verrykt, die open oogen hebben verkreegen van {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} de genade Gods, om voort te gaan tot een gelukkig einde, en zo ver wy te zaamen zulks voor hebben, daar toe wensen wy te zaamen, de vordere zegen en genade van den Heere door Jezus Christus onzen Zaligmaaker, weest hier mede te zaamen vriendelyk gegroet en alles goeds gewenst, wat dienen kan tot eeuwige welvaard. U E. Goedgunstige Vriend en Broeder. LXI. Brief. Een Broederlyke Aanspraak tot ernst. Beminde Broeder en Zuster, Dewyl wy wat verre van malkander afgescheiden zyn, zo dat wy weinig in tegenwoordig gezelschap zaamen den weg onzer doortocht door dit vreemde levens-land passeeren, zo kom ik U lieden al wederom ondertussen op deze wyze bezoeken, door broederlyke liefde en vriendelyk groete, wensende U lieden goeden moed, door de genade van den Liefhebber onzer Ziele, onder de vermoeijinge van den weg die wy zaamen verkooren hebben, en die immers toch gegaan moet zyn, zal 't eindeling wel uitkomen. O beminde Vrienden! hoe wel en {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} noodzaakelyk is het dat men dezen weg bewandeld, op dat men zich vermoeid tot het allergrootste nut en voordeel, en niet om wind te zaaijen en stoppelen te maaijen, op den breeden weg. Onze dagen en onze weeken gaan vast voort, en telkens als wy malkander in tegenwoordigheid weêr ontmoeten, is 'er een groot stuk van ons korte leven achter de rug, eens zal de laatste dag en uure zyn, dat wy zo wonderbaarelyk zullen verhuizen, niet alleen uit ons land en stand, maar zelfs uit ons vlees en bloed, waar in wy zyn gebooren en opgewassen, doch wy hoopen dat het ons zal zyn als een oplossing uit de gevangen toren, door welks vensters wy nu zo lange hebben uitgezien na vryheid. O vrienden! hoe groot en gewigtig is deze verwachting, en hoe klein daar en tegen het geen ons om dies wille van de opperste wysheid is geboden, en als getrouwelyk geraaden te doen en te laaten, wat zyn wy gelukkig dat ons de weg des heils is bekend gemaakt, op dat wy ze mogen betreeden, en van het dierelyke tot het menschelyke zoude gaan, en eindeling tot het gezelschap der Engelen mogen opgenomen worden, nu dan dat wy het vergankelyke versmaaden, en het eeuwig blyfelyke omhelzen, en vast aankleeven, daar toe help en zegen ons te zaamen, onzen lieve Heere Jezus Christus, geloofd en gepreezen in der eeuwigheid, beminde Vrienden en Reisgenooten, wy die malkander onderweeg na 't nieuwe hemelse Jeruzalem aangetroffen heb- {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} ben, ô wat zyn wy gelukkig op dezen weg, zo wy volharden daar op te wandelen, daarom verblyden wy ons onder malkanderen, als de geene die het eeuwig verderf ontloopen van den breeden en volkryke weg der idelheid af, een ander smal en eenzaam padje ingeslaagen zyn, tegen malkander zeggende, van het groot en grouwzaam gevaar dat men poogt te ontwyken, en de onnoemelyke blydschap die men hoopt te bereiken, na een weinig sukkelings, over hoog en laag des regens en des winds, altyd te gemoet ziende die volmaakte verschuilplaats, by zo aangenaamen vriend als God is, een wooning die allerlei naarheid en zwaarheid zal uitsluiten, ô hoe kinderlyk, gerust en vredig zullen wy daar by malkander neêr zitten onder de vleugelen des Allerhoogsten, die liefelyke beminnelyke Vader, die ons arme afgedwaalde kinderen met verlangen te gemoet ziet, om ons voor eeuwig zonder einde in zyn hemelse woonsteede, op en aan te neemen, deze over weeginge zyn onze verquikkinge langs den weg onzer vreemdelingschap, ô vrienden! de minste naarheden van onstuimige of guure koude, duistere avondstonden of nachten, zyn bequaam genoeg om ons een indruk te geeven, hoe men hoorden de eeuwige naarheid en zwaarheid te ontvlieden, langs den weg die ons met de vinger klaar aangeweezen word, en zulks te doen is wysheid, dat het opgeslaagen oog niet maar voor zich neer ziet, maar het naakende quaad van verre ziet, op dat het einde door {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} achteloosheid den al te zwaaren last niet komt te draagen, nu beminde Vrienden, ik heb niet meer te zeggen, als dat geene dat wy wel weeten, namentlyk, dat 'er geen nuttelyker noch noodiger zaak voor ons in dit leven te behertigen is, als de eeuwige welvaart onzer Ziele, de Heere help ons te zaamen hier in voort, en neemt deze regulen maar als een teeken van liefde en vriendschap; de Heere Jezus zy onzer herten Vriend. LXII. Brief. Van de zelve Materie. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Broeder, Dewyle de liefde en broederlyke toegenegentheid, sedert en van wegen ons laaste by een zyn noch somtyds opweld, vond ik my geneegen, U L. op deze wyze te bezoeken met een vriendelyke groetenis, en goede wens, dat onzen lieve Heere Christus u zegene met troost, om in de hoope door 't geloove deze Pelgrims weg voort te bewandelen, daar wy ons op bevinden, zo vreemd en ver van huis, dat huis van onze beminnelyken Vader, waar na wy verlangen, en uitgestrekt zyn, om eenmaal in het zelve zo {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} zacht en gerust neder te zitten, achter weeg laatende alle vermoeidheid des gemoeds: ô beminde Vrienden, hoe liefelyk hoopen wy doch in alle eeuwigheid daar zaamen te woonen! zyn wy dan ondertussen hier zo vreemd en beklemd van herten, wy moeten ons sterken in de hoop, gelyk eener zegt: wy moeten nu in 't geloove gebooren worden, daar het aardse leven het rechte leven wel verdekt, zo moeten wy het rechte kleed aantrekken het welk hoope hiet, en onze wille in de hoope zetten, en geduurig aan den boom des geloofs arbeiden, op dat hy zyne vrucht draage, naamelyk de gelukzalige liefde tot God en zyne naasten. Laat ons te zaamen in dezen goeden zin volharden, onzen dorst de wereld, zynde den onvruchtbaaren boom onttrekkende, en in den boom des levens Jezus Christus gelooft in der eeuwigheid stellen, op dat wy doch behouden door dit gevaarlyke jammerdal komen, waar in 'er zo veele verstrikt en verwerd zyn; de Heere helpe ons te zaamen, en zy met U L. in onze afwezentheid, daar wy door water en land gescheiden zyn, en meest alleen moeten reizen, doch de genegentheid gaat over en weêr, en door dezelve wens ik U L. alle heil, troost en versterking van de Liefhebber onzer Ziele, die ons zo genadig getrokken heeft uit het doolhof dezer idele wereld, en met zyn band der liefde vast geknoopt op dat wy hem volgen zoude, en hy ons brengen mogt, daar wy buiten gevaar eeuwig wel waaren, alzo moeten wy nu dezen klei- {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} nen tyd des levens zyne spooren na wandelen, al is 't met steenen en zuchten, hy heeft ons armen doch by der hand, zo wy niet van hem loopen na de aanlokkende wereld, en in onze armoede draagen wy doch een verhooien rykdom van innerlyke hoop en vertrouwen, op den levendigen God, en op de eenmaal verlossing uit alle kommer en stryd door zyn genade. LXIII. Brief. Van de noodzaakelykheid der ernstige betrachting. Jezus de Liefde Gods in ons. Beminde Broeder en Zuster, Weest zaamen vriendelyk gegroet en bewenst met de zegen des Heeren ter eeuwiger welvaard, ons voorwerp van het oog des gemoeds is groot, om afgetrokken te zyn van het te rug houdende middel dezer aarde, de onrustige rust-plaats der oogen, die noch sluimeren en maalen in den droom der vergankelyke dingen, doch gelyk als alle droomen des slaaps aan den morgen, idel en van geender waarde zyn, alzo zal verdwynen alle doen en laaten dezer wereld, daarom zien de {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} oogen der ontwaakte verder als voor de voeten, die 't stof der aarde betreeden, zy zien door 't geloove in de bestendige wereld, der volmaakte gelukzalige eeuwigheid, en derwaarts spoedende zien zy over 't hoofd, 't geen andere tot haar bezwaarenis opraapen, en gaan voorby, daar achteloosheid haar edelen tyd aan vergaapt, dien gulden tyd dezes tegenwoordigen levens welke dienen zouw, om hertelyk te zoeken en te beschikken de zaaken van oneindige welstand, gelyk ik hoop dat wy zaamen doen zullen, in hoope van zo grooten gelukzaligen uit-einde der zelve, en elk ter plaatse daar hy is vlytig zal acht geeven, om dit gulde spoor te achtervolgen zonder te verwerren in de doornen des wegs, ziende op de voetstappen van onzen oppersten Leidsman en voorganger Jezus Christus, den Koning der Koningen, en Heere der Heeren, welke een vreemdeling vertoond heeft op deze wereld, en ons geweezen door een enge poort, en langs een smallen weg, om eindeling te geraaken in zyn Ryk der heerlykheid, in die oneindige onbepaalde ruimte der Zalige eeuwigheid, nu dan lieve Vrienden, nu is het onze tyd, onze zeer kostelyke tyd, terwyl wy 'er zyn, en noch gezond zyn, het is maar met een leventje dezes tyds te doen na den wille Gods, geen honderd, noch geen tien, maar een eenig, en dat van een zo korten tyd, als het menschelyke leven nu in wezen blyft, en dat met vergankelyke dingen verwaarloost te hebben, zouw groote spyt zyn, {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} waar voor de Allerhoogtten ons behoede door zyne genade. LXIV. Brief. Een uitboezeming van Broederlyke Liefde. Emanuël. Beminde Broeder, Zyt vriendelyk gegroet en bewenst met de zegen des Allerhoogsten, tot een nuttelyke blydschap in den Geest, met malkanderen in de allerbeminnelykste naame Jezus, zyne liefde ontvonke in uwe Ziele tot een mede instemming van de jubeleering der duizendmaal duizend Engelen in den lof Gods, want ons herte verheft zich uit het stof der aarde, en verachtende de onwaardige tydelykheid, grypen wy met onze eeuwige krachten der ziele, na dat allerzachtmoedigste en beminnelykste weldoen, van het vriendelyke herte Gods, de spyzing aller Zalige geesten. Tot dezen gelukkigen honger verwekken ons meer en meer God den Heiligen Geest, welks genadige inwelling ik U L. te zaamen wense, tot een Godbehaagelyke byeenkomst als kinderen zyner liefde, gekocht door het dierhaare bloed zyns {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} Zoons, U L. met malkanderen verheugende in de hoope van de eenmaal allergelukkigste t'huiskomst uit deze wildernis, in dat vreugdendal der onbedenkelyke stille Vrede, en beweegelyke vreugde, in een eindelooze opgang zonder verwelken, een Land zo ver dat het uit aller menleken gezicht gelegen is, en nochtans zo dicht dat wy met onzen wortel daar in staan, verwachtende de af-snyding, of scheiding van het grove overdek des vlees, gelyk wy hoopen met den geest, met die verborgen geestelyken overal tegenwoordigen grond, gewortelt te staan; God geeve onzen wortel meer en meer verdiepinge om te staan als een Yken boom, tegen alle storm en onweer, welke op dezen boom mogt vallen, en wy begeerende aan ons mogen trekken, kracht en voedsel uit onze eeuwige Moeder, tot een vruchtbaare plant in het Paradys des Heeren, op dat zich den Vader aller wezen, in zyn schepsel verheugen, en wy ons in hem eeuwiglyk, groet vriendelyk de lieve liefhebbers en beminnaars van de beminnelyke Heere Jezus, ik wens haar alle zyn heilige inwooninge in hunne herten en ziele tot een eeuwige gast, groet ze die in haar jonge jeugd, die allergelukkigste keur doende den Bruidegom des bloeds naloopen, met een versmaading van het schoon-schynende aangezicht der idelheid, ja gelukkige en overgelukkige die dien Zaligen weg inslaan, de Heere zegen ze en zy met haar tot in der eeuwigheid, en word hier en eeuwig in hem, verquikt en {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} gesterkt, en verblyd U Lieden in zyne naam. Jezus de Allerhoogsten zy U E. een vaste Burgt. Amen. LXV. Brief. Ernstige aanmoediging tot een heilige wandel. Eeuwig heil van den Allerhoogsten. Beminde Broeder en Zuster, Een vriendelyke groetenis in de heilige naame Jezus, zyn inwerkende genade bevestige U L. in de allerbeste keur van de hertelyke betrachting der eeuwigblyvende dingen, en verachting der zienelyke. De geest des Heeren vervulle U L. herte, opblaazende het vuur der Goddelyke zucht, en doe U L. te zaamen wandelen, deze gantse levens tyd op den heiligen godzaligen weg der kostelyke godvruchtigheid, zonder omzien tot aan de poorte des doods, en door de zelve tot in het eeuwige leven, en voor het aangezichte Gods des Vaders, des Zoons, en des H: Geests, onder de vriendschap der duizend Zaligen, der vriendelyke maatschappy, in het ver- {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} meiden der wonderen Gods, aan den Tafel van eeuwige verzadiging, by de welbron van altyd-duurende laafenis, in de zoetheid van eindelooze vrede, en de zachtheid van onophoudelyke rust, met een eeuwige beweeging van blydschap en vreugde, gezeten onder den lof des Heeren voor eeuwig zonder einde wel, wel gestelt van alles verzorgd. O groot geluk, onuitspreekelyke welvaard, vast kapitaal, goederen en rykdommen, hoe beminnelyk zyt gy boven de aardse idelheden der vergankelyke onstantvastige dingen! en hoe verdiend gy onze geduurige wachtzaamheid, en vlytige waarneeming, welk een kostelyken Paarl zyt gy, om wel en voorzichtig te bewaaren, voor de Rovers die altyd daar op loeren. O Vrienden, hoe groot is de zaak van dat allergrootste en gewigtigste oogmerk, daar ons God toe begenadigt heeft, om het zelve te betrachten, zyn Zonne heeft doen schynen, en den weg aangeweezen, hier moeten wy wandelen, dit is de gezegende gelukzalige weg, gelegen van uit den doolhof der wilde wereld, na 't vreedzaame heilige land van eeuwige welwooning, wy hebben 't door de verrekyker des geloofs in 't oog gekreegen, geen tovery of bedwelming der wereldse of helse werking moet ons het gezicht beguichelen, om van dat spoor te dwaalen, om ons oog te verrukken tot een ander voorwerp, hoewel men ons by de mouw en slippen trekt, en voor de oogen dwarrelt, dat wy strompelen en stooten, ons stee- {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} ken en quetsen. al weêr, al weêr, tot God den Heer, hem altyd in het oog des gemoeds houdende ô Noordster onzer Ziele, daar wy zwerven op de wilde Zee dezer wereld, geslingert van het onweer onzer verheve ongelyke levens gestalte, bestormd van de baaren der verdorvens heid, aangestookt van de macht der helle, benevelt van de geest der sterren, tot u moeten wy ons zielen oog verheffen, blyft doch onbewolkt voor ons om niet te verdwaalen, en op een vreemde kust vervallende schipbreuk te lyden, maar dat wy u altyd in het oog houden, om een rechte streek door deze wilde woeste Zee te doen, en eindeling te landen in de behoude haven van uw Eeuwige liefde. O Noord-ster, Noord-ster, van om hoog, Tot u verheffen wy ons oog. De Heere wil ons te zaamen zegene, en bewerke na zyn wysheid, en eeuwige liefde, op dat wy een goed stuk werks mogen worden, uit den groven steen waar in wy steeken, ontheven blyvende in zyn hand van eeuwige bewaaring. {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} LXVI. Brief. Van de over al tegenwoordigheid Gods. Jezus de Eeuwige Liefde Gods in ons. Beminde Broeder en Zuster, Zyt te zaamen vriendelyk gegroet, wy zagen met verlangen U L. te gemoet, maar in plaats van tegenwoordigheid, is den uitvloed der liefde ontsprongen, uit den welbron der geestelyke vriendschap, tot ons overgestroomd, nevens de vriendelyke aanspraak der maatschappy, tot onzer blydschap en verquikking, wegens den aangenaamen smaak, van de uitvloeijing der liefde, welke is om Jezus wille, den eeuwigen uitvloed der liefde Gods, van eeuwigheid opwellende en vloeijende, uit den ongrondelyken bron des Vaders, die zelve vloeije in uwe Ziele eeuwiglyk. Nu deelen de kinderen der Zalige hoope op God haaren Vader, malkander mede, van de uitgevloeide liefde en goedheid Gods, zich openbaarende in deze zichtbaare wereld, want hy is de fontein en oorsprong van alles, en wy betrachtent als zyn uitgesprooken woord, erkennende zyne nabyheid, als een fondament en draaging aller dingen, en zeggen, Gelooft zy de Heere den geever van alles goeds. Toe dat zy {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} en wy malkander den liefdenstroom toevloeijen, in die wereld, daar het wezen aller wezen, na zyn liefde alleen zal openbaar zyn, en eeuwig vloeijen, in alle vaten der Zaligheid, welke weder tot en in malkander zullen vloeijen, als een eeuwig inqualeeren met God, het eenige eeuwige goed, en met malkander als vereenigde onverschillende leden eens lichaams. Want de liefde is een zeer waardige en hoog-gegradeerde eigenschap onder de behaagelykheden des levens, wanneer wy dezelve in deze wereld betrachtende, na haaren graad overbrengen en naspooren, in haar zuivere onbevlekte en ongestoorde staat, zo als die zyn zal in de Engelse wereld, en wy betrachten de liefde tussen de twee geslachten der menschen, als een schets of schaduwe van die eeuwige gemeenschap tussen God en de kreatuur, daarom zeggen wy Hy is myn Bruidegom, hy is myn Bruid, hy is de Ega, de Liefste, de Beminde, en zy en wy zullen zyn eeuwige Speelgenooten met malkanderen, vereenigt door zuivere onbevlekte liefde, by deze liefde Gods, en liefde tot malkander zal zyn het volle bezit van de ruime eeuwigheid der openbaare heerlykheid Gods, de wonderen en de gewassen van het groeijende en bloeijende Paradys, en dat in zyne eeuwigheid zonder einde, is het niet een voorwerp waardig en overwaardig, en dien weg te gaan die wy met malkanderen betreeden, en waar op wy hoopen te blyven, tot dat wy ten einde van dien mogen in onze rust en eeuwige {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} vrede ingaan. O hoe beminnelyk is het te gedenken, aan die gelukzalige ontmoeting, der heilige, die de Engelse wereld bewoone, hoe aangenaam komt ons haar gezelschap te vooren in de lof en prys Gods, den Vader van alle. Wel aan dan beminde Vrienden, hier op hoopen wy met malkander: de Heere zegene onzen weg met standvastigheid, ondertussen gaat de snelle tyd met de wereld en al haar begeerlykheid voorby, en wy strekken ons voorwaards na het onveranderlyke goed der onzienelyke dingen, in welken grond wy ons anker der hoope geworpen hebben, om behouden te blyven en niet te vergaan in de wilde Zee dezer wereld. De Heere bedauwe u met zyn hemels bloed, en zy uw deel tot in eeuwigheid. LXVII. Brief. Van de beminnelykheid der Liefde Jezus. Jezus de Eeuwige Liefde des Vaders in ons. Beminde Broeder en Zuster, Met deze gelegentheid groet ik U L. vriendelyk met een gelukkige Zegenwens van het heil {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} des Heeren, door de Goddelyke liefde-werking van Jezus Christus onze beminde, ik bedank U L. als mede alle de andere vrienden voor alle genooten vriendschap, de eeuwige vriendschap des Zoons Gods, in de Allerheiligste naame Jezus, zy U L. aller loon, zyn beminnelyke genade trekke ons arme Pelgrims tot een standvastige voortgang, om te verachten het zienelyke, en hem kinderlyk aan te hangen, is hy niet onze rechte Vader? lagen wy niet eeuwig als een verborgentheid, in hem, waar zouden wy doolende schaapjes anders heen, als tot onzen oorsprong, zyn beminnelyk herte staat in Jezus Christus voor ons open, op dat wy ons voor 't eeuwig gevaar daar in verzinken, tot eeuwige behoudenis, en veilige ruste, dat wy die begonnen hebben ons aangezichte na hem toe te keeren, dan getroost voort wandelen, langs de gelukkige weg der Zalige hoope, en zien onze beminde Bruidegom of Bruid maar vlak in het aangezicht, want haar of zyne schoonheid is de allerbeminnelykste liefde Gods, gekeerd of staande tegen over de Ziele, laat ons dat lieftallige aanzicht doch altyd aanzien, door een geduurige toekeer onzer Ziele begeerte, in 't geloove, op dat de versmaadelyke schoonheid der wereld by ons verachtelyk zy en blyve. O de beminnelyke Jezus, de vriendelyke Jezus, zoude wy hem niet lief hebben die voor ons aan het kruis hing, en zyn hemels bloed uitstorte, om te geneezen onze doodelyke dorstquaal, is hy de rechte {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} weerga der Ziele, die zy verlooren had? zouden wy dat verlooren paareltje niet weder zoeken met den wyzen Koopman? word het ons niet rykelyk aangeboden? en wat moeten wy daar voor geeven? idelheid der idelheden, een voorbygaande rook en verdwynende nevel, het onzienelyke is het waare wezen, het zienelyke is de schaduw, dat de oproerige in ons dan voorby gaan, die ons tydelyken schyn voor eeuwig zyn willen verkoopen, die zyn doelwit op God heeft, heeft een gelukkig en troostelyk voorwerp, onder de moeijelykheden des tydelyken levens, dat wy dan te zaamen als reisgenooten maar wel gemoed voort wandelen, op dat wy naderende het einde dezes levens, ons eeuwige geluk te gemoet gaan. Laat ons denken dat wy Pelgrims en geen vaste Inwoonders zyn, op dat de grove aarde by ons niet zwaar weege, maar dat wy ze licht schatten tegens dat eeuwige oneindige Goed. De genade des Allerhoogsten in de vriendelyke naame Jezus zy over U lieden huis, vaart wel in God, onze Burgt en toevlucht. {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} LXVIII. Brief. Van de Liefde Gods, en 't groot geluk der afgestorve Vroomen. Beminde Broeder en Zuster, De vriendelyke Liefde des Heeren Jezus zy met u, zyt vriendelyk gegroet. Hoe haast-verdwynende dat het bloempje des tydelyken levens is, zien wy aan de heenvaart van onze lieve broeder N.N.; maar hoe gelukkig achten wy hem, dat hy dat korte tydje op den weg der gelukzaligheid gewandeld heeft, zoekende voor deze een onzienelyke wereld, en hoe zouden wy ons zelven ook niet achten als Pelgrims, die niet begeeren te rusten in zulken vreemden land als deze wereld is, onze levens daagjes zullen ook haastelyk voorby gestreeken zyn, en de Allerhoogsten geeve ons dan in zyne liefde armen te verzinken, tot welken einde zyne genade onze oogen opgedaan heeft, op dat wy de idelheid aller dingen zouden zien, en de onzienelyke waare wezentlyke zoeken, vergaderende alzo een schat in den Hemel, na de getrouwe raad van de eeuwige wysheid Gods. Nu zullen wy onze Broeder niet meer ontmoeten in onze Pelgrimagie, maar wy hoopen hem noch eens gelukkig te ontmoeten, in het Zalige Vaderland, gelyk wy dan afscheid namen. O hoe schaduw- {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} achtig is dit leven, en hoe schielyk word de mensch weg gevoerd, de levendige blyven over, en de dooden worden vergeeten, maar die haar hert in God begroeven, verzinken in een overgelukzalige verborgentheid, des geestelyken Goddelyken werelds, daarom willen wy de wortel onzer begeerte, in die verborgen grond uitstrekken, op dat wy een gewas van de Goddelyke wereld mogten worden, wat zouw ons deze wereld doch geeven, een hand vol kommerlyk levens, en laaten ons aan 't einde heenen vaaren, waar wy konde, maar de Allerhoogsten heeft ons tot nu toe gespaard, dat wy ziende geworden zyn, en ons dit als een vreemde herberg doen kennen, zyn Vaderlyke liefde nood ons vriendelyk, zyn poorte staan open, zyn armen zyn uitgebreid, laat ons na huis gaan, op dat wy eeuwig in Zalige vrede leeven, als kinderen der allergrootste erffenis. Voorts geliefde, denkende aan myn reis, heb ik reden van verheuging, over zo veel mede Pelgrims, die het aangezicht gekeerd hebben na het overzalige Vaderland, alwaar ik hoop dat wy te zaamen behouden zullen aankomen, door de genadige hoede van onze getrouwe goede Herder Jezus Christus, gepreezen in der eeuwigheid. Hoe vriendelyk willen wy als dan te zaamen woonen, hoe pryzelyk zal die Broederschap zyn? hoe veel de wonderen? en hoe groot de vreugde? zouden wy deze wereld niet klein achten, immers is al het zienelyke maar een bloempje van de wortel, die wy {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} meenen, wat noch ver heen lykt, komt eindeling voor handen, laat ons maar getroost en wel gemoed voort wandelen, het is een veilige weg, wiens uit-einde in den Hemel reikt. Laat ons zyn als zulke die in de wereld al geleeft hebben, die haar levens einde kort voor handen staat, en dies-wegen hunne gedachten te minder in de zelve uitstrekken, altyd oogende en poogende na die verborgen geestelyke wereld, daar de beminnelyke Godheid alles vervuld, in welke wy eeuwig hoopen te leeven en te zweeven, als in ons rechte element, en ook verheugen wy ons alreede in de liefde Gods, dat de idelheid voorby trekke, want zy laat rook en stank achter zich, maar het einde der geene die zich in God vermaaken, zal een groote veelvoudiging der vreugde zyn, in dat allervriendelykste herte Gods, welke is den pit en kern des goeds en zoetheids, der allerlieftalligste liefde des wezens aller wezen, als zyn eeuwige welbeminde Zoon, des al vervullende lichts die de grondelooze Vader, der eeuwigheid van eeuwigheid in eeuwigheid baard, dat vriendelyke, balsemende, zalvende, omhelzende en eeuwig weldoende liefden-licht, dat God zelver is, zal onze wereld zyn, in welke wy Zalig zullen baaden, en onze vuurige zielen-begeerte verzaaden, op dat wy eindelooze lof en dank van ons geeven, die opgaat in het herte Gods, zeggende: Heilig, heilig, heilig, den Vader, den Zoon, en den Heiligen Geest, het eenige eeuwige wezen Gods, daar toe help ons te zaamen {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} zyne genade, en Vaderlyke liefde, door zynen Heiligen Geest, om dat lyden en sterven, het bloed, en de heilige wonden van Jezus Christus, de rechte weerga onzer arme Zielen, die ryk en overryk worden, zo zy hem gepreezen in der eeuwigheid, tot haar schat en efdeel aanneemen, en omhelzen; hier mede vriendelyk gegroet, en in de liefde Gods bevolen. LXIX. Brief. Van de nietigheid van 't Aardse, en de grootheid van 't Hemelse. Jezus Christus met, en in ons. Beminde Broeder en Zuster, Na een vriendelyke groetenis, als reisgenooten onderwegen door een vreemd Land, na het eeuwige vreden en vreugden-ryk, zo wens ik U Lieden te zaamen eenen goeden moed, in de betrachting en najaaging van zo grooten gelukstand, als daar is God en het eeuwige leven. O Vrienden welk een gelukstand is dezen, daar ons de eeuwige liefde des Vaders opgeleid heeft, en dat uit het rampzalig doolen en dwaalen in de geest dezer wereld, welks dienstknechten wy waaren, ja dienstknechten der zonden, en {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} een welbehagen in de macht der duistere wereld, nu hoopen wy niet wederom te zien, maar dezen allergelukzaligsten weg, ten einde toe uit te wandelen, altyd oogende en poogende, en verzuchtende tot onze allerbeminnelykste Heere Jezus, en door der zielen honger, met de begeerte van hem eetende en drinkende, denkende dat hy ons altyd naby, ja in onze levens cirkel is, en dat wy hem, zo kostelyk een schat in ons herte draagen, onze beminde woond in onzen boezem, zouden wy ons daar over niet verblyden, en zouden wy den schat dezer wereld niet versmaaden, zyn wy niet altyd in de voorbereiding van zo grooten en eeuwigduurende Bruiloft der hemelse vreugde, is ons leven niet als een geduurige toerusting, om den grooten Bruidegom die God zelver is geduurig te gemoet te gaan. Weg wereld, weg idel vermaak des tydelyken levens, verachtelyk zyt gy voor haar, die het waare wezen voor de schaduw beminne, de goddelyke licht wereld, blikt ons door 't geloove met zyn eeuwige wonderen, en oneindige goederen, met zyn loffelyke inwoonderen en triomfeerende melodyen, veel schoonder in het uitgestrekte gemoed. O gelukkige en overgelukkige weg, na dat altyd groeijende en bloeijende Paradys, daar al de uitgeboorne aangenaamheden, van deze uitwendige wereld, in een hemelse volmaaktheid zyn, zonder eenige verstooring, zouw ons dat geen vreugde of welgemoedheid zyn, uit zulken doornigen dorren woestyn, als deze we- {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} reld is, te vertrekken in dat allerbehaagelykste roozen en leliëndal, daar de duizend maal duizenden der lieftallige Engelen en Zalige Zielen gaan weiden en vermeiden, terwyl haar het vriendelyke licht des Zoons Gods in het lachende aangezicht flikkert, en haar vriendelyk kust en streeld, zo dat den lof van 't driemaal heilige wezen aller wezen, in het welke zy zo gelukkig baaden, van het ontvontkte herte uitgaat, ô gelukkige weg die na zo een gelukzaligen Vaderland toegaat, en overgelukkige voeten die daar op wandelen, de Heere bevestige ons alle tot aan het einde, vaart al te zaamen wel in de bewaaringe Gods, de Allerhoogsten zy onze vastigheid. U L. Toegeneege Vriend en Broeder, om de Liefde tot Jezus de Heere der Heerlykheid. LXX. Brief. Ernstige aanmoediging. Beminde Broeder en Zuster, Zyt vriendelyk gegroet in de naame des Heeren Jezus, die beminnelykste onzer Ziele, om wiens wille wy vrienden geworden zyn, die mal- {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} kander eertyds vreemd waaren, en deze vriendschap hoopen wy dat in eeuwigheid zal duuren: ô kostelyke hoop! hoe waardig zyt gy tegens de dingen dezer wereld! van nu af aan verheugen wy ons met malkanderen, als genoodigde Bruilofts-kinderen, ô gelukkig die 't zien door des Heeren genade, dat het alles idel is zonder de liefde Gods, ô hoe wel is dezen weg, om daar op te blyven, en voort te wandelen, hoe groot is des Heeren goedheid, dat wy niet sneuvelden in onze onwysheid, als wy dienstknechten der zonden waaren, gelooft zy de Heere die het stof der aarde dus verre uit onze oogen, heeft weg gedaan, op dat wy met het zelve niet verblind gaan tasten in de duisternis, ô vrienden wat kostelyker leven is dit, van zyn herte geduurig tot God het hoogste goed op te heffen, is 'er ook een voorwerp voor de uitgangen des gemoeds zo schoon, en waardig als de oorsprong aller wezen, hoe behaagelyk is 't dat gy lieden eens gezind zyt, om langs dien allergelukzaligste weg te wandelen, een weg als U L. in den droom betrad met zulk een schoonen weerga, en elk van U E. beide heeft de schoone Bruid of Bruidegom, namentlyk Jezus de waare Ega der Zielen, die zelve dan die ook myn beminde is, en om wiens wille wy lieve Vrienden zyn, wens ik U L. tot een eeuwig gezelschap, tot een inwoonder des herten, tot een troost en verquikking, zyne eeuwige liefde zy over ons alle. En of'er donkere wolken opdryven, over land {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} en luiden, van kryg en verwoesting, zo houden wy ons oog op die Zon der genade en beminnelykheid, hy is de vaste steenrots voor de geene die op hem bouwen en vertrouwen, alle gebouwsel op den grond der tydelykheid schud en beefd voor het dreigen van zulke onweere, maar de Allerhoogsten is een vaste Burgt, myn lieve Vrienden wy willen hem aanhangen, hy is ons heil en vaste troost tot in eeuwigheid, wy willen eeten van het herte Gods, op dat wy in eeuwigheid leeven. De Liefde Gods omhelst ons al te zaamen. LXXI. Brief. Wegens een Afgestorvene, en deszelfs groot geluk. Jezus Christus in ons. Beminde Broeder en Zuster, Na een goede wens zal ik u hertelyk groeten voor de laatste maal, van hem die niet meer in deze wereld te ontmoeten is, maar wy hoopen hem noch weder te ontmoeten in de Paradyse wereld, na welke zyn verlangen en uitgestrektheid bezonder was, een jeugdig bloempje is 'er afgevallen, maar de eeuwige wortel die {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} zyn takken in 't herte Gods uitbreide, staat in de onzienelyke wereld, en zal na ons geloove en vertrouwen, hervoor bloeijen en groeijen met hemelse kleur en geur, tot een eeuwig welbehaagen des Vaders die 't geplant heeft. Deze jonge ter rechter tyd opgeschooten bloeijende spruit, is onze vriend en broeder N.N. welke omtrent van dien tyd, dat ik laast aan U lieden schreef krank te bedde heeft gelegen, na dat hy voor af al wat gequynt had, en heeft zyn vlees voor de poort gelaaten, als zynde zeer mager uitgeteert, ondertussen was hy doorgaans wel gemoed, verlangende na de Zalige rust, hoopende, vertrouwende, en bouwende op zyn allerliefste Heere Jezus, herhaalde zo nu en dan van het eeuwige Zalige leven, om daar in te verzinken, als de grond der waare ruste, als men hem toe sprak van 't toekomend heil, zo lachten hy met zyn gedoodverwde mond, hy sprak van ernst, en recommandeerde de ernstige vreeze Gods, en verheugde zich in 't zien van de aangezichte der vroomen, gelyk hy die van te vooren bezonder met liefde was toegedaan, zo zyt dan al te zaamen voor 't laast van hem gegroet, eindelyk heeft hy 't lighaam laaten leggen den 2. Mey, na de middag omtrent ten 6 uuren. Gelooft zy God voor zyn liefde en genade, wy hoopen hem te vinden in dat beminnelyke licht des levens. Jezus de Zoone Gods, ô gelukkig einde, ô beminnelyke stand, hy heeft eenige maalen op zyn dood-bed getuigt, dat hy geen knaagende conscientie had, {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} een groote rykdom en kostelyke schat, ziet daar het gelukkig einde van zo korten Pelgrimagie, een spiegel en baaken, voor alle jonge spruiten, die voor God opschieten, om gesterkt te zyn, en wel gemoed te groeijen en te bloeijen, ô L. ô D.W. ô G.T., en alle die in 't bloeisel der jeugd zyt, weest gesterkt, weest getroost, ziet wat een gelukkig einde bereikt de waare deugd, en dikmaals zo eerlange, wie kan bouwen op zyn lang leven, of 't is dat hy jong en sterk zy, hoe onlangs groeiden dit spruitje, en alreede is het voorby gegaan, of 't niet geweest en waar, maar hoe wel zyn zy'er aan, die onder de bast van 't uitwendig leven, den pit en kern der nieuwe kreatuur optrekken, ja hoe wel zyn zy 'er aan, als de uure van de afvallinge des schels voor handen is. Zalig zyn de dooden die in den Heere sterven, en wy achten 't voor geen verlies, maar als een weggeleide en bewaarde schat, die wy gelooven te zullen vinden, in 't land daar onzer aller reis na toe gaat, de Heere geleide ons door zynen Geest. {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} LXXII. Brief. Noch over 't Zalig Afsterven eener Vriendin. Jezus het Zalige Wezen der Eeuwige Liefde Gods. Een vriendelyke groetenis, de Heere Jezus Christus zy met U Lieden, uw bezondere aangenaame schryvens, is ons met zaamen het nevensgaande geschrift wel geworden, met verwondering hadden wy reeds verstaan het afsterven van onze waarde Zuster G.S. en daar op krygen wy U E. aangenaame Brief, wy hebben ons verblyd in de omstandigheden haarer toestand op den oever van dit tydelyke leven, daar onze Zuster in de Zalige hoop, die 't met ons eens was, om uit dit Land der vreemdelingschap het waardige Vaderland te gaan vinden, en zullende overstappen in de andere wereld, noch als een bevestigend getuigen moest zyn, van dat verborgen onzienelyke Ryk, daar wy na poogen, en ons als haar lieve speel en reisgenooten, noch op den oever des overgangs toeriep, wat zy als voor den ingang des poorts zag van dat onzienelyke, ons tot troost, moed en versterking op den weg des strydigen levens, hoe weinig wist zy en wy dat haar onlangs geleeden bezoek de laatste maal {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} zouw zyn in dezen leven, zo jongen gezonden bloem, maar wy hoopen dat zy met een zalig aangezicht ons eerlange zal verwelkomen, in de goddelyke wereld, vaar dan maar heen ô Zuster, en weest ons als een weggeleiden en wel bewaarden schat, als wy weder te zaamen komen willen wy zaamen blyde zyn, en ons verheugen, verblyden en vermeiden, in die Goddelyke wonderen, daar wy noch hier zynde op belust waaren, hoe schoon en goudig is het na te zie, het nagelaate spoor, langs welke de godvruchtige heen gestreeken zynde, niet meer in dit jammerdal te vinden is! O Zalig Geertje die zo haastig over quam, Die groote Reis, die gy voorzichtig voor u nam. Zyt dan wel en met zegen overgooten, by uwen Bruidegom Jezus Christus, zo veelmaal beter besteed als in dit jammerdal met vlees verhuwelykt te zyn. Noch laast had zy zo hertelyk geschreeven aan onze Zuster N.N. van de allerwaardigste Bruidegom Jezus Christus, en van zyn gezegende vlees en bloed, dat hy den beminnaar aanbied om te genieten, wensende na zulken mond tot dat zelve, dat zy nu eete en drinke, en verzaadigd zy in eeuwigheid. Beminde wy hoopen ook tot die Bruilosts-tafel te komen, op dat wy ons met haar en alle eeuwig verheugen, en of wy ons elendig bevinden, wy zyn geen goud zonder schuim, en daarom in de hand {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} des wyzen Meesters, die ons uit den drek der idelheid, en uit de spelonk der donkerheid opgeraapt heeft, wil ons niet verwerpen, maar bereiden, schiften en scheiden, en of het ons wonderlyk is wegens de groote. onreinigheid die wy vinden en voelen, evenwel willen wy blyven in de goede hoop, dat by die gezegt heeft: zonder my kond gy niets doen, het doch eindeling wel maaken zal, laat ons maar blyven in goeden moed, en geeven ons al zuchtende in zyne handen. Beminde wegens die Zalige hoope die in ons is, om eeuwige maatschappye te hebben, in een volmaakte wereld, laat ruisen en waaijen, als de winter voorby is, zullen wy vrolyk zyn in de mey Gods, ô boe onbezorgd zullen wy dan speelen in het oneindige huis onzes Vaders, immers hoopen wy eindeling wel t'huis te komen, laat ons wel gemoed zyn, de Almachtige zy met ons, myn toegenegentheid bezoekt U Lieden, op Woensdag was ik al gereed en gekleed, om na u toe te komen, doch daar quam een verandering, en nu bezoek ik U L. op deze wyze, en wense dat den Koning des levens, den goeden Herder der Ziele u behoede; vaart wel in 't lieffelyke herte Gods. U L. Toegemege Vriend en Broeder. {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} LXXIII. Brief. Hertelyke Vertroosting aan een aangevochte Ziele. Beminde Zuster, Zyt vriendelyk gegroet in de heilige zoete naame Jezus? dezelve zy u tot een schild en borstwapen, tegen de vuurige en giftige pylen des vyands. De Heere die onze vriend was, en ons achter na ging doe wy zyn vyanden waaren, hem de nek toe gekeerd hadde, zouw die onze Vriend niet zyn, nu wy zyn vriendschap hertelyk zoeken, en het aangezicht des gemoeds na hem toe gekeerd hebben, in verzuchten en uitzien, waar mede dat wy hem mogten dienen en behaagen, of zyn wille vervullen, die ons gedraagen heeft in onze moedwilligheid, zouw ons die niet draagen in onze kinderlyke zwakheid? maar dat de satan ons niet en jaage, daar wy de strik ontkomen zyn, in een ander warnet, te weeten, uit dat van lichtvaardigheid, in dat van twyfeling, gelyk als wy 'er niet over heen moeten vliegen met vleugelen van licht achten, zo moeten wy 'er ook niet onder zinken, getrokken door het koude zwaare zinkloot, der onmoed of mismoedigheid, want onze kans slaat te schoon, die ons het touw der behoudenis toegeworpen heeft, {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} is van geen andere willen, als om ons uit de Zee van elende, en des diepsten afgronds op te trekken in eeuwige veiligheid, alleenlyk dat wy maar vast houden, dat wy met de hand der innerlyke Ziels-begeerte aanvatten, en niet los laaten, al worden wy van de baaren der ongestadige hobbende en tobbende Zee der levens-gestalte heen en weêr geslingert, wy moeten maar blyven hangen met onze innerlyke zucht en begeerte aan de genade Gods, die ons van den Hemel toegeworpen word, om ons tot zich opwaards te haalen, altyd denkende dat het God is, daar wy meê te doen hebben, het is God het eeuwige Goed, onze lief hebbende Vader, ziet dit is het doelwit dat wy ons hebben voor te stellen, dat God God is, dat is, dat hy de heldere klaare loutere liefde is, een licht zonder duisternis, hier moeten wy ons oog des gemoeds op houden, en laaten ons daar niet van verbysteren, noch van andere, noch van ons zelve, noch van wegens onze lamheid, noch kreupelheid, daar komen wel wolken die de Zon bedekken, maar geen die de Zon weg neemen of veranderen, wy dat dan weetende dat ons niemant en bedriege, God was en is, en blyft altyd de zelve, dat is goed, een eenige wille om Zalig te maaken, al wat tot hem komt, wat zich in hem begeeft wat Zalig wil weezen. Zo in hem dan geen andere wille is, en wy dat ook van herte willen, wie zal ons dan scheiden, of wie is sterker als de Allerhoogsten, of zoudet onze onvolmaakte en onvolkoomen Godsdienst {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} doen, waar is de Moeder die haar onvermogende kind van zich stoot, of wat dienst heeft zy van haar geliefde kinderen, die haar brood op eeten, en veel moeite en arbeids maaken, maar het is om dat het spruitjes van haar levens boom zyn, en zy die derhalven lief heeft, en alzo zyn wy arme menschen kinderen God onzen lieven Vader niet vreemd; wy zyn hem geen stiefkinderen, maar van hem, en uit hem, hebben wy ons wezen, en zyn dat wy zyn, alleenlyk wy zyn van huis verdwaald, en doolende geraakt in de wildernis van de geest van deze wereld, maar hy die onze getrouwe en lief hebbende Vader is, zoekt ons weder op, gaat ons achter na, roept ons, lokt ons, nood ons, en reikt ons zyn hand toe, op dat hy ons wederom van de lange en gevaarlyke omzwervinge t'huis brenge, in het eeuwige huis en hof zyner volheid, om aldaar eeuwig met malkander te speelen voor zyn vriendelyk aangezicht, ziet dit is de wille van de Allerhoogsten, en allersterkste, en anders heeft hy geen gedachten over ons, indien wy ons dan om hem en zyn wille bekommeren, en roepen al zuchtende, als zwervende kinderen, ach myn Vader, myn Vader, myn God, myn Heiland, myn eeuwige oorsprong, myn Verlosser en Zaligmaaker, myn Jezus; zo en zyn wy dan geen onachtzaame, onbedachte kinderen, die van de liefde Gods uitgaan, maar wy gaan'er in, of wy ons zelven jammerlyk, eledig, en vol etterbuilen bevinden, hy is ge- {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} komen om Zalig te maaken dat verlooren was, die by hem heul zoeken en stoot hy niet van zich, alzo laat ons geduurig vergeeten dat achter is, en strekken ons na 't geene dat voor is, dat is God, God is voor ons, daar moeten wy ons toe strekken, en niet zitten blyven in het nest van onze onvolmaaktheden, zo dat wy ons ophouden en verbysteren zouden van de lieffelyken toekeer tot God onze beminde, dat wy ons dan van geen bullebak, hy gaapt zo leelyk als hy wil zo laaten verschrikken, dat hy ons van de eeuwige Moeder die ons voortgebragt heeft zouw af jaagen, maar dat wy altyd vrymoedig onze toevlucht in haar schoot neemen, vallende onbeschroomd in haare armen, de eeuwige armen der liefde enbarmhertigheid Gods, bewaare U L. in de heilige naame Jezus, door zyn Lyden en Sterven, wonde en heilig bloed, laat ons goede moed hebben, en ons door de allarm des vyands niet te veel verschrikken, God is onze Vriend, vaart wel in hem, hy zy u sterkte, troost en leidsman, en brenge u behouden over uit deze tyd, tot in de Zalige eeuwigheid, Amen. {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} LXXIV. Brief. Van vriendschap en aanmoediging ten goede. Beminde N.N. Een vriendelyke groetenis en goede wens in U L. eenzaam buiten leven, te meer met de aankomst van lange avonden, dat de goede gedachten U L. verzelle, welke uitgaan op de eeuwige dingen, hoe schoon en uitneemend het eenmaal weezen zal na deze korte levens-tyd (als wy ze na de wille Gods doorgebragt hebben zyn zal) in zo lieffelyken wooning als den hemel en het Zalige Paradys is, waar van alle deze aangenaame dingen schaduwe zyn, die ons na het wezen wyzen, hoe vreedzaam en verheugelyk de onderlinge zaamenwooning, met de volmaakte genoegzaamheid daar bloeijen zal, met een geduurige uitwydinge in de wonderen Gods, om daar geduurig van te spreeken, en te zingen, tot eere lof en dankbaarheid, aan den eenigen, eeuwigen oorsprong van alles goeds, en hoe verachtelyk zyn deze tegenwoordige aardse nietige dingen, by zulk een volmaakten leven, als 'er langs den smallen weg (door den vinger Gods aangeweezen) te bereiken zy, te verzuimen, wat is eer en aanzien der menschen, terwyl ze malkander met ontzag ophouden en de edele (ons {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} van God vergunde tyd, om te behertigen het hoogste goed verquisten) en malkander gaande houden, om niet te bezien wat het noodwendigste is, gelyk een Rad der zinnen, dat geduurig omdraaid, en wat hebben ze elkanderen op 't laatst toegebragt, als de arme ziel van deze na de andere wereld zal over gaan, wat geleide doen ze elkanderen dan, of wat hulp, en troost, konnen zy elkanderen toebrengen, die elkander vermaakte met idelheid by goede dagen, de stervende moet alleenig voort, maar had hy in plaats van wind te zaaijen, de vriendschap Gods gezocht, om by hem in gunst te staan, had hy die ontzien in plaats van menschen, had hy die gediend, had hy die ge-eerd, en die onthaald in zyn kinderen, zo had hy een maatschappy gemaakt, die hem in de tyd van de hoogste verlegentheid, in de uure des doods niet verlaaten zouw, gelyk de vriendschap der wereld doet: ô hoe schoon is 't aan zulke afgestorvene te gedenken, tegen andere gerekend, die de wereld gediend hebben, immers zyn ze alle verdweenen, met menigte (die wy gekend en niet gekend hebben) van de vertoonplaats dezer wereld, daar zy op verscheenen waaren, zo wel de beminnaars, als die geene, die daar als vreemdeling op verkeerde, en haar haaten eer zy haar verliet, en alzo met het af-scheiden van die niet verlooren, maar gewonnen hebben, hoe veel hart-hoofden die in haar leven moedig waaren, leggen daar onmachtig in stof, en hoe veel zuchtende en be- {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} kommerde ziele hebben al haar leet achter gelaaten in deze bedroefde wereld, hoe schroomelyk en hoe liefelyk leggen deze onderscheiden voor het oog verborgen, tot den dag des Oordeels, die alles openbaar stellen zal, terwyl ondertussen na den geest, den een in liefelyk, en den ander in naarheid behuist is, en wat een indrukkelyke bespiegeling behoorde voor de noch leevende dit in 't herte te zyn, als noch staande in 't perk van rechts en links, om te konnen kiezen het beste deel, het welk ik wens en hoope, dat wy door de genade des Heeren doen zullen, en malkander vinden in de wereld der eeuwige blydschap, zyt verder vriendelyk gegroet, en den Heere bevolen. LXXV. Brief. Een Zegenwens tot aanmoediging. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vriendinne en Zusters, in de Zalige Hoope. Ik wense U E. de nabyheid des Heeren in U E. te zaamen wooning, om met malkander gesterkt en opgewekt te zyn, in de verachting der nietige, en de beminning der eeuwige dingen, om- {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} helzende, en vast behoudende, het gelukzalige voorwerp dat gy-lieden uitverkooren hebt in deze wereld, en dat in de fleur van 't jonge leven, 't welk anders de idelheid opgeofferd word, zo zeer elendig zaaijende en maaijende wind, en laatende een ledige schuur, maar hoewel is hy te weeg die zich aan den Heere gewend, adem haalende in de ruime lucht der eeuwigheid, en zich bevriend met de Allerhoogsten, op dat hy verwachte de ryke erfenis des eeuwigen levens in zyne goederen, hy die de sontein aller dingen is, dat dit voorwerp in ons geprent blyve, gelyk het Zegel in het Was, en geen Zonneschyn der tydelykheid dezer wereld, het zelve smeltende doe verdwynen, maar wy het waakende bewaaren, daar toe help ons de lieve God in de naame Jezus door zynen Heiligen Geest, dit weinige als een teeken van de onderhouding der vriendschap die wy hebben om Jezus wille, zyt dan te zaamen vriendelyk in zynen naame gegroet. Zedert ons laatste by een zyn, is 'er weêr zo veel van het korte leven afgebroken, ondertussen hoopen wy dat onze gezamentlyke reis, hoewel na 't lichaam afweezende voortgaat, na 't land van eeuwige vrede en vreugde, het welk wy met malkander in Zaligheid hoopen te bezitten, ons vermeidende en verblydende in de hemelse Paradyse wonderen Gods, hem loovende, eerende en pryzende met de Heilige Engelen onze lieve Broeders, en alle de Zalige onze lieve Vrienden, en zulks in eeuwigheid zonder einde, vaart dan {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} te zaamen wel in de bewaaring Gods, Jezus zy U L. deel in eeuwigheid, en zyt in zyne naame gegroet. U L. Toegeneege Vriend en Broeder. LXXVI. Brief. Tot versterking in de Hoop en 't Geloof. Beminde Vriendin, Na vriendelyke groetenis en wensinge van alles goeds, 't welk diend tot eeuwige welvaard, zo is deze tot erkentenis en dank voor U E. schriftelyk bezoek, dat ons zeer lief en aangenaam is. En gelyk U L. verstaan hebt, hebben wy voor om 't buiten leven te bezoeken, en hoopen dat het wel zal zyn, na U L. mede toestemmend gevoelen, de Heere helpe ons arme Pelgrims, en vreemdelingen door deze woeste wereld aan het gelukkig einde, van onze zuchtende en duchtende weg, U L. daar gy zyt, en ons daar wy zyn, en andere elders, om eindeling eens tot een altydduurende zaamenwooning verzameld te worden, en zo zeer volmaaktelyk zaamen te bewoonen dat gelukzalige Paradys, als zynde een reine aarde, van onophoudelyk groeijen en bloeijen en vrucht draagen, een aarde zon- {==204==} {>>pagina-aanduiding<<} der vloek, van 't welk wy onze doodelyke aarde in haar noch aangenaame voortbrenging der gewassen, aanzien als een staaltje; nu aldaar hoopen wy (gelyk U E. zegt) de vrucht van ons omzwerven, in een blyde gemeenschap te genieten tot een wortel des lofs, en die aangenaame hoop vertroost ons noch dagelyks op den weg, langs welke wy gaan over berg en dal, nu de goedertierenheid des Heeren, die ons tot hier toe niet begeeven heeft, of schoon somtyds in kommerlyke wegen, die hoop ik zal ons te zaamen Vaderlyk voortbrengen tot aan het uitvaaren, van het bezwaarlyke en naarelyke woonhuis des doodelyken lichaams, om te vallen in die eeuwige liefden armen van het vriendelyke licht des levens, als verdwaalde en verlooren kinderen, na lange omzwerving t'huis komende, die zegen wensen wy hertelyk over u en veele andere, gelyk U L. en veele andere ook over ons wenst, onze gunst is over de gantse gemeente der Vroomen, die na God uitzien, van onder het war-net des Satans, die verstrooide gemeente Jezus Christus over de gantse aarde, die arme, die zuchtende Pelgrims en bywoonders in deze wereld, wy en zy alle hoopen dagelyks op het Voorjaar, de Bloeityd, en aangenaame Zomer der eeuwige verquikking, na de dorre koude winter dezes ingeslooten levens, die te zyner tyd voor ons staat te komen, na veele voetstappen op den weg komt eindeling de laatste; de Heere behoude ons te zaamen in den goeden hertelyke en Goddelyke {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} zucht, daar wy staan aan de geduurige afdryvende wateren van den Geest dezer wereld, die gestaadig nederwaarts vloeijen binnen in ons, en buiten om ons: de Heere houde ons vast, en zyne genade wens ik over U lieden, met myne nochmaals vriendelyke groetenis, de Heere zy U L. gezelschap in uw eenzaamheid. U L. Toegeneege Vriend en Broeder, in de hoop op 't eeuwige Goed. LXXVII. Brief. Van de zelve Materie. Jezus het herte Gods in ons. Beminde Vriendin, U L. aangenaame schryvens en uitdrukselen van vriendschap zyn ons wel geworden, alzo zyt wederom in de Heilige naame Jezus gegroet, des zelfs balsem des Heils, beklyve aan U E. gewas des gemoeds, gelyk den vruchtbaaren dauw aan het kruid des velds, als ook aan ons te zaamen, wy die met malkander in zulk een woestyne staan, als deze elendige wereld buiten ons in haare gesteltheid, en binnen ons in 't verdorve en bezwaarlyke vlees en bloed, met deszelfs valse levens lust en begeerte zy, daar wy uitzien {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} na een beter wooning, en volmaakter levens Regiment, om niet nu en dan een dropje vermaak en vreugde te genieten, gelyk zich het werelds leven daar aan vergaapt, maar op dat wy na de schikkinge van 't eenige eeuwige goed, eeuwig blyde zyn door het geduurig genieten Gods, dat is het doelwit dat wy met malkander be-oogen, terwyl de wereld lacht, en zich dunkt wys te zyn, in het toetasten aan het welbehaagen, en de ongetoomde uitweidinge der valse natuur, van 't genoegelyke dat haar voor de handen komt, en voor de voeten rold. Maar hoe veel beter is 't na de keur van wyzelyk overleg, die vluchtige snel voorby dryvende stroomen, en die idele onwezentlyke versmeltende droomen, voorby te gaan, het oog des gemoeds houdende, op dat hoogwaardige doelwit daar straks van gezegt is: dat bestendige bezit des welzyns; dat volmaakte genot van genoegdoening der begeerte, alzo willen wy onder den zegen Gods des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geestes, onze voorgenomen reis in vreemdelingschap, voort zetten over berg en dal: gelyk als een weg geduurig afkort door geduurige treden, welke doch eindeling van zo veele de laatste stap maakt, tot aan den dorpel, en tot in de binne-plaats van 't huis des Vriends, die men voor had te gaan vinden, alzo spoedigd onze levens weg ter eeuwigheid, door afkortende dagen, weeken en maanden, welke wyde treeden zyn, gelyk wy geduurig bevinden, welk een geruime tyd zo vluchtig {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} voorby gestreeken zy, zedert vrienden malkander zagen, alzo verwachten wy ook eerlange, de laatste stap, voor 't huis van den ingang ter eeuwiger gelukzaligheid, ter eeuwiger ruste, vrede en vreugde, op dat wy uit zulk een vreemden land als deze wereld, en zo vleeselyke Geboorte is, zo zeer gelukkig aankomen, by zo getrouwen lieven Vriend, als daar is God onzen eeuwigen oorzaak, die liefhebbende Vader, op dat wy nu zo arme dwaalende wichten, dan in onberoerlyke veiligheid, voor eindeloos bewoonen zyn vermaakelyk huis en hof, met zo liefelyken maatschappye, in liefde verbonden, welks gedachtenis ons in de hoope verheugd, om te doorwandelen en te behandelen de wonderen des Allerhoogsten. ô Hoe groot is 't heil dezer verwachting, ô hoe gelukkig zyn wy dat ons zulks gebeuren mag, dat ons tot dien onnoemelyken staat, de poorte open staat, en de weg blood legt, de hand geboden word, en 't gewisse einde beloofd zy, daar wy met God te doen hebben, en niet met een veranderlyk of onalvermogend mensch, met God de Allerhoogsten, de waarheid, het eeuwige eenige goed. Waarom zingen en springen wy niet van vreugde! op de verwachting van zo grooten erfdeel, daarom dewyl het zwaare blok des tegenwoordigen levens, in vlees en bloed dat wy nasleepen ons zulks verhinderd, hoe zouden wy opvliegen daar wy in de vogelkouw gevangen zitten, maar als wy uitgebroo- {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} ken zullen zyn in de ruime lucht der zalige eeuwigheid, dan zullen wy ons genoegen, onze blydschap en vreugde uitbreiden, noch maar een weinig tyds, noch maar een weinig stryds; onze lieve beminnelyke Koning Jezus Christus gepreezen in der eeuwigheid, heeft ons geroepen uit deze wereld van welke zyn Koningryk niet was, in de wereld zyner heerlykheid, hy passeerde door als een vreemdeling, dat wy ons oog houden op zyn heilige voetstappen, hem volgende, en wy het licht des levens mogen hebben. ô Liefelyke bron der eeuwige verquikking Jezus, oneindige alvervullende geboorte des eeuwigen goeds, uit den grondeloozen grond der Vaderlyke baaring, onmeetelyke Zoone Gods, hoe lust het ons zo zeer by u te woonen, gy laafenis aller gelukzalige, wy poogen onze Tabernakel by u op te slaan, uwe genade zy met ons alle, tot dat wy zulks volbragt hebben, voerd ons ondertussen door dat wilde woeste land der wereld, en onzer verdorven natuur, sterkt ons tot wakkerheid en moed, op dat wy ons niet en vergeeten, en ophouden met legering by de onreine wateren dezer woestyne. Jezus den zegen Gods zy onze voorlichtende sterre, onze zonne in de koude, onze schaduw in de hitte, ons heil en behoeder, tot dat wy 't gelukkig einde dezer vreemdelingschap bereiken, en vallen in zyn eeuwige armen der liefde, en barmhertigheid, waar mede hy grypt na onzer aller Zaligheid. {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} Hier mede Vriendin vaart wel in zyne genarde, neemt dit als een wedergalm, op U L. uitgedrukte genegentheid op den weg der vreemdelingschap na 't eeuwige Vaderland, en zyt vriendelyk gegroet met U L. Man en huisgezin, van U E. toegeneege Vriend en Broeder in de Zalige hoop. LXXVIII. Brief. Bezondere aanmoediging. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vriend en Broeder, Een vriendelyke groetenis op den weg na 't land der gelukzaligheid, op welke ik hoope dat wy te zaamen zullen blyven wandelen, al te klaar ziende dat den algemeenen weg van den loop des werelds een weg van prykel en gevaar is, en waarom zouden wy ons laaten leiden in doolen, om zulke onwaardige nietige dingen als de vergankelyke idelheden dezes levens zyn; immers blyft de moeijelykheid des wandelaars geduurig achter de rug, maar de beoogde plaats van behaagelykheid, daar men tracht te zyn, naderd den geenen, die zyn gang daar heenen strekt, is deze wereld den weg niet? en is de andere {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} onzienelyke wereld die men hemel noemd, de plaats der ruste niet, daar wy vreemdelingen heen moeten? zouden wy dan huizen bouwen aan den weg, en niet liever in tenten van weinig omslag en vastigheid woonen? zouden wy ons nest van gerustheid aan den voorbygang maaken, op dat het of nu of dan overvallen, verbrooken en verstrooid wierd, gelyk als 'er dagelyks geschied, is 't niet beter en bedachtzaamer, dat wy de plaats der onberoerelyke veiligheid, ja de plaats die ons van de wysheid aangeweezen is, ons zelve voorstellen en verkiezen, tot een bezittinge, en vaste nederzetting, en daarom na den aard der voorzichtigheid ons beschik zo aanstelle, als zulke die zien op het vaste onverstoorelyke, en als zulke die zien op het onzienelyke, ja op den grond en 't fondament van alle dingen; het is niet dat ik wat bezonders te schryven heb, maar het is tot een teeken van vriendschap, terwyl wy oogen en poogen na een allerwaardigste zaak, welke de Heere ons doe bereiken, op dat wy 'er doch immers wel geweest zyn, in dit vergankelyke leven, daar elk zy beurt heeft, en heenen gaat, en dewyl het nu de onze is, wy doch dezelve niet mogten verydelen, en vruchteloos laaten voorby passeeren, dorsende het stroo van de wereldse vergankelyke dingen. Hier mede dan wederom vriendelyk gegroet van my U E. Broeder in de hoope. {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} LXXIX. Brief. Tot moedgeeving onder het Kruis. U E. laatste Briefje geschreven aan N.N. verstond daar uit U E. bezwaarelyke en droevige toestand, waar nevens ook scheen dorheid in 't gemoed, doch was 't my aangenaam te hooren U E. resolutie, van U E. evenwel aan den Heere vast te houden, welk het beste is dat men U E. in dezen zouw konnen raaden; en wy moeten in het onweer aan het anker der hoope gevestigd blyven, terwyl de winden over ons heen ruisen, en de woedende baaren van rondom op ons slaan. Ik hoope doch dat de goede Heere Jezus by U L. in 't geschokte Schip zal zyn en blyven tot een heilzaame bewaarder, al schynt hy somtyds te slaapen. Waarde N.N. wat zyn wy arme menschen te zaamen hier in een jammerdal, wat gaat U E. door een land van vyanden, wat al waakens is'er van doen, om de gevaaren door te komen, doch wy hoopen noch op een goed einde, dat de Allerhoogsten ons behouden over zal brengen, en wy eindeling alle leet achter de rug zullen laaten, in deze hoope wens ik U E. dat de Heere U E. versterke en moed geeve, want wy weeten dat het hier niet eeuwig duuren zal, ja misschien maar heel kort, doch zo komt ons U E. toestant geweldig zwaar {==212==} {>>pagina-aanduiding<<} voor, de Heere zy U E. troost, hulp en bystand, tot wysheid en tot sterkte, ik beveel U E. dan in zyn Vaderlyke ontferminge, en armen der genade, de Heere trekke onzer aller herten meer en meer tot hem, om ten einde te bewandelen den weg des levens, op dat wy doch al te zaamen mogen vergaderd worden, op die allergelukzaligste plaats, tot een altyd-duurende en eeuwig blyvende vriendschap in oneindig wel zyn, hier op hoopen wy, vaart wel tot Zaligheid. U E. Gunstige en heilwensende Broeder, in de hoope der Zaligheid. LXXX. Brief. Moedgeeving aan een kleinmoedige. Jezus Christus de Eeuwige Liefde des Vaders. Beminde Zuster, Met deze begroet ik U L. tot een teeken van vriendschap, alzo wy in hoope staan, om te zaamen eeuwige vreugde te genieten, in het Ryke der oneindige wonderen Gods, tot het welke hy ons geschapen had, en na den afval weder ge- {==213==} {>>pagina-aanduiding<<} roepen heeft, en om deze hoope zyn wy vreemdelingen in deze wereld, en malkander ontmoetende, spreeken wy van het toekomende goed, de mensch is tot groot geluk geschapen, jammer is 't dat zulks iemant verzuimd, immers gaan alle aardse dingen voorby als een schaduw, maar die op God hoopen, hebben een vasten steun, of 'er wel zuchten en klachten zyn, eindeling hoopen zy te verzinken in de eeuwige armen Gods, dan zullen alle turbaatjes ten einde zyn, ô Zalige Vrede! hoe heerlyk schynt gy ons door 't geloof in de hoope te gemoet, waar zouden wy ons herte heenen geeven, als aan onzen Schepper, onzen beminnelyken Vader, gelyk ik hoope dat wy dan eeuwig doen zullen, en wandelen ondertussen al sukkelende voort, die ons gevangen heeft, hoopen wy zal ons niet los laaten, tot dat hy ons behouden heeft opgehaald, wy zyn zyne kreatuuren, hy is onze God, hy wil zich in ons, en wy hoopen ons in hem eeuwig te verheugen, wy willen het beste deel vast houden, en hangen de beminde aan, zeid iemant in ons dat wy onrein zyn, wy laaten ons daarom niet ophouden, maar gaan al voor ons heen, want voorwaarts daar wy 't op geoogt hebben, moeten wy zyn, al die ons te rug roepen zyn onze vrienden niet, wy begeeren de reiniging en hoopen daar op, en al was 't tot in den dood, God zal 't wel maaken, zo wy hem aanhangen, waar zouw hy met ons heen, als dat hy ons in zyn eeuwige barmhertigheid verslinde, in welke {==214==} {>>pagina-aanduiding<<} ik U E. en de Uwe, en alle Vrienden beveele, en wens de vriendelyke liefde Gods in Jezus Christus in uwe herte, groet U L. Man en alle Vrienden. U E. Toegeneege Vriend en Broeder. LXXXI. Brief. Van de gemeenschap der Geloovige, met Christus haaren Heere. Beminde Zuster, U E. aangenaame groetenis is ons door de hand van onze beminde Broeder N.N. wel geworden, waar voor ik U L. bedanke, en wense U E. de vriendelyke liefde Gods in Jezus Christus, tot een eeuwige Ega uwer Ziele, tot noch toe bevinden wy ons te zaamen in de vreemdelingschap, en in een krom en verdraaid geslachte, ik meen voornaamelyk dat geslachte dat in ons woond en woeld, onder het welke de zuchtende wille tot God staat, als een bloempje midden onder de doornen, nochtans hoopen wy dat het door alles heen wallen zal tot in het Zalige Paradys, daarom willen wy aanhouden, en met de wortel der begeerte sap en kracht aan ons uit de goddelyke grond haalen, en gaapen na den dauw en zonneschyn der goddelyke genade, of het dan re- {==215==} {>>pagina-aanduiding<<} gend of waaid, of een betrokke lucht is, God geeve ons maar te blyven staan, want zyn genade heeft ons doen zien, en bekennen dat alle vergankelykheid idel is, en dat wy ons hert op hem moeten stellen, gelyk ik dan hoop dat wy gedaan hebben en eeuwig doen zullen, want waar zouden wy gaan, Heere, gy hebt de woorden des eeuwigen levens, zyn wy dan elendig wy begeeren de geneezing, en loopen hem na, ô beminde wy willen zyner, waar zouden wy dwaalende schaapen anders heen, de wereld is ons een woestyn, ons herte tracht na 't eeuwige Vaderland, na de eeuwige oqrsprong onzes wezens, gelyk een kind na zyn lieve Moeder, maar laat ons goeds moeds zyn, wy hoopen malkander eens te zien in een andere wereld, of het ons schier te wonderlyk is, de Hoogste heeft ons beenen van geloof en hoop gegeeven, en wy treeden 'er na toe, dat de wereld met het haare dan achter onze rug blyve, en wy geduurig blyven oogen op het voorgestelde doelwit, de beminnelyke Jezus is het Paarltje dat wy zoeken, ô dat wy hem lief hebben, ô dat wy hem omhelzen en in ons hert besluiten: Ik ben zeide hy het brood des levens, ik ben dat leevende brood dat uit den hemel neder gedaald is, zouden wy dan niet eeten met de begeerte der zielen? want alzo gelooven wy, als onze hertelyke begeerte tot Jezus ingaat, dat wy eeten en drinken van zyn hemels vlees en bloed? ô de kostelyke wyn des bloeds Jezus Christus, des Zoons Gods, want {==216==} {>>pagina-aanduiding<<} de beminde heeft ons zo lief, dat hy zich zelven tot een spyze geeft, met weinig brooden spysde hy veel duizenden, en met hem zelve spyst hy ze alle die na hem hongeren en dorsten, en die spyze en verminderd eeuwig niet, dat is het wezen zyns hemelsen lichaams, van het welke wy eeuwig hoopen te eeten en te drinken aan de Bruiloft des Lams Gods, de Heere ontsluite ons een rechte mond van hertelyk begeeren en uitgestrektheid der Ziele. ô Zuster myn schryven is maar een teeken van Broederschap in 't vreemde land, om dat wy een Pelgrims weg bewandelen, en zaamen na huis trachten te gaan, wy zyn uitgestrekt na 't goede, maar 't quaade hangt ons aan, wy zuchten na de verlossing, en hoopen op de genade, de vriendelyke geopenbaarde liefde Gods in Jezus Christus, zy met u en in der eeuwigheid, wy willen hem vast houden en niet verlaaten, en hy wil zulks veel meer dan wy. Groet U Lieden Man en zyt zaamen den Heere bevolen. {==217==} {>>pagina-aanduiding<<} LXXXII. Brief. Van de nabyheid van 't ongeschapen Wezen, dat alles geschapen heeft. Jezus de Liefde Gods, van Eeuwigheid in Eeuwigheid, zy met ons en in ons. Beminde Zuster, Zo wy iemant lief hadden in aanmerking van een gemeene qualiteit, die wy vervolgens erkende een Koning te zyn, hoe zouw zich ons geluk verhoogen? Indien gy de goede en lieftaalige Heere Jezus te vooren hebt bemind, hoe groot is uw geluk, dat de beminde God geworden is! want God is het hoogste voorwerp, en eerst de rechte vervulling van der Ziele begeerte, en over dit uw geluk verheug ik my ook, denkende hoe uw gemoed, schoon omringd met krachtige tegenstellinge, zo zoetelyk getoogen zy tot de liefde Jezus, namentlyk zulke liefde, die hem erkend voor haaren Heere en God. Ach! hoe beminnelyk is het te gedenken aan de eeuwige geboorte des Zoons Gods, ja hoe beminnelyk is het te gedenken, aan zyne ongebeelde lichaamelykheid, die alles vervuld, de hongerige en dorstige Ziele ter spys en ter drank! hoe beminnelyk is het te gedenken, dat al het eeuwige hemelse, en Goddelyke wezen ons zo te- {==218==} {>>pagina-aanduiding<<} genwoordig zy, en niet ver afgelegen in een bezondere plaats, ja hoe beminnelyk is het te gedenken dat de geheele Godheid van alle eeuwigheid geweest is, aan die plaats daar ons herte staat, maar wy zyn buiten in een ander Ryk, en meenden hy zy verre van ons; gelukzalige boodschap, die tyding brengt dat de Beminde zo naby is, wy willen met de geliefde Discipel het hoofd onzer Zielen op zyn borst leggen, aan hem willen wy heulen, by hem willen wy blyven, hy moet ons erfdeel zyn in eeuwigheid, hebben wy malkander niet ontmoet in het land onzer ballingschap? zyn wy niet eens beraaden, namentlyk, om van hier naar ons Vaderland te gaan? zuchten wy niet, en strekken wy ons niet uit na onzen eeuwigen oorsprong, zo laat ons op dezen gelukkigen weg voortgaan, zonder ons te laaten verlokken, rechts of links; en alzo te zaamen wandelende, verheugen wy ons onderwegen, maakende een liefelyke harmonie van overeenstemmende snaaren in de liefde, en het lof van de beminde Heere Jezus, onzen God en Zaligmaaker, zynen H: Geest zy met u, en ontsteeke het vuur der liefde tot hemwaarts, tot versmaadinge des werelds, en deszelfs idele voorby gaande schaduwe, blyft bevolen in het Goddelyke herte, de Heere Jezus Christus zy uwen Bruidegom tot in eeuwigheid. U L. Vriend en Broeder in de Liefde Jezus. {==219==} {>>pagina-aanduiding<<} LXXXIII. Brief. Van de Driederly onderscheidelykheden des eenigen Gods. Jezus, de diepste Liefde des Vaders, in ons. N.N. Zuster, in de hoope van de Eeuwige Zaligheid, om ons te bespiegelen in de verheugelyke Eeuwig opgaande Dageraad van het Afschynsel der heerlykheid Gods: niet als in deze Wereld, gaande uit een eenig punt, maar hoog en laag, breed en wyd, door de eindelooze ruimte der Eeuwigheid, Overaltegenwoordig, uit het verborgen wonder des Vaders gebooren wordende, als een Openbaaringe der verborgen Godheid, en Zoon zyner Liefde. Dewyl U L. zorgdraagende Liefde my ontmoet is, zo ben ik ook geneigd om het geen dat het beste kleinood in het oog myner Ziele is, u hoog en diep in het geeltelyk herte te wensen: en zoude dit iet anders zyn, als de allervriendelykste Jezus, die de rechte Ega der Zielen is? Zo dat hy genaamt word God met Ons, dewyl hy dan de Liefste is, zo laat ons hem verheerlyken, want de beminnende verheugd zich, {==220==} {>>pagina-aanduiding<<} en triumpheert in de eer en lof van zyn Geliefde. Wat zullen wy dan zeggen Zuster? zo andere hem met veel omstandigheden opheffen, ik zal hem met weinig woorden boven maaten zeer verhoogen, zeggende met den Heiligen Discipel, Myn Heere en myn God: op dat wy den Zoone eeren als den Vader: En alzo eeren wy den Vader, dat hy van Eeuwigheid is, desgelyks ook den Zoone. Ziet Zuster in de hoope van de Bruiloft des LAMS. Dewyl ik geloove, dat gy den Bruidegom lief hebt, zo ben ik vrymoedig, om hem voor uwe Ziele schoon voor te stellen. Toenmaals vroegt gy, wat ik van 't Wezen Gods hield. Ziet, ik geloove en erkenne maar een eenige God, gelyk de Heilige Schrift daar doorgaans van getuigt: (a)Ik ben de eerste, en Ik ben de laatste, en behalven my en is 'er geen God, zegt den Vader door den Heiligen Propheet. En alzo zegt ook den Zoone: (b)Ik ben de eerste, en de laatste. En wy kussen de gebenedyde mond der Goddelyke Waarheid, die daar zeide: (c)Ik en de Vader zyn een: (d)Die my gezien heeft, die heeft den Vader gezien; en gieten deze volmondige woorden in ons geloovig herte, en niet in een gemaakte form van bygehaald verstand. Immers zeggen zyn Heilige getuigen, namentlyk de Apostelen, met een volle mond, dat hy God {==221==} {>>pagina-aanduiding<<} is, en wy gelooven maar aan eenen God, die geopenbaard is in 't vlees, en verzoende de wereld met hem zelven. Wy gelooven dat de verlossing anders niet geschieden kon. Dat de Ziele of menschelyke eigenschap was gevallen in de eeuwige Toorn Gods, na dewelke hy zich een iverigen toornigen God, en verteerend Vuur noemd, welke niet gebrooken, uitgeblust, of gestilt konde worden, als door hem zelven, namentlyk zyn eeuwige liefde; want het eeuwige (a)ZACHT, balsemeert de eeuwige (b)MACHT. En ik kan een plaatselykheid, met een ding van minder grootheid niet bedekken, verstaande dat geen kreatuur hoe groot zy mogte zyn, de grootheid van Gods Toorn konde dekken, maar alleen zyn eigen liefde. Is het ons dan te wonderlyk dat God een Mensch geworden is, zo laat ons in verwondering blyven, want al zyne werken zyn ons te wonderlyk. Het schynt dat de wysheid en het verstand der Schriftgeleerde en Pharizeen niet begreep, dat die eenvoudige slechte Man die groote Messias zoude zyn, daar alle Propheeten van gepropheteert hadden; immers zy gingen hem voorby, en evenwel was hy dezelve Man; en door Gods genade is hy ons, voor die zelve Verlosser openbaar geworden. Zoude hy ons dan nu te weinig schynen om God te zyn, om dat hy zich uit liefde om onzent wil zo heeft vernederd, en de gestalte eens dienstknechts aangenomen. Laat het ge- {==222==} {>>pagina-aanduiding<<} noeg zyn, dat zich de Jooden, de Turken en de Heidenen daar aan stooten; het waare klaare wezen Gods, is Zachtmoed en Démoed. Het is om onzent wille geschied, dat de Hoogste zich zo vernederd heft, de Bruidegom heeft het om ons gedaan: zoude hy dan in deze gestalte de Bruid te weinig en te geringe zyn? dat zy verre: zoude het ons niet meer in zyn liefde doen ontvonken? dewyl hy zich met roozenrood van heilig bloed voor ons versierd heft, en dat zelve noch zyn Bruid als een Hemelse Wyn aanbied om te drinken; ô de Beminde. Alle Heilige hebben hem voor haar beminde erkend, en omhelst. En wie zoude anders de beminder der Zielen zyn, als God? met wie zoude het hert vervuld zyn, als met God? zoude een Engel of Propheet de Beminde zyn? zoude een schepsel de Ega zyn? zyn ze niet alle Speelgenooten van de rechte Bruidegom en Bruid, welke God en de Ziel is? in hem woond de gantse Volheid der Godheid lichaamelyk; dat verstaan wy alzo: dat de grondelooze Eeuwigheid vervullende en maakende Godheid, door of in Jezus Christus, in een omschreven lichaamelykheid openbaar is: en denken alzo: dat toen hy op aarden in de gedaante van een mensch gevonden wierd, hy evenwel ter zelver tyd, de gantse Eeuwigheid vervulde. Het is nadenkelyk dat Joannes den Dooper, den Heiligen Geest zag in een lichaamelyke gedaante eener Duive, en wy niet en gelooven, dat op dat zelve mo- {==223==} {>>pagina-aanduiding<<} ment den eeuwigen Geest Gods, die van den grondeloozen Vader uitgaat, eenig en alleen in die vertoonde gedaante der Duive zy ingeslooten geweest, maar dat ze in tegendeel, toen gelyk als van Eeuwigheid, de Eeuwigheid heeft vervuld, en op die zelve tyd ook geweest is, in, en boven aller Engelen Koningryken, en aller Heiliger herten; en alzo ook Jezus Christus in zyn openbaaringen in 't Vlees. Alhier aan de Jordaan waaren drie Openbaarheden die in 't verborgen de gantse Eeuwigheid vervulden; namentlyk: de Vader in de geopenbaarde stemme, den Heiligen Geest als een Duive, en de Zoone als een Menschen Kind. Zoude men dan ook niet gelooven, dat den Heiligen Geest Gods van Eeuwigheid van den Vader is uitgegaan? En nochtans word hy ons voorgestelt, als een derde Persoonelykheid of Eigenschap, daar de Zoone zegt: want hy zal van hem zelven niet spreeken, maar zo wat hy zal gehoord hebben, zal hy spreeken, en de toekomende dingen zal hy u verkondigen. Die zal my verheerlyken: want hy zal 't uit het myne neemen, en zal 't u verkondigen. Al wat de Vader heeft is myne: daarom hebbe ik gezegt, dat hy het uit het myne zal neemen en u verkondigen. Immers is evenwel den Eeuwigen Geest Gods eens Wezens met den Eeuwigen Vader: En den Propheet zegt van den Zoone, dat zyne uitgangen zyn van ouds van de dagen der Eeuwigheid. En wy verstaan alzo de drie onderscheidentlykheden voor een ee- {==224==} {>>pagina-aanduiding<<} nige gebaaringe des wezens aller wezen, daar den Vader, als de allerheimelykste en verborgentlykste grond, van alle eeuwigheid gebooren heeft, baard en eeuwig baaren zal, zyn welbeminde Zoon, als het Eeuwigheid vervullende Liefden-Licht, en kracht der Majesteit, Glorie, beweegelyke vreugde, en al wat aangenaam is, en den Heiligen Geest, van deze beide van eeuwigheid in eeuwigheid uitgaande, en dat deze drie eenige gebaaringe, die zy, waar van de Schrift zegt: Ziet de Hemelen, ja de Hemel der Hemelen en zoude u niet begrypen: Namentlyk, de volheid der eindelooze grondelooze Eeuwigheid, welks middel-punt over al moet zyn. Het komt vreemd voor 't verstand, als men zegt van Drie-eenigheid, voornaamentlyk als men 't beeldelyk of lichaamelyk betracht; maar als men 't geestelyk of formeloos betracht, is 't niet zo wonder. Ziet door de gewoone teekenen, trekken en haalen van het A.B.C. kan ons veel te verstaan gegeeven worden. Laat ons dan ook de letteren der natuur eens leezen: Ziet wat een stillen, vriendelyken, zachtmoedigen, aangenaamen en hertverheugelyken Zoon, baard het scherpe, strenge en verteerende Vuur; En uit deze beide gaat den Geest des Luchts, en zyn alzo een Drie-eenig Wezen, in bezondere onderscheidentlykheid. Het Licht is een ander als het Vuur, en staat doch niet op zich zelven alleen, want als het Vuur uitgeblust word, is 't Licht te niet, en ook den uitgang van den geest. {==225==} {>>pagina-aanduiding<<} Alzo heeft het Licht een geduurige Vader des baarens aan het Vuur, en het Vuur een glans en Majesteit aan het Licht, en de lucht een oorsprong zyns levens en beweegens, van deze beide, en zonder Lucht of Geest verstikken zy beide, en waaren alle drie een niet. Dit is alzo een gelykenis, doch niet zo ver van het wezen, want de zienlyke dingen zyn uit de onzienlyke geworden, de tydelyke natuur uit de eeuwige, en wy houden het Vuur voor de eigenschap des Vaders, en het Licht voor de eigenschap des Zoons, en de Lucht voor de eigenschap des Heiligen Geestes, als een uitgeboren Wezen van de baaringe des eeuwigen Wezens, die over al tegenwoordig is, en wensen en begeeren, dat wy mogten een Tempel en wooning dezer baaringe worden, want ook heeft het den Heiland beloofd. En wy zullen tot hem komen, en wooninge by hem maaken. Alzo wenst myn genegentheid U die groote Bruidegom in het herte, niet als een Schepsel, maar als de geopenbaarde wezentlyke Liefde Gods, dat wy hem met onze innerlyke begeerte omvatten, omhelzen, en zeggen, myn Lief, myn God. Eens zeide de minnelykste Jezus, daar is niemant goed als een, namentlyk God: en andermaals zeide de Beminnaar, myn God: en de allerootmoedigste Jezus bestraften hem niet. Maar den Engel zeide tot Joannes, als hy voor hem neder viel: Ziet dat gy het niet en doet, want ik ben uwe mede Dienstknecht, en uwer Broederen de Propheeten, en der geene die de woorden dezes Boeks be- {==226==} {>>pagina-aanduiding<<} waaren, aanbid God. Zo laaten wy onzen Emanuel omhelzen, lief hebben en aanbidden, weidende in de Dalen der malse en vette gronden, dat de Bruid met eerbiedige aandacht de groote Liefden-dienst des Bruidegoms erkenne, en hoe zy niet door dit of dat, maar door Heilig Bloed verlost is van de eeuwige Dood. Dat was dien Balsem der geneezinge; dien allerkostelyksten Balsem der ootmoedige en zachtmoedige Liefde Gods, nedergedaald van den Hemel, om te heelen dat verbroken was. De Ziele was uit de wysheid Gods geschapen, en den eeuwigen Vader verhouwelykten haar met zyn welbeminden Zoon, die hy van eeuwigheid omhelst heeft, maar zy verliet haar Beminde, en ging tot de geest van deze Wereld, verdwaalde in 't wilde, en quam in eeuwig gevaar: maar de Liefde der verlaatene Beminde ging haar na, ja in die laagte en diepte daar in zy gevallen was; zoude de gezochte en gevonden Bruid nu dan zeggen: deze die hier in de laagte gaat, is de Beminde myner eerste Verhouwelyking niet, maar die woond heerlyk in de hoogte? daar hy om haarent wille is nedergedaald, om ze te zoeken en te vinden daar ze was, en haar met hem weder in de hoogte te voeren. Waar zy trouw gebleeven, zo had het niet behoefd, maar nu zy afviel, wilde de getrouwe Herder zyn dwaalende Schaapje niet verlaaten tot een roof der verslinders. En nu zal deze ongezienheid der vernederinge des hoogsten, een eeuwige en altydduurende schoonheid, en {==227==} {>>pagina-aanduiding<<} heldere Spiegel der menschlievende barmhertigheid zyn, voor het aangezichte der duurgekogte, op dat zy haar lofgezang daar uit scheppen, er heerlyk ophaalen. Dat geen dienaar, maar de Beminde zelver tot de ver afgelegene naare en zwaare Kerker der Ziele quam in te breeken, tot haar eeuwige verlossinge, dat is een hoogwaardige betuiging van trouw en liefde, en wegens deze tocht draagt de Beminde het hoog Sieraad der vyf heilige Wonden, tot een eeuwige bespiegeling des Bruids. ô Zuster! Laat ons van de schraale Bergen afgaan in de Valeijen der schoone Bloemen, daar Melk en Honing vloeid, en houden onzen Beminde niet alleen tot een voorbeeld en Wegwyzer, maar voorheene voor een krachtdaadige verlosser, en wezentlyke verbreeker des gestrengen machts; die met de Godheid, de Menschheid balsemeerde, op dat die geneezinge door dezen eenen, op allen drong. Hy is de waare Wynstok, en alle dorstige Zielen de Ranken, die uit hem voedsel trekken. Zo laat ons in hem begeeren en imagineeren, en of wy als genoodigde Gasten aan de Bruiloft van Merg en Vet, mogten eeten en drinken van zyn Hemels Lichaam en Hemels Bloed, na de mildaadige aanbiedinge zyner uitvloeijende Liefde, zonder achterwaarts te gaan, en met andere te zeggen: Hoe kan ons deze zyn Vlees te eeten geeven? Wat by de Menschen onmogelyk is, dat is mogelyk by God, maar dat wy ons verheugen, dat de beminde zich zo gantselyk tot de vereeniging {==228==} {>>pagina-aanduiding<<} aanbied, want alzo eist en begeert het de Liefde, namentlyk, dat zy haar Beminde wil eeten, om als tot een te worden, maar dat wy dit Vlees en Bloed eeten, niet by onze dierelyke grove hoedanigheid gelyken, niet als een sterven en verderven, maar de minnelyke aanbieder zegt: Die my eet, dezelve zal leeven door my. Is het u te wonderlyk ô Bruid der Goddelyke Liefde! zo laat het geloove de onbegrypelykheid vervullen: Hy is ook wonderbaar genaamt. En gelyk het wonder was, dat hy met weinig Brood veel duizenden spysde, zo laat het ook wonder blyven, dat hy met hem zelven spyst en drenkt, alle die na hem hongeren en dorsten. Want dezen honing vloeiden uit zyn gebenedyde mond: Myn Vlees is waarlyk Spyze, en myn Bloed is waarlyk Drank. Dat ons niemant deze Heilige Wyn des Levens, met bygehaald water vermenge, want het lust ons die te drinken, zo als hy ons uit zyn Goddelyke Mond geschonken word. Maar gelyk als het Koningryk van onzen Koning, die uitterlyk geen Koning geleek, niet van deze Wereld en was, alzo meenen wy ook een Vlees en Bloed, niet van, en in deze zichtbaare Wereld, maar van en in de Goddelyke Wereld, die in deze zichtbaare verborgen is, gelyk de Ziel in het Lichaam, zo wy dan hongeren en dorsten, zo is 't niet na een Engel of Propheet, want zegt men, de Ziel en kan niet verzadigt worden, als met God. Immers het smaakt ons beter als magerder Spyze. Zouden {==229==} {>>pagina-aanduiding<<} wy een Engel aandoen? of zoude de Propheet een gestalte in ons krygen. ô Zuster der Speel-genooten! Wie heeft u geboodschapt van de Bruidegom, dat hy niet en zoude zyn de Heere uit den Hemel? wy laaten deze verkondiging voor ons herte voorby gaan, en hangen aan het woord des levens, dat God was, en Vlees geworden is. Iemant zegt, van het Eeuwige Leven dat by den Vader was, en ons is geopenbaard. En den Bruidegom zelver: (a)Ik ben van den Vader uitgegaan, en ben in de Wereld gekomen: wederom verlaat ik de Wereld, en ga heenen tot den Vader: en die my ziet, die ziet den geenen die my gezonden heeft. ô Brood des levens, dat van den Hemel nedergedaald is, wy eeten u in ons herte, op dat wy eeuwig door u leeven. Voor dezen vroeg de vriendelyke Jezus een zyner navolgers, hebt gy my lief? ô Zuster! wy vertrouwen dat gy hem lief hebt, en daarom zyn wy vrymoedig, om de liefste te verheffen: de Beminner verheugd zich in den lof en grootmaakinge van zyn Beminde, maar in het tegendeel bedroefd hy zich. Het is een onderscheid, de Beminde groot te maaken, of de Beminde klein te maaken, heeft ook iemant van zyn Heilige getuigen de Bruid gewaarschouwt, dat zy de Bruidegom des levens niet te hoog waardeeren of verheffen? maar wel wie dit of dat niet en doet, of geloofd. Ziet dewyl wy Speelgenooten zyn, in de hoope des eeuwigen Bruilofts, zo spreeken {==230==} {>>pagina-aanduiding<<} wy te zaamen van de Hemelse Bruidegom; en dewyl een straal zyner uitvloeijende liefde uit uw herte my te gemoet scheen, zo ben ik hier toe opgewekt, en zo ik hoop uit Christelyke toegenegentheid, uw wensende de Hoogwaardige, daar wy van gesproken hebben, tot een Eeuwig Erfdeel in het onvergankelyke Ryk zyner Glory en Heerlykheid, alwaar wy malkander hoopen te ontmoeten, en nevens andere zyn oneindige lof te zingen, en te zeggen: Heilig, Heilig, Heilig. Hier mede in zyn Eeuwige Liefde bevolen, als een Kind in de armen zyns Moeders, om van hem, en door hem gevoed te woeden, en Eeuwig te Ieeven, Amen. U L. Toegeneege Vriend en Broeder. LXXXIV. Brief. Tot onderhouding van Vriendschap, en aanmoediging. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vriendinne, en Zusters in de Zalige Hoope. U L. beider uitvloeijinge van gunstige toegenegentheid, wegens de overeenstemmende hoope op het eeuwige Goed, zyn tot ons gekomen, {==231==} {>>pagina-aanduiding<<} tot verheuging van my en andere, die van gelyken zin zyn. Alzo word 'er vriendschap geboren tussen zulke, die niet alleen van geen nabestaanden bloede zyn, maar ook door afgescheidenheid malkander nooit en zagen, en deze vriendschap heeft geen opzicht op eenig tydelyk genot of lichaamelyk voordeel, wegens dezen of geenen hardel, daar elk zyn voordeel in mogt beoogen, maar het is de gemeenschap der heiligen, 't s om de Liefde Gods, in de heilige naame Jezus, om dat zy kinderen van eenen Vader zyn, en alzo zeer na bestaande, en te zaamen verwachten eenderlei erfdeel, 't welk den een den anderen niet misgund, maar in 't zelve hoopt den een met den anderen zich eeuwig te verheugen, in zulk een aangenaamen t'zaamenwooning, en liefryke maatschappy als daar zyn zal, de menigte der zalige geesten, en heilige Engelen, in volmaakte vergenoegzaamheid, als in alles, en van alles wel, ja voor eeuwig, en eindeloos wel verzorgde kinderen, speelende voor het vriendelyke aangezicht Gods, den Vader van allen, dat wonder aller wonderen, in wiens eeuwige wonderen, de zalige zich zullen vermeiden. En tot dit waardige en gewigtige voorwerp, begeert hy, die daar toe gekeert staat, dat ze alle mogten toegekeert worden, om te komen tot dat dierbaare einde daar den Schepper, zyn schepsel toe geschapen heeft, en haar niet mogten vergaapen, en genoegen laaten aan dit tegenwoordige arme wurmelyke leven, 't welk den grond {==232==} {>>pagina-aanduiding<<} der zielen niet verzadigen kan. Het is dan noch aangenaam te hooren, gelyk 'er gehoord word, (of schoon de geheele wereld legt in 't booze) dat 'er noch t'allen plaatse een zaad Gods gevonden word, dat 'er noch overal zyn die metde gemeene stroom niet voort dryven, maar omzichtig geworden zynde, haar ziele als een huit daar zoeken af te brengen, die zich niet laaten vergenoegen aan een uiterlyk mond-geloof, maar van herten en zielen haaren God zoeken, met een geduurige en oprechte opdragt des herten, en de zulke te zaamen waar zy zyn, aan alle plaatsen en oorden over de geheele wereld, maaken na onzen zin met malkander de rechte Kerk van Christus, en gemeente Gods, welke altyd, en door aller eeuwen heenen, onvervallen blyft staan, gelyk men klaar speurd, hoe wild, hoe woest, hoe duister en godloos dat de wereld zy, dat dit goddelyke zaad, in alle niet uit ensterft, en tot alle die zelve gaat onze genegentheid uitweiden, waar zy mogten zitten in hoeken en winkels, in dorpen en steden over de geheele aarde, als leden van de Gemeente des Heeren, in hoope van eeuwige vereeniging in de hemelse gelukzaligheid. En van wegen deze gemeenschap nu komt van U Lieden, tot my zo vriendelyken betuiging van Christelyke liefde, waar voor ik U L. te zaamen vriendelyk bedank, en toewens de vordere zegen en genadige leiding van onzen lieve Heere Jezus Christus, tot versterking op dien gelukzaligen wel uitverkorenen weg, die {==233==} {>>pagina-aanduiding<<} van den gemeenen loop des werelds afgaande, zich strekt na 't oneindige heil: op dien verachtelyken onbekenden smallen weg, welken de Meester der wysheid ons heeft aangeweezen, en niet alleen dat, maar die hy ons ook zelfs is voorgegaan, op wiens spoor en voetstappen wy hebben te letten, en niet op andere, die door quaade voorgang ons mogten misleiden, alwaar menigte zo weinig zwaarigheid in schynen te maaken, hoewel ze het behoud en den welstand van haar tydelyk geld en goed zo licht niet en achten, maar omzichtig en voorzichtig trachten te betuinen, doch gelukkig zyn die, wiens oogen door Gods genaden open staan, en het gezicht van den welstand der zielen erkennen, om dat boven alles en voor alles te behertigen, en om te zyn een Discipel en navolger van den Heiland Jezus Christus, den Koning der Koningen, en Heere der Heeren, wiens Koningryk niet van deze wereld was, in welke hy zich als een vreemdeling vertoonde, en ons in zyne navolging leerd dezelve ook te verlaaten, te verachten en te versmaaden, want zy staat ons in den weg, als een scheidsmuur tussen God en ons, zy is te grof en duister, en moet uit het herte geruimd. Hy was een Koning van een andere wereld, die hemels, eeuwig en onbeweegelyk is; daar roept, daar nood, daar lokt hy ons heenen, als onverstandige kinderen, die haar ophouden met onwaardige dingen. Nu de Heere geeve ons te zaamen vorder zyne genaden, om ons te schikken na zy- {==234==} {>>pagina-aanduiding<<} nen wille, en eindeling den eene voor den anderen na te bereiken een gelukzalig einde, en overgang uit dit jammerdal, in die oneindige eeuwige Engelse wereld, het Ryke der heerlykheid van onzen Koning Jezus Christus, zyne hand zy met u tot sterkte, en vertroostinge, op den weg van Pelgrimagie, en weest nochmaals alle beide vriendelyk bedankt, voor U E. vriendelyke en toegenege schryvens en goede toewensing, de Heere zy u lieder loon, en gedenkt my ook voor hem in U Lieden gebed, en weest zaamen vriendelyk gegroet, met die, die my hebben laaten groeten. Hier mede vaart wel in den Heere, tot dat wy malkander zien, of hier of in de Zalige Eeuwigheid. U L. Toegeneege Broeder, in de hoope der Zaligheid. LXXXV. Brief. Verblyding in 't geniet der waare Vriendschap. Waarde Vriendin en Zuster, U L. aangenaame schryvens hebben wy gisteren wel ontfangen, en ons verwonderd en verblyd, de Heere zy dank, het is ons zeer lief U {==235==} {>>pagina-aanduiding<<} Lieden uitwikkeling van onder de bekommerlyke gedachten, en dat gy zo kortelyk, zo 't de Heere belieft, hoopt by ons te komen, wy zullen U E. met verlangen te gemoet zien, ook is ons zeer aangenaam U Lieden ernstig voorhebben, om voor hem te zyn, die voor u, en voor ons allen is, zyne genade wil U E. verder zegene en ons te zaamen, op dat wy tot zyn welbehaagen mogen te zaamen bewandelen den weg na de woonplaats der volkomene vrede en vreugde, om zaamen oneindig te eeten de vruchten van onze begonne vriendschap, hier in het jammerdal des werelds en des vleeses, als dan ontslagen zynde, van de banden die ons nu doen zuchten, en ontschoolen van achter den nevelwolk die tussen 't beminnelyk aanschyn Gods in Jezus Christus, en tussen onze arme verlangende zuchtende Ziele zy, en voor eeuwig openbaar te worden in de onzienelyke eeuwige Wereld, die vol van God is, in de ongebeelde Jezus, de openbaaring der eeuwige baaring van 't eeuwige Een, in welke onze Ziele zich eeuwig hoopt te verzadigen en te verblyden, ô wat een grooten Zaligheid is 't daar wy met malkander op hoopen, en om deszelfs wille zyn wy vrienden door 't geloove, te gemoet ziende een eeuwige vriendschap, nevens het genot der goddelyke omhelzing, om malkanders aangezicht aldaar in het eeuwige Vaderland, en Vaderlyke huis te kennen, gelyk als wy die alhier gekend hebben. Dit weinigje waaren wy geneegen U L. te {==236==} {>>pagina-aanduiding<<} laaten toekomen tot een genoeglyk antwoord op U L. zeer aangenaame, nu zyt ondertussen den Heere bevolen en vriendelyk gegroet, de groetenis aan N.N. welke ik wens de voort-treede op den onlangs ingeslagen weg, welke doch de rechte en echte weg is en blyft, zo dat het gants niet raadzaam is weêrom te keeren, ik voel noch veel genegentheid tot haar. U L. Vriend en Broeder. LXXXVI. Brief. Van de noodzaakelykheid der ernst. Beminde Broeder, in de hoope der Zaligheid. Met deze gelegentheid laat ik U E. dezen toekomen, die niet bestaat in veel schrift, want ik heb weinig te zeggen, maar een vriendelyke groetenis, en goede wens, van de genade des Allerhoogsten, die zo Vaderlyk de deuren van zyn eeuwig gelukzalig huis, vol van alle goederen des levens, voor ons arme zwervers wyd open zet, op dat wy mogen ingaan, en by hem aldaar eindeloos woonen, met alle de kinderen zyner erfenis, bevryd voor alle quaad, omringd van alle overvloed, vredig en vrolyk onder mal- {==237==} {>>pagina-aanduiding<<} kander, met de heilige wonderen die uit den eeuwigen eenigen oorsprong vloeijen, ons te zaamen verheugende, als geliefde, en van alles wel bezorgde kinderen, by en voor haaren omhelzende en boven alle maaten goed-daadigen Vader. Jammer en jammer is 't dat 'er zo veele van de dwaalende kinderen deze geopende deur van dat allergelukzaligste huis voorby gaan! nu deze verwachting is ons dagelyks voorwerp, en aangenaame hoope van 't zelve vervuld te zien, en dat na zo korten tyd als 't perk dezes vluchtigen levens is. Daarom hoopen wy door de genade Gods in de naame Jezus ons op dezen weg te houden, ruggelings na de wereld, en haar voorby gaande schaduw gekeerd, en het aangezicht na dat hooge doelwit des heils. Daar toe wens ik U E. en myn zelve, en ons alle de milde zegen van den Heere. Zyne genade woone U L. te zaamen by, tot voortgang op dien zo zeer gelukzaligen en welverkoren weg ten eeuwigen leven, vaart wel in den Heere. U E. Gunstige Broeder in de hoope der gelukzaligheid. {==238==} {>>pagina-aanduiding<<} LXXXVII. Brief. Van de zelve Materie. Jezus de Eeuwige Liefde Gods zy in ons. Weest vriendelyk gegroet in de Heilige naame Jezus, zyn genade versterke U E. om gelukkig te geraaken over den korten levens weg onzer vreemdelingschap, en hy u worde tot een eeuwig erfdeel. Waar over ik my dan ook verblyde, hoorende dat dit allerwaardigste en gewigtigste voorwerp van U E. bedacht en betracht word, en dat gy uwen voet niet weder afkeerd, van dat spoor des heils, daar gy ze voor eenige tyd zo wel bedacht hebt opgezet, en of schoon uw niedgezel ter zyden uitwykt, gy evenwel niet willende na-dwaalen op het mispad, volstandig voor u heenen gaat, gelyk het recht en billik is, en ik wens dat u de Heere versterke wil, om het allerwaardigste goed om niemants wille te verwaarloozen, God is ons den besten vriend, al het andere verdwynd als rook, en ontglyd ons onder de handen, die niet meê wil wy moeten echter voort, en ons van niemant laaten ophouden, want wie of wat zouw ons gelukkig maaken, menschen behaagen, of dienstbaarheid des werelds, en des tydelyken bedryfs, laat ons {==239==} {>>pagina-aanduiding<<} aan 't einde heenen vaaren waar wy blyven konnen, maar zo wy ons stellen tot dienstknechten des Allerhoogsten, of ons geeven tot het aanhangen en behaagen Gods, zo komen wy aan het einde onzer moeiten en arbeid, tot den grooten loon, en het geluk der Zaligheid, om te vallen in de armen der eeuwige omhelzinge, van zo goedertierenen vriendelyken Vader, als God is. ô Hoe gelukkig zyn die, die dit op het oog hebben, en na dat zelve zuchten, want haar uitgeworpen zaad van Goddelyken kommer, zal geen leedige halm voortbrengen, gelyk den kommer en slommer der tydelyke aardse zichtbaare dingen dezes levens, hoe groot is de heerlykheid daar wy toe geroepen zyn, en hoe weinig is het leven dezer wereld, hoe idel en vergankelyk als een haast voorby gaande droom, en hoe dierbaar is de verwachting, van eeuwig met God te zullen leeven, in het gezelschap der duizende gelukzaligen, die tot malkanders eeuwige vreugde, en onderlinge blydschap zullen zyn, voor eeuwig van alles wel bezorgd, wat doet den armen mensch niet al, om zich op aarden voor een zo korten en ongewissen tyd te bezorgen! het is dan beter zich te bekommeren om een eeuwige welstand, gelyk ik hoop dat wy te zaamen doen zullen, vervolgende het geluk dat ons gebeuren mag, ô hoe schoon is het te hoopen op een gelukkig einde dezes levens, om te ontwaaken als uit een kommerlyke droom, in de eeu- {==240==} {>>pagina-aanduiding<<} wige dag der vriendelyke liefde Gods. Dit leven zal maar kort zyn, en het rechte waare leven dat wy verwachten, zal zonder einde zyn, deze moeite en arbeid des gemoeds zal haast eindigen, maar de hemelse rust, vrede en vreugde zal eeuwig duuren, dit overwoogen in de weegschaale des gemoeds, hoe veel gewigtiger is de volmaakte eeuwigheid als de kommerlyke tyd, in deze bedenkinge gaan wy als Reizigers en Pelgrims door het vreemde land dezer wereld, ons niet aan den weg der neder stellende, een vaste wooninge bouwende, met verdieping onzer herte, in de aarde en aardse dingen, maar zyn uitziende en ons strekkende na dat gelukzalige Vaderland, daar wy geduurig door den voortgang van onze levensdage en uuren toe naderen, dat land welks inwoonders, alle onze zeer toegenege en nabestaande Vrienden zyn, behalven onzen lieven Hemelsen Vader, daar wy als lieve aangenaame kinderen, en medegenooten verwelkomt, en eeuwige bezitters zullen zyn, zonder ooit meer in vreemdelingschap te gaan doolen, hoe gelukkig is de mensch die dit in het oog des gemoeds gekreegen hebbende, zyn voeten stelt op dien allerwaardigste en dierbaarste weg, welke afgaat van de gemeene landstraaten en loop des werelds, en of ze belachelyk is in de oogen der andere, zy is loffelyk en pryselyk in het eeuwige oog der alziende, en in de oogen zyner heiligen, en die ze ten einde toe bewandelen, zullen eeuwig blyde en vergenoegt zyn, die den {==241==} {>>pagina-aanduiding<<} schat der Godvruchtigheid in het herte besluiten, zyn voorspoedig en welvaarend, en aangenaam is het my dit uwent wegen te gedenken, en van U E. te hooren; de Zalige Eeuwigheid is een ruime uitvlugt voor de beklemtheid en bedruktheid dezer tyd, de Heere zy uw troost en verquikking, sterkheid en toeverlaat, uw waarde Vriend, Vader en Bruidegom, in de Heilige naame Jezus, en U L. deel in eeuwigheid. LXXXVIII. Brief. Van de noodzaakelykheid om het aardse te verlaaten. Jezus de Eeuwige Liefde Gods in ons. Een en vriendelyke groetenis in de Heilige naame Jezus, en door hem gesterkt te worden tot standvastigheid, in de boven al noodige zaak van de achting en betrachting der onzienelyke eeuwige dingen, als zynde een doelwit van geopende en verklaarde oogen, die haar hebben afgekeert van de vergankelyke idelheid, zo laag van waarde, gereekent tegen dat eeuwige gewigtige goed dat God is, en de oneindige gelukzaligheid in hem, op het welke dagelyks te hoopen, is een groote {==242==} {>>pagina-aanduiding<<} rykdom des herten, de zelve vermeerdere U E. de Heere, op dat gy wel gemoed zyt, bedenkende dat de moeijelykheid van den tydelyken weg des levens kort weezende, eindeling zal voorby gegaan zyn, als een kommerlyke droom, uit welks ontwaakinge wy hoopen vredig te zyn, en eeuwig te rusten, ô hoe schoon is het te gemoet te zien en te verwachten, zo heerlyken gelukstand, als daar is toegezeid den geene die God lief hebben, en om zynent wille de wereld met haar begeerlykheid verlaaten, die doch zelver alle menschen verlaat, het zy haar lief of leet, daarom zyn ze gelukkig die haar verlaaten, op dat wanneer zy ons verlaat, ons erfdeel niet van ons gaat, maar eerst recht naderd onze groote erfenis die in de hemelen bewaard is, onze schat, by welke ons herte geweest is, de Heere bevestige ons dan in dezen goeden zin, om ons zelven door geenerlei beroerten te laaten aftrekken, van dezen gelukzaligen en gezegende weg ten eeuwigen leven, welks einde ik wens en hoop, dat wy te zaamen bereiken zullen, en ons eeuwig met malkander verblyden, voor God onzen Vader, met de Engelen onze Broederen, en de Zalige Zielen onze medgezellen, in zyne hemelse wooning tot een eeuwige rust, vrede, en vreugde, welks hoop en verwachting ons moed geeft om te volharden op den smallen weg, weetende dat het hier niet altyd duuren zal, de Heere geef verder zynen zegen tot meerder en meerder voortgang in het goede, om eeuwig {==243==} {>>pagina-aanduiding<<} gelukkig te mogen worden: nu vaart onder-tussen wel tot Zaligheid, de Heere Jezus zy U Lieden gezelschap en vertroosting, laat ons moed houden, onze Reis gaat vast na 't einde, blyft den Heere in zyne genade bevolen. LXXXIX. Brief. Vertroosting onder 't Kruis. U L. aangenaame schryvens is ons uit de hand van N.N. wel geworden, die ons noch al dikmaals met iver en lust komt bezoeken, om te spreeken van de waardigheid des toekomende, en van de onwaardigheid des tegenwoordigen vergankelyken levens, het welk ons zeer lief is van hem, en ook van U L. te verneemen, hoopende alzo dat onze vriendschap, niet met dit elendig leven eindigen zal, maar hier na eerst recht beginnen en eeuwig duuren, het welk een zeer waardige verwachting is, in het land des levens, en deszelfs volheid aller volmaakte gewenstheden, en daarom is 't wel waard, dat wy de moeijelyke Pelgrims weg met geduld bewandelen, weetende dat het niet lang duuren kan, en dat het beoogde zonder einde zal duuren, het is ons aangenaam om te hooren, dat U L. onder {==244==} {>>pagina-aanduiding<<} al de wederwaardigheden noch van den Heere gesterkt, getroost en vast gehouden word, om te volharden op den weg der gelukzaligheid, en wensen ook dat zyne genade, U L. verder zal bystaan, als is 't schoon dat gy weinig goed gezelschap kond bywoonen, om volstandig tot aan het einde toe uit te houden, en te volharden in het najaagen en behertigen van der zielen rykdom en eeuwige welvaart, de Heere kan 't de afgezonderde weêr vergoeden in 't gemoed. U L. meld noch, van dat wy aldaar buiten Haarlem woonde, en gy ons alsdoen somtyds bezocht, dat zelve is als een droom voorby gegaan, en zo zal eindeling ons gantse leven zyn, en alles wat om Gods en des gemoeds wille is geschied, laat een zoete nageur, en dat zal ook het geene zyn, dat wy door de dood uit deze wereld zullen konnen mede neemen, maar al het andere zal blyven staan, leggen en dryven, en ons niet konnen te baate komen, derhalven staat ons nu zulk kostelyk reisgeld op te wisselen, en te vergaderen in ons herte, tegens die groote gewigtige reis, uit de tyd in de eeuwigheid, zulks dan het hoogste voorwerp des menschelyken levens zynde, hoop ik dat wy ons te zaamen daar hertelyk toe gekeert zullen houden, tot dat wy mogen komen, tot haar die wel eer medegenooten dezer moeijelyke Pelgrimagie waaren, en nu alreê uit ons aardse gezicht geraakt zyn, daar wy hoope van hebben dat zy rusten van haaren moeijelyken arbeid, des stryds en des lyds. Gelyk ik somtyds {==245==} {>>pagina-aanduiding<<} onder andere ook met genoegen en vermaak, denk aan onze oude bekende Vriend N.N.; nu dat wy onze korte tyd noch afwachten, wy zullen der veele, en zeer veele vinden, die ons zullen dienen tot een heilig vermaakelyk gezelschap in den Heere, die zyne kinderen zal mede deelen onophoudelyke blydschap, en onophoudelyke stroomen van overloopende volheid aller aangenaamheden, daarom laat ons hier deze korte tyd des tegenwoordigen levens gespeent zyn van het welbehaagen der dingen die in de wereld zyn, gelyk U Lieden in U E. Brief aanhaald, want al wat in de wereld is gaat voorby, en het strekt ons tot een vergift, en versterking des vyands, welke ons vlees is, het geen onze arme ziele zoekt over te leveren in het verderf, en af te houden van die bovengenoemde volheid der hemelse Bruiloft, waarop onze ziele genood is, wy hebben verstaan U L. sukkelingen in de natuur, en dat gy zit in moeite, pyn en onrust, doch de Heere, die niet verre is van een iegelyk van ons, kan 't alles temperen, en gelukkig is de mensch, die met de wind des kruises, zyn koers na de haven der eeuwige behoudenis gezet heeft, die word dan door die zelve wind derwaarts gedreeven, en ondertussen dat de stormen hem bezwaaren, verquikt hy zich in de aangenaame hoop van eenmaal en wel eerlang te zullen landen, aan die liefelyke kust van eeuwige vrede, ruste en blydschap, alle de verlichte menschen getuigen doch van de nuttigheid en {==246==} {>>pagina-aanduiding<<} noodwendigheid des kruises, om den mensch op den weg der Zaligheid voort te helpen, de Heere zy met U E. in alle verdrukking, en geeve U E. troost en genade, om in alles aan hem vast te houden, en op hem te hoopen tot een Zalig afscheid uit dit jammerdal, en overgang in het land des vredes, by 't liefelyk gezelschap van alle Zalige vroomen, en Heilige Engelen Gods, om met en by haar eeuwig verheugd te zyn, daar alle leet vergeeten zal worden, en nooit zal gemaken. XC. Brief. Aanmoediging aan beginnende. Emanuël. Gods genade en goedertierenheid, zy over U E. ten eeuwigen leven, die ons de oogen geopent heeft, dat wy kennen onze vreemdelingschap in deze uitwendige wereld, en wil ons verder sterken, om te trachten na 't waare Vaderland, om wys zynde niet te bouwen, op den lossen zandgrond des haast voorbygaande levens, maar na den raad des wyzen Meesters, ons uitstrekken na het eeuwige goed, groot en overgroot is 't gewigt der kostelyke Paarl, die gezocht word van {==247==} {>>pagina-aanduiding<<} de arme Ziel, welke zich met al de dingen dezer wereld niet kan laaten genoegen, en hoe gelukkig zyn ze die het merken, en uit den droevigen slaap der idelheid en zonden opwaaken, op dat zy zoeken een spyze die God zelver is, wat is zo kostelyk als God, zouden wy hem niet beminnen en zoeken, tot een eeuwige Speelgenoot onzer Ziele, op dat zyn vriendelyke zachtmoedigheid haar een eeuwige verkoeling, en onophoudelyke verquikking zy, want daar toe had hy de Ziele geschapen, of ze nu wel zo ver van haar Vader en eerste wezen is afgedwaald, dat zy hem weinig meer kend, zo willen wy dan noch wederkeeren op de vriendelyke noodiging der Goddelyke liefde, die de deuren der genade voor alle wyd open zet, zouden wy dan zo dwaas zyn, en verzuimen de aangeboden goedertierenheid, en laaten de gulde tyd al slaapende voorby schieten, dat zy verre van ons, immers is dit leven als een droom, en voorbygaande watervliet, maar God en de Hemelse erfenis, blyft eeuwig en onveranderbaar, en dat is eerst waardig om te beminnen, wy willen daar aan gedenken, wat zoude de tydelykheid en haar dingen ons herte volmaaken, daar den Koning der eeren woonen wil, zouden wy onze begeerte niet zetten in de vriendelyke liefde Jezus, hy is de Mannen een Bruid, en de Vrouwen een Bruidegom, die lust hebben hem van herten te beminnen en aan te hangen, gelyk ik dan wense dat die lust in ons alle mag vermeerderen, zo zal het ons troosten {==248==} {>>pagina-aanduiding<<} op den weg onzer Pelgrimagie, en schoon gedyen in de uure des doods, als alle zichtelyke dingen ons verlaaten en niet kunne baaten, maar wy verliezen daar mede niet, als wy den schat des levens in onze onsterfelyke Ziel overgegaart hebben, die kan ons geen tyd ontsleepen noch geen dood afsnyden, en dat is eerst waare rykdom, lieve vrienden laat ons geduldig voort wandelen, op den veiligen weg der deugd, door de wilde woeste wereld, tot dat wy komen in 't waardige en waare Vaderland, alwaar wy malkander hoopen te vinden in een oneindelyke vriendschap, om te looven, en te pryzen, en te spreeken van de schoone eindelooze wonderen Gods, eeuwig opgaande in het vreugdenryke Paradys, by de veel duizenden der Zalige zielen, en heilige Engelen, een schoon gezelschap, welks tegenwoordigheid dierbaar is of zyn zal, ondertussen laat ons de Goddelyke kracht door bidden en zuchten aantrekken, op dat het boompje in ons wasse, engoede vruchten baaren mag, gelyk wy wensen en hoopen, blyft te zaamen in Gods liefde en genade bevolen, wy blyven dankbaar voor alle betoonde genegentheid en vriendschap, en wensen U L. een veelvoudigen zegen uit de schat der vriendelyke liefde Gods tot balsem der Ziele, de goedheid van het vriendelyke herte Gods zy met u. Amen. {==249==} {>>pagina-aanduiding<<} XCI. Brief. Verheuging in de Hoop op 't Eeuwige Goed. Beminde Broeder, Een vriendelyke groetenis: Ik denk dat gy met ons noch zuchtende zyt, langs den weg van Pelgrimagie, op welks gelukkig einde wy te zaamen hoopen, en daarom gezint zyn om voort te wandelen, want deze is de rechte weg voor de verdwaalde mensch, om weder te komen, in het land van eeuwige ruste, en hier bezyden is het al idelheid, gelyk wy voor oogen zien door des Heeren goedheid en genade. Lieve Broeder zyt getroost in God, wy hoopen malkander noch eens te ontmoeten, in dat gelukzalige Vaderland, en ons dan eeuwig te verblyden met al de hemelse inwoonderen, groot en overgroot is deze verwachting, en klein en kort de weg die daar na toe gaat, de weg dezes tydelyken levens, hoe schoon zal het zyn, als wy eens lieve Gebroederen zyn in de Goddelyke wereld, en nu zyn wy Gebroeders en Zusters in die Zalige hoop, en achten ons te zaamen in het land onzer geboorte als vreemdelingen, uitgestrekt zynde na het Zalige geweste, alhoewel wy 't nooit gezien hebben, en nochtans ons rechte Vaderland is, in 't welk wy ons erfdeel zoeken, en onze schat, {==250==} {>>pagina-aanduiding<<} om 't herte by dezelve te doen woonen, want dat is dat land, na 't welke wy eerlange hoopen te verhuizen, dat gelukzalige Beloofde Land, over welks Grenzen geen vyand komt: ô hoe vreedig hoopen wy aldaar te woonen lieve Broeder, in de heerlyke maatschappye, verheugd en bezig in de oneindige goederen der wonderen, en liefelykheden Gods onzer aller goeddaadigen Vader, vloeijende als een eeuwige fonteine der Zaligheid, uit welke zich de vuurige Ziel zal laaven en baaden, tot een eeuwigen lof met de kooren der Engelen, onze lieve Vrienden en Medebroeders in het oneindige huis der eeuwigheid, tot welks lichte wereld wy alsdan overgekomen zyn, uit onze elendige wereld, en groote gevaarlykheid, en alsdan den dryver en alle gevaar ontkomen zynde, hoe mag ons herte zich uitbreiden in die onbelemmerde en ongedreigde rust en vrede, van dat Zalige Bloemendal des hemelsen Paradys, dit door het geloove te gemoet ziende, hebben wy dan geen groote reden, om verblyd te zyn, en zo wy naar het zelve hongeren en dorsten, hebben wy met een getrouwe en goeddaadige Vader te doen, die ons geen steen voor brood zal geeven, wy begeeren dat hemelse Zaligmaakende brood zyner eeuwige liefde en barmhertigheid, en dat zelve hoopen wy ook door zyn Vaderlyke genade te verkrygen, en eeuwig door het zelve te leeven in zyne lof, prys en heerlykheid; lieve Broeder, laat ons maar wel gemoed zyn, wacht houdende op ons zelve, om te bly- {==251==} {>>pagina-aanduiding<<} ven op den rechten weg, langs welke men het aangezicht gekeerd heeft, tot God en het onzienelyke, en den rug na de wereld met haar begeerlykheid, onbelemmert en oningewikkelt in het voorbygaande wezen dezes tyds, als Pelgrims die wandelen na een ander land, tot het welke ons de geest des Heeren gelieve te versterken, en vorder te geleiden, om gelukkig de weg onzer Pelgrimagie af te leggen, en malkander te verwelkomen in dat Zalige Vaderland, de vergaderplaats aller Godvruchtige, en zo 't de Allerhoogsten belieft, begeere ik U E. ook in 't toekomende Voorjaar noch hier in 't land van vreemdelingschap te begroeten, verzoekende dat gy alsdan tot onzent inkeerd, de Heer in zyne genade bevolen. XCII. Brief. Hertelyke Zegenwensinge. Beminde Vriendin en Zuster, Alzo wy in het afwezen der tegenwoordigheid evenwel met Christelyke liefde, van wegens de overeenstemmende hoope des heils, aan malkander gedenken met toewensinge van den milden zegen des Heeren, in de Heilige zoete naame {==252==} {>>pagina-aanduiding<<} Jezus, den Bruidegom der Zielen, tot hulp en troost op de Pelgrims straaten, zo groet ik U Lieden deswegen vriendelyk van herten, als een mede-tak aan den boom des heils, in welke wy eeuwig met malkander hoopen te bloeijen, om voort te brengen de vruchten der lof, prys en dankzegging voor den Heere onzen God, dat oneindige goed, een fonteine aller Zaligheid, die zyn stroomen wil uitgieten over alle zyne bywoonders, daar zal de volle verquikking, verzadiging en laaving zyn voor de begeerte des herten, om welks genots wille, ons door de wysheid is bevolen, en wel gunstig geraaden, de verquikking, verzadiging en laaving dezer wereld af te leggen, te haaten en te verlaaten, alzo ze idel en vergankelyk is, en de Ziele ledig laat, maar God het eenige eeuwige goed, zal de ziele vol maaken. Nu wy wandelen zaamen voort, wenst ons de bystand des Heeren, gelyk wy U L. ook wensen, vaart wel tot Zaligheid, met zaamen U L. gantse huis. U E. Toegeneege en heilwensende Vriend en Broeder. {==253==} {>>pagina-aanduiding<<} XCIII. Brief. Ernstige vermaaninge ten goede. Beminde Broeder en Zuster, Sedert dat wy malkander laatst zagen, is 'er weder een groot gedeelte van onze levens reis door deze wereld afgekort, en zyn ons einde zo veel nader gekomen, sedert dien tyd hebben wy weinig van malkander gehoord of vernoomen, doch wyl wy noch te zaamen hier in dit leven zyn, konnen wy malkander noch toeroepen, gelyk wy dan met dezen doen tot een teken van vriendschap, met een vriendelyke groetenis en teeken van goede wens, dat wy doch immers mogen malkander voor eeuwig weder vinden, en met blydschap ontmoeten, en tot eeuwige vriendschap groeten in de gewenste plaats, van alle volmaakt welzyn, om oneindig te rusten van alle vermoeidheden des gemoeds, en des lichaams, by een altydduurende blydschap: dit is dat groote voorwerp, om onze zinnen geduurig tot zich te trekken, en te overweegen hoe veel ons daar aan gelegen leid, met een klaar ziende, de nietigheid van dit voorby gaande, en hoe veel dat 'er als schaduwe voor onze oogen van deze wereld verdweenen zyn, gelyk men bezonder bevind, als men eens nadenkt hoe veel wy 'er gekend hebben, en hoe weinig dat 'er van over {==254==} {>>pagina-aanduiding<<} gebleeven zyn, eens zyn wy hier gekomen in dit leven, wy gaan daar eerlange weêr uit, en komen nooit weder, hebben wy 't wel gemaakt, en het voornaamste, ja daar het al en al aan gelegen leid bezorgd, hoe gelukkig zullen wy 'er dan geweest zyn, maar zouw het anders zyn, dat was niet om te bedenken, nu ik hoop dat wy 't ons ter herten zullen laaten gaan, wy hebben schoone kans, om dat ons de wille Gods in zyn Heilig Woord geopenbaard is. Om dat ik weinig te zeggen heb, daarom schryf ik weinig, doch hebbe al een wyl gedriegt, om U L. met weinig woorden te bezoeken, gelyk door dezen geschied, nevens dank voor alle toegeneegene goedgunstigheid en vriendschap, de Heere maake ons tot eeuwige Vrienden in zyn hemelse woonstede, zyt hier mede te zaamen vriendelyk gegroet, en komt ons te Zomer, by leven en des Heeren toelaating eens bezoeken, groet U E. kinderen, ik wens haar ook het beste, om te mogen komen tot het gewenste einde van 't menschelyke leven, daar de wysheid en goedheid Gods ons toe genood en geroepen heeft, ik hoop dat wy onze ooren open zullen doen, op dat de vereiste vrucht daar door uit onze herte wassen mag, tot zyn Heilig welbehaagen, hier mede nochmaals vriendelyk gegroet, en den Heere bevolen. U E. Gunstige Vriend en heilwensende Broeder. {==255==} {>>pagina-aanduiding<<} XCIV. Brief. Vertroosting in 't tegenwoordige met de hoop op 't Eeuwige. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vriend en Broeder, Een vriendelyke groetenis en goede wens, op de weg der Pelgrimagie. De Heere geleide U E. met zyne troost en genade in U E. eenzaame wandeling, door deze woestyne der wereld, uit welke wy hoopen te zaamen eens aan te komen, in dat zeer gewenste en gelukzalige Vaderland des Hemelsen Paradys, om in eeuwige oneindige vriendschap te zaamen te woonen, bevryd van alle kommer, moeiten en arbeid, met de veel duizenden die voor ons gegaan zyn, en noch komen mogen by onzen allergetrouwste, vriendelyksten en goedsten Vader, onzer aller eeuwigen oorsprong, die ons drenken zal met de eeuwige verquikking uit de fonteine des levens. ô Groot is deze verwachting, en schoon is 't daar dagelyks op te hoopen, de Heere wil ons versterken, om niet af te keeren van dit allerwaardigste doelwit, maar in iver tot hem, met sterkte en vertroosting om voort te wandelen, en onze herte af te trekken, en afgetrokken te houden van het welbehaagen dezer wereld, vastende de korten {==256==} {>>pagina-aanduiding<<} tyd dezes levens, op de eeuwigduurende Bruiloft, vol van alle liefelykheden die heilig zullen zyn, en ons dan niet zullen schaaden. Vorder hoop en wens ik dat de Heere Jezus U L. troost en zoetheid zy, tot tempering van de bitteren drank der verlochening, die wy inneemen tot eeuwige gezondheid, de Hoop is onze troost door 't geloove, dat wy eenmaal uit onze gevangenis verlost zynde, met malkander zullen woonen in onscheidelyke vriendschap, als gezamentlyke spruitjes aan den grooten wonderboom der Scheppinge, voortgebragt uit den wortel en oorsprong van alles en alles, welke God is, dat eenige en eeuwige goed. Zyt ondertussen zyn liefde, genade en leidinge bevolen, en des Heeren Jezus genade gewenst. U E. Vriend en Broeder in de hoope der Zaligheid. XCV. Brief. Van de algemeene Liefde. Emanuël. Beminde Broeder en Zuster. U E. aangenaame is ons wel geworden, alzo spreeken wy malkander eens toe, onderweeg van {==257==} {>>pagina-aanduiding<<} de groote Reis door de tyd na de eeuwigheid, en of wy wel nevens onze andere reisgenooten, over de aarde verspreid zyn, zo is doch het herte Gods onzer aller middelpunt, in het welke wy hoopen te vergaderen, en eeuwig te zaamen te woonen. Het is waar ô Broeder en Zuster, dat wy stof zyn op der aarde, maar evenwel heeft ons de eeuwige Konstenaar tot een eeuwig Instrument geschapen, op dat hy zich met ons verheuge, en wy ons in hem, eeuwig zonder einde, ô hoe wonderlyk zal het zyn, als wy malkander in dat Zalige Vaderland omhelzen! immers komen de verschynende dingen eindeling voor de deur, en de tegenwoordige verdwynen, wat is dit leven met zyn omstandigheid, ô wy strekken onze halzen uit na het onverdwynende leven, de Hoogste noodigd ons vriendelyk tot de verlaating der al te kleine vermakelykheid dezer wereld, want hy gunt ons een heerlyker en waardeerlyk erfdeel, ô dat ze doch alle t'huis quamen by de vriendelyke Vader, hoe veilig zal men binnen zyn eeuwige wooning besloten zyn, en hoe rykelyk van alles bezorgd, waarom zouden wy doolen gaan als ballinge zonder inkeering, daar ons de deuren der eeuwige welvaart wyd open staan; zo dan Vrienden laat ons te zaamen voort wandelen, langs de weg des levens, na de treden van onzen goeden Herder Jezus Christus, de geopenbaarde liefde des Vaders, die gekomen was om het verdwaalde te zoeken, en het kranke te geneezen, in hem hoo- {==258==} {>>pagina-aanduiding<<} pen wy 'er duizenden te vinden, en onze begeerte en wille werpt ze alle in hem, als in de liefde en barmhertigheid des wezens aller wezens, ô de beminnelyke Jezus, wy hoopen door zyn dierbaar bloed en dood veel, ja zeer veel Speelgenooten te hebben, aan de eeuwigduurende Bruiloft des Lams, immers wy hoopen en vertrouwen 't, dat alle uitgerekte en gestrekte begeertens na den verborgen God, van de idelheid en het jammerdal dezes levens uitgaande, zal verzadigt worden met eeuwige genade, en of ze overschaduwt waaren met onkunde van rechte waarheid, wy zyn al te zaamen arm, en ons ontbreekt den roem, hebben wy meerder licht als andere, het is genade en niet verdiend, een zuigeling die geen kennis van de lucht heeft, leeft evenwel door dezelve, om dat hy adem haald, alzo hoopen wy dat alle de geene, die met de begeerte na Gods barmhertigheid gaapen, leeven en eeuwig leeven zullen in en door hem, vriendelyk, barmhertig en goedertieren is de Heere, en de schoonheid zyner liefde zonder vlek of rimpel van duisternis, voor alle die zyn aangezicht zoeken, is hy een Vader van genade en weldadigheid, en op dezen Beminde zetten wy onzen zin, en alzo laat ons voortgaan, tot dat wy door deze wereld komen, by hem en alle zyne heiligen; nu en dan ontmoeten wy op onze Pelgrimagie, noch al Broeders en Zusters die met ernst na 't eeuwige Vaderland uitgestrekt zyn, ô hoe zullen wy eens zo liefelyk vergaderen, daarom {==259==} {>>pagina-aanduiding<<} laat ons wel gemoed zyn, de genade des Heeren helpe ons arme Pelgrims al te zaamen voort en behouden t'huis, ik bedank U L. voor de Broederlyke toegenegentheid in 't uitnooden en aanbieden van vriendschap, en wens U E. te zaamen voor deze en andere toegenegentheid, de vriendelyke liefde Gods in Jezus Christus, tot een bedauwing van de begeerte der Ziele, en beveele u met alle de Vrienden en Vriendinnen, die by U E. zyn, in de bewaaringe van de getrouwe Herder. U E. Geneege Broeder. XCVI. Brief. Van de waardigheid der Broederlyke Liefde. Eeuwig heil van den Heere. U L. zeer aangenaame schryvens hebben wy wel met blydschap ontfangen, daar op diend dit weinige wederom tot dankbaarheid, voor U L. toedraagende genegentheid, vriendelyke groetenis en hertelyke Zegenwens, de Heere vergelde en geeve U E. wederom het zelve, ondertussen is het ons zeer lief, dat U L. dat kleine tekentje van vriendschap in liefde opneemt, en bedanken U L. zeer, voor 't geene gy ons daar wederom {==260==} {>>pagina-aanduiding<<} voor hebt laaten toekomen, door hertelyke goede toewensinge van de Hemelse gaaven, uit de fonteine der levendige wateren, het welke wy voor meerder en van grooter waarde houden, als het zeer geringe dat wy tot teeken van onze vriendschap zendende, deze U E. toegenegentheid en goede wens verwekt heeft. De Heere doe het aan ons beklyven, en alle zyne genadegaaven ook aan U Lieden, op dat hy ons te zaamen brenge, eindeling en ten laasten, na zo veel zuchten en duchten, in zyn eeuwige wooning der rust en vrede en oneindige blydschap, om dezelve aldaar te voltrekken in volkomentheid, de vriendschap die wy hier begonnen hebben, na dat wy malkander ontmoeten op den weg der vreemdelingschap, in deze verwachting dan moeten wy met geduld, dit ons korte tydje levens noch doorbrengen, de Heere helpe ons te zaamen dat het na zyn welbehagen zy, en woone U L. aldaar by tot alle heil, en ons hier en andere elders, terwyl wy noch verstrooid zyn in deze woestyne, en ook het grove lichaam noch een scheidsmuur is, tussen het naderen van de rechte vriendschap des geestes, maar na deszelfs wegdoening, hoopen wy dat de onscheidelyke zaamenwooning in 't rechte Vaderland zal aangaan, en eeuwig zonder einde duuren, en wensen U E. verder veel troost, hulp en sterkte van den Heere op uw eenzaame treurige en bezwaarlyke weg door dit tegenwoordige jammerdal, ik hoop dat wy noch te zaamen aan den oord des {==261==} {>>pagina-aanduiding<<} vredens zullen uitkomen, om eeuwig te rusten van alle vermoeitheden, dat het niet eeuwig duuren zal weeren wy klaar, maar wy bekommeren dhs hier, om na den wille Gods te zyn in handel en wandel, om hem welbehagelyk te zyn na zyn Heilig Woord, dat wy door zyn genade hebben, om ons in te bespiegelen, en alzo der van buiten en binnen veel vyanden zyn om ons te bederven, dat ons het waardigst en kostelykst is, zo leid zulks gewigtig op het herte, en de vrolykheid der natuur moet van ons vlieden en verre zyn, want ook de mond der waarheid en wysheid zegt, Wee u die nu lacht, want gy zult treuren en weenen, maar wy gedulden ons in de hoope op de eeuwige verblyding, dat om geen idele dingen zal zyn, maar om het heilige uit de onuitputtelyke blydschap, welke uit de volheid Gods opwellen, en als een altydvloeijende fontein ontspringen zal, in alle de herten die hier om Gods wil geweend hebben; zo dan beminde Vrienden, wy zien op het toekomende, waar in de Heere ons, hoopen wy, zal bevestigen en doen volharden, 't is wel te denken, dat wy de grootste helft van onze levens weg lang voorby zyn. Nu dan beminde Vrienden, weest hier mede zeer vriendelyk en hertelyk gegroet, en het goede toegewenst van onze lieve hemelse Vader, door Jezus Christus zyn eeuwige liefde, vaart wel in hem. U E. Toegeneege Vriend en Broeder, in de hoope op het eeuwige goed. {==262==} {>>pagina-aanduiding<<} XCVII. Brief. Van de onuitspreekelyke waardigheid des heiligen wandels. Jezus in ons. Beminde Vriendin en Zuster, in de hoope der Zaligheid. U L. aangenaame Briefje van vriendschap aan ons, hebben wy wel ontfangen, deswegen is dit weinige wederom op onze Pelgrims weg, alwaar wy te zaamen de goede Herder en getrouwe Leidsman bezonder van doen hebben, om behouden door dit gevaarlyke jammerdal des werelds te geraaken, daar ons veel vyanden belaagen en een geduurige omzichtigheid van nooden is, zo dat wy moeiten en arbeid hebben, maar wyl doch zulks inde wereld gemeen is, zo is dan verre het best, dat wy zulks niet hebben om een hand vol vergankelyke idelheid, en weg-vliegende onvatbaare wind, maar om zo grooten onuitspreekelyken waardy, die wy wel met weinig woorden noemen: de Eeuwige Zaligheid. Dit is het immers alles waart, en dat wy onze geheele levens-tyd daar aan arbeiden, hoopende ondertussen op de liefelyke rust, na 't Zalig van hier scheiden, in de onveranderlyke wooning des Allerhoogsten, met zo veele dui- {==263==} {>>pagina-aanduiding<<} zenden vergezelschapt, als kinderen van zo genaden-ryken Vader, als daar is God het hoogste eenige eeuwige goed, dit is dan ons dagelyks voorwerp, en hooge doelwit, daar wy onze verzuchtinge heen zenden, en het geene wy malkander toewensen, als takken van eenen boom, de Heere helpe ons al te zaamen, en zy een vergelder van alle goede gunst en genadewensinge, in 't eeuwige leven hoopen wy de vruchten der broederlyke liefde met malkander te zien en te genieten, de Heere doe het zelve hier aan ons beklyven, en zy met ons alle door den loop van dit tydelyke leven, en tot in der eeuwigheid, om met hem vereenigd te zyn in onscheidbaare maatschappy, tot welken hoogen en gelukzaligen staat wy van hem, die de Hemel en Aarde geschapen heeft worden aangezocht, gelokt, getrokken en gebeden, met onderwyzinge wat wy om zo een onuitspreekelyken welstand moeten haaten en verlaaten, te weeten, de wereld met haar begeerlykheid, die doch voorby gaat, zo wel van de aardsgezinde, als van de hemels-gezinde, alzo hebben wy 't lichtelyk te waagen, verlaatende het geen den mensch doch niet behouden kan, gelyk het dagelyks voor oogen blykt, daarom wel bedacht, en wel beraaden zyn ze, die de idele vergankelykheid vrywillig verlaatende, haar herte zetten op een beminde, die de grond van alles is, de oorsprong van alle beminnelykheid, die alles draagt, op wien alles steund, het fondament van de zienelyke en on- {==264==} {>>pagina-aanduiding<<} zienelyke wereld, hooger voorwerp kan zich het schepsel niet verkiezen, en hoe hoog waardig en edel is dat zelve, tegen de laage beuzelachtige voorwerpen gerekent, daar zich het menschelyke geslacht die breed uitgestrekte Adams boom, zo jammerlyk mede ophoud en genoegen laat, daarom steekt het geluk dezer weinige bedachte te meerder uit, als roozen en lelien aan de heide. In dit hertelyk aanhangen aan het wezen aller wezen, het eenige eeuwige goed, of God, in de eeuwige Heilige naame Jezus, hoopen wy, als Broeders en Zusters tot den einde toe te blyven, onderwylen dat wy verwachten de verzameling en eeuwige te zaamen wooning onder den lof Gods, in het gelukkige huis van onzen hemelsen Vader, in vrede en vreugde, der onnoemelyke zoete te zaamen wooning, in deze hoop en verwachting treeden wy voort, op onzen weg van Pelgrimagie, terwyl onze dagen vlugtig voorby gaan, en eerlange aan het einde staan te komen, al is 't schoon dat wy niet veel na 't lichhaam by malkander zyn, nochtans reizen wy te zaamen eenen weg, om eindeling uit te komen in het land der eeuwige maatschappy, groet de twee Zusters N.N. die ons bezocht hebben, de Heere wil ze versterken en bevestigen in de versmaading dezer wereld, en de beooging der toekomende, of onzienelyke, op dat onze herte niet bezet of belaaden zyn, met de grofheid der aarde tot verduistering van het gemoed, dat voor den hemel behoord te zyn, wat hebben wy {==265==} {>>pagina-aanduiding<<} veel met de wereld te doen, dat wy dezelve te veel dienen zouden, of waarom zouden wy het Burger-recht koopen in een land, daar wy als vreemdelingen door reizen, dat wy ons houden als vrye, lichtende onze hielen langs het gelukzalig spoor, dat wy door Gods genade in geslagen zyn, want het doelwit daar het op aan gelegt is, dat is van hooge onwaardeerlyke waarde, immers hebben wy'er gekend, wiens weg alreê ten einde is, laatende achter haar een zoete nagedachten, maar de glans van de behaagelykheid dezer wereld uitgebrand zynde, is verdweenen, tot het overblyffel van rook en stank, laat ons dan als reisgezellen, op zo waardigen en gewigtigen tocht te zaamen voort gaan, wel gemoed in het geduurig voor uitzien, na dat waardige Vaderland, en groet vriendelyk U L. Man. U E. Gunstige Broeder. XCVIII. Brief. Van de Spyze der Ziele. Emanuël. Beminde Zuster, U L. aangenaame groetenis is my door onze beminde Vriend en Broeder N.N. wel gewor- {==266==} {>>pagina-aanduiding<<} den, waar voor ik U Lieden bedank, en wens u de vriendelyke liefde Gods in Jezus Christus, tot een eeuwige Ega uwer Ziele, tot noch toe bevonden wy ons te zaamen in de vreemdelingschap, en in een krom en verdraaid geslacht, ik meen voornamentlyk dat geslacht, dat in ons woond en woeld, onder het welke de uitdringende wille tot God staat als een wassend bloempje, rondom met steekende doornen omzet, nochtans hoopen wy, dat het zelve door alles heen wassen zal, tot in het Zalige Paradys; daarom willen wy aanhouden met de wortel der begeerte, en sap uit de wortel der Goddelyke grond aan ons haalende, en gaapen na den zonneschyn en dauw der Goddelyke genade, of het dan regend of waaid, of 't een betrokken lucht is, God geeve ons maar te blyven staan, want zyn genade heeft ons doen zien en bekennen dat alle vergankelykheid idel is, op dat wy ons herte op hem stellen, gelyk ik dan hoope dat wy gedaan hebben en eeuwig doen zullen, want waar zouden wy heenen gaan, zyn wy dan noch elendig wy begeeren de geneezing, en loopen hem na. ô De Beminde, wy willen zyner, waar zouden wy dwaalende schaapen anders heen, hy heeft de woorden des eeuwigen levens, de wereld is ons een woestyn, ons herte trekt na 't eeuwige Vaderland, na den eeuwigen oorsprong onzes wezens, gelyk een kind naar zyn lieve Moeder. Maar laat ons goeds moeds zyn, wy hoopen malkander eens te zien in een andere wereld, of {==267==} {>>pagina-aanduiding<<} het ons schier te wonderlyk is, de Hoogste heeft ons beenen van geloof en hoop gegeeven, en wy treeden 'er na toe; dat de wereld met het haare dan achter onze rug blyven, en wy geduurig oogen op het voorgestelde doelwit, de beminnelyke Jezus is het paarltje dat wy zoeken, ô dat wy hem lief hebben, ô dat wy hem omhelzen, en in ons hert besluiten. Ik zeide hy, ben het brood des levens, ik ben dat leevende brood dat uit den hemel nedergedaald is zouden wy dan niet eeten met de begeerte der zielen; want alzo gelooven wy, als onze hertelyke begeerte tot Jezus ingaat, dat wy dan zyn heilig vlees en bloed eeten en drinken, ô de kostelyken wyn des bloeds van Jezus Christus des Zoons Gods! want de Beminde heeft ons zo lief, dat hy hem zelve tot een spyze geeft, met weinig brooden spysden hy veel, duizenden, en met hem zelve spyst hy ze alle, die na hem hongeren en dorsten, en die spyze en mindert eeuwig niet, dat is het wezen zyns hemelsen lichaams, van het welke wy eeuwig hoopen te eeten en te drinken, aan de Bruiloft des Lams Gods. God helpe, en ontsluite ons daar toe een rechte mond, van hertelyke begeerte en uitgestrektheid der Zielen, ô Zuster myn schryven is een teken van Broederschap in 't vreemde land, om dat wy een Pelgrims weg te zaamen bewandelende, te zaamen na huis toe trachten te gaan, wy zyn uitgestrekt na 't goede, maar het quaade hangt ons aan, wy zuchten na de verlossing, en hoopen op de genade, de vriendely- {==268==} {>>pagina-aanduiding<<} ke geopenbaarde liefde Gods in Jezus Christus, zy met u en in U E., tot in der eeuwigheid, wy willen hem vast houden en niet verlaaten, en hy wil zulks veel meer dan wy, zyt zaamen in de liefde Gods bevolen. XCIX. Brief. Tot versterking en verheuging in de Hoop. Emanuël. Beminde Zusters, Van wegens die groote uitneemende hoop, die wy Geloofs-genooten hebben, van eenmaal te zullen woonen in die Goddelyke wereld, en van God doordrongen zynde, daar hy onzen Tempel, en wy zynen Tempel zullen zyn, zo hebben wy billik reden, om ons met malkanderen hoog te verblyden, al is 't schoon noch in de dorre woestyne, dewyl ons de Allerhoogsten met zyn Vaderlyke hand, op deze gelukzalige weg van de vreemde afpaden geleid heeft, de weg strekkende na dat eindelooze eeuwige vreugdendal des nieuwen Jeruzalems, dat ons door 't geloof in 't verschiet te zien word gegeeven, alzo {==269==} {>>pagina-aanduiding<<} spreeken wy als reisgezellen van dat allergrootste voorwerp, by ons door Gods genade tot een doel en oogwit voorgestelt, om welks wille wy malkanderen lief hebben, maakende een klein beginsel van de onderlinge vriendschap, die wy eerlange met malkander hoopen te hebben, in de Goddelyke Engelse wereld eeuwig zonder einde, op dat wy zingen en speelen voor God onzen Zaligmaaker, op dat wy van hem eeten en drinken, en met vrede en vreugde verzadigd zyn. Of wy dan wat moeten zuchten en duchten, laat ons dat getroost zyn, 't is om geen vergankelyke idelheid, gelooft zy God dat wy het zienelyke en tastelyke houden, voor een schaduw van het waare wezen, en daarom met de hand onzer begeerte, het uitgesprooten en vergankelyke bloempje voorby tasten na den wortel en oorsprong. Wat zullen wy dan vorder doen lieve vrienden, terwyl wy gebukt gaan, en zuchten onderweeg, wy willen eeten van het Woord Gods, van de liefde Gods, Jezus, zyn beminnelyk barmhertig herte, en met dezen Suiker onze zuurheid verzoeten. Jezus, ô diepste liefde Gods onze beminde, ja onze liefhebbende Beminde als gy met ons zyt, wie zal tegens ons zyn? als gy ons vry spreekt, wie zal ons verdoemen? als wy vrienden zyn, wie zal ons scheiden? als wy U E. lief hebben en gy ons lief hebt, wie zal daar tussen zyn? dat ze dan voorby gaan alle die ons aan U E. zouden doen vertsaagen, beminnelyke Jezus, gy vriendelyk aangezicht der {==270==} {>>pagina-aanduiding<<} eeuwige liefde Gods, wy zetten onze Ziele tegen over u, zyt gy ons licht des levens. Lieve Vriendinne hoe groot is ons geluk, om dat wy God zoeken, die wy eerlange hoopen te zien gelyk hy is, de liefde en genade des Heeren zy met U Lieden, ik weet niet meer te zeggen als dat ik een toegeneegen herte heb, en wens U L. dat goede van God onzen Zaligmaaker Jezus Christus, zyn hemels bloed zy den dauw en balsem uwer Ziele in eeuwigheid, hier mede vaart wel in God. C. Brief. Vertroosting in onpasselykheid. Een vriendelyke groetenis en goede wens, tot versterking op den weg na 't gelukzalige Vaderland, vol aller goederen om volkomen vergenoeging te geeven, aan die geene die dat zelve zullen bekomen hebben, ten einde van alle de vermoejinge, op den weg door 't jammerdal, wy hebben U L. onpasselykheden verstaan, wensen U E. in dit en alles het beste, om te komen tot het einde, waar toe den Schepper het schepsel geschapen heeft, dat het eeuwig wel zouw zyn, in hem en alle zyne goede, over welke hoope wy te zaamen vriendschap gemaakt hebben, in deze {==271==} {>>pagina-aanduiding<<} vreemdelingschap, op dat ze in die Zalige eeuwigheid volkomen worden mag, waarop wy dan dagelyks hoopen, keerende onze aangezichten na 't oosten van den opgang des eeuwigen lichts, waar in wy zaamen eeuwig hoopen te woonen, nu voor een korten tyd in schemering wandelende, maar dan zullen wy de wonderen van uit 't eeuwige wonder dat God is voortkomende klaar zien, kennen en verstaan, en looven de fontein van alle de toevloeijende stroomen des heils, met zaamen zo veele, ja zo zeer veele van de liefelyke broederschap, welke maatschappye verheugelyk is, om aan te gedenken, in hoope om by de zelve te komen, ten einde van deze zwaare weg door dit jammerdal, want alzo is zy ten opzichte van het toekomende: Nu dan beminde Vrienden, wy naderen het einde der zelve, by jaaren, maanden, weeken en dagen, het is ondertussen nu maar onze zaak, dat wy ons herte daar op zetten, te weeten, op het onzienelyke, het geen het waare wezen is, van de schaduwe dezer tegenwoordige tastelyke en zienelyke dingen, want de dingen die men ziet zyn tydelyk, maar de dingen die men niet en ziet zyn eeuwig, zegt Paulus den Heiligen Apostel. Nu ik hoop dat wy zaamen zullen voort wandelen, den wel uitverkoren weg, strekkende na 't hemelse Jeruzalem, de heilige Stad vol aller goederen, de Heere wil u hier in uwe sukkelende stand bywoonen, met zyne troost, versterking en genade, om altoos hem aan te kleeven, en geeve {==272==} {>>pagina-aanduiding<<} U E. wysheid en vermogen om zyn liefsfens wille te doen, in deze woeste wereld zyn wy arme Pelgrims, maar zyn op den weg na 't volmaakte Vaderland, vliedende van 't verderf der vermomde wereldse idelheid, en zuchten na de aankomst van ons uitverkoren doelwit, de hand des Heeren hoop ik zal ons te zaamen geleiden door alle gevaar, laat ons onze voeten der wandelinge op dit Gulde Spoor houden, na veel treeden komt eindeling de laatste van de weg der vermoejing door de woestyne dezer wereld, wy hoopen malkander eens te ontmoeten in het land des levens, wanneer wy het land des doods doorgegaan zyn, ô hoe liefelyk zal die ontmoeting en begroeting zyn, der geener welker malkanders aangezicht hier in 't jammerdal hebben leeren kennen, hoe vreedzaam zullen zy by malkander neder zitten, en hoe aangenaam zal haar zaamenspraak zyn, dan buiten gevaar zynde, en alle bergen en dalen overgekomen zynde. Daar op hoopen wy, en daar na loopen wy, en daarom willen wy geen Tabernakels bouwen aan den weg, om ons op te houden, hier mede dan beminde Vrienden beveel ik u in de genadige behoedinge des Heeren, die zelve versterke U L. voorts en voorts op den wel ingeslagen weg van verlaating en verlochening dezer snoode wereld, met haar onwaardige dingen, om te bereizen die hemelse uitverkoren Stad, een eeuwige zaamenwooning der Zalige Ziele en heilige Engelen, vaart zaamen wel in den Heere. {==273==} {>>pagina-aanduiding<<} CI. Brief. Jezus Christus de Eeuwige Liefde Gods, met ons, en in ons. Beminde Zuster, Zyt vriendelyk gegroet, in de Allerheiligste naame Jezus, onzen Beminden, welke zy uw Bruidegom, en troost in der Eeuwigheid, die uw Ziele getrokken heeft van den verderfelyken weg der idelheid, zo dat zy hem na loopt, met innerlyke zucht; wel aan laat ons in dien loop blyven, en hangen hem vastelyk aan, als een daar ons veel, ja alles aan gelegen leid, die dierbaar is in onze oogen, derhalven wy zyn gezegende en allerheiligste wil en welbehaagen niet zo licht schatten, om daar losselyk over heen te loopen, als zulke welke het gewigt des werelds en wereldse dingen gewigtig is. U L. aangenaamen Brief is ons toenmaals wel geworden, zo is 't ons lief, dat gy lieden onder het kruis en de verdrukkinge steund en leund, op God uw Beminde, en in hem getroost en gesterkt zyt, en gy moogt U Lieden daar over te meer verblyden, denkende dat het om zynent wille geschied, hy die de schoonste en grootste aller dingen is, het gewigtigste voorwerp. Zyt dan wel gemoed, en blyft by uwen beminnelyken Heere Jezus, vast en onverrukkelyk staan, {==274==} {>>pagina-aanduiding<<} gelyk ik hoope dat wy te zaamen doen zullen, de wortelen van onzen inwendigen zucht vast slaande in den onzienelyken grond der verborgen wereld der Eeuwigheid, en dat beminnelyke herte Gods, tegen al het woeden en stormen des onweers van buiten en van binnen, en wy eindeling na den afval dezer schorse, mogen gevonden worden, staande in het Zalige Paradys Gods, en op deze hoope willen wy onze begeerte uitbreiden, den tyd dezes levens na den hemelsen dauw en zonneschyn des Lichts, dat zelver God is, met naame Jezus Christus, den eeuwigen Zoone der liefde, die grooter is dan alles, en alles met zyn heilige tegenwoordigheid vervuld; bemind en gepreezen moet hy zyn in der eeuwigheid. Wy zyn op een goeden weg, wy hebben een groote buit gevonden; wat is het aardse? wy gaan door deze wereld als vreemdelingen, onze erfenis is in een ander land, ja dat allergelukzaligste land, daar wy met onze uitstrekkinge na toe reizen, daar wy met onze lust en begeerte woonen, daar onze beminde Vriend woond, welke zyne zoekers en vinders en inwoonders in Eeuwigheid zal zyn een altydvloeijende fonteine des Eeuwigen vreugden-levens, uit welke onze eeuwige vuur-ziele haar zal laaven, tot een geduurig lachen der heilige blydschap, dan zal ons het zuchten en steenen dezer Pelgrims-weg niet te veel zyn; dan zullen wy zingen van onze Beminde. O hoe groot zal dat heil zyn! En immers hoopen wy daar op, {==275==} {>>pagina-aanduiding<<} dat dat wonderlyke eerlang gebeuren zal. Wy willen ons geeven tot de schoot van onze eeuwige Moeder, aldaar heul en troost zoekende, en eeuwige huisvestinge, en eeuwige verzorginge en eeuwige bewaaringe, en bevrydinge voor alle quaad: ô hoe zoet zullen wy by onze liefhebbende Moeder, des eeuwigen oorsprongs aller dingen, woonen, speelende in kinderlyke eenvoudigheid, in de ruimte der Zalige Eeuwigheid, in het vreugdendal der groeijende en bloeijende wonderen Gods, nevens de ontmoetinge van zo veel heilige en vreugdenryke aangezichten der veellerlei Engelen, nu geworden zynde onze vrienden en lieve mede-broederen, als mede der zalige Zielen, aller godvruchtige; hoe liefelyk zal die harmoneerende byeenwooninge zyn, zonder afval of verbreekinge der frisse behaagelykheid en opwellende vreugde; wat zal dat blyde en vergenoegde gezelschap doen? wat zullen zy malkander zeggen? van wien zullen zy spreeken en zingen? hoe behaagelyk en beminnelyk zal de heilige naame Jezus zweeven in het geluit des lofs! Ja, hoe wel zynde zullen de Zaligen leeven en zweeven in God! hoe zal de hemelse dag des lichts, dat God is, haar zo liefelyk in 't blyde aangezicht schynen! ô schoone verwachting! zouden wy niet getroost en wel gemoed zyn, ons bevindende op een weg, die daar na toe strekt! en of 'er onderwegen wilde dieren uit de woestyne van ons zelven, en de spelonken des herten op ons aanvallen, laatende haar {==276==} {>>pagina-aanduiding<<} geweld en grimmigheid zien, wy willen zuchten en vluchten, tot de wachter Israëls dat hy ons behoede, wy willen zeggen; Lieve Vader, verlost ons van den boozen, wy willen ons door zyne genade, daarom niet laaten vertsaagen of laaten verjaagen, maar voortgaan onzen zaligen weg, denkende dat zy onze huisgenooten, onze vyanden zyn, God die het licht uit de duisternis schept, doe het ons door zyn genade ten goede gedyen, en dat wy ons geduurig in zyn Vaderlyke armen werpen; immers is hy God, onzen God! dat eeuwige zachtmoedige vriendelyke goed, immers begeeren wy zyner, immers loopen wy hem na, alzo willen wy gelooven dat hy met, by, en in ons is, na het deel der goddelyke zucht en uitbreidinge, of schoon de slange noch in onze eigenwillige duisternis woeld en krioeld, wy houden het met den slangen-treeder en zuchten tot hem; wy willen goeds moeds zyn, en laaten ons niet vertsaagen, of 'er schoon helse pylen vliegen, maar houden ons met het Anker der Goddelyke begeerte in den grond van het herte Gods, de Eeuwige Liefde des Vaders Jezus Christus, onzen Koning en beminde vast; hy woone door 't geloof in onze herten, en zy den maaltyd of spyze onzer begeerte, zyn hand geleide en versterke u, en zyn waarde zy dierbaar in het oog uwes herten, gelyk hy is, en wy ons daar over verblyden, gelooft zy de naame des Heeren, die ons uit het Egipten der zondelyke dienstbaarheid, van onder het juk des Dui- {==277==} {>>pagina-aanduiding<<} vels geroepen en verlost heeft, om hem te volgen op den weg ten eeuwigen leven, het welke wy met malkander hoopen te erlangen, door zyn genade, gelooft zy de Heere voor alles goeds, en gepreezen in der Eeuwigheid, die ons stelt tot geluk, en verlost uit eeuwige elende; laat ons blyde en wel gemoed zyn; God trooste u in alles; Jezus Christus zy u verquikking en Bruidegom des herten. De tyd gaat voorby, maar de Eeuwigheid naderd, en deszelfs Zaligheid zal nooit verdwynen, zulks reizen wy te gemoet, dit is een schoone weg, de Heere geleide ons tot aan deszelfs einde; vaart wel in de lieve God, en weest in de naame van Jezus gegroet. U L. Medewandelaar door deze Woestyne, na 't Eeuwige Vaderland, en Broeder in de Zalige hoope. CII. Brief. Tot moedgeeving in een nieuwen Ernst. Beminde Vriend en Broeder, Een vriendelyke groetenis op den weg van Pelgrimagie, onderwegen na 't Eeuwige Zalige Vaderland, van oneindige Vrede, rust en blydschap: het is my voor dezen wel by gekomen, om eens {==278==} {>>pagina-aanduiding<<} aan U L. te schryven, doch ik heb nu langen tyd weinig aanzetting tot schryven gehad, maar nu met de aangenaame aankomst van U L. Broeder tot ons, verstonden wy uit zyn mond tot onzer aller blydschap van U L. nieuwe opwekking en moed, om langs dat smalle weg je dat onaangenaam voor 't vlees, maar noodzaakelyk voor den geest is u te begeeven met volharding, tot dat allergelukzaligste einde toe, hier door voelde ik my opgewekt, om U L. in dezen stand broederlyk te groeten, en te wensen alle heil en zegen van den Allerhoogsten, tot versterking, en volharding in dit allerdierbaarste opzet, dat zyn Vaderlyke goeddaadige hand u geleide in de allerzoetste naame Jezus. Die lieffelyke goede getrouwe Herder, die zyn dwaalende schaapjes, verstrooid in de woestyne des aardryks, opzoekt, vind, en op zyn schouderen na de schaaps-kooi draagt, zyne behoudinge zy over U L. tegen alle gevaar en inbreuk des vyands, wy hoopen op die eeuwige te zaamenwooning, alschoon dat wy nu verstrooid zyn, daar zullen wy ons onder malkander zeer vermaaken, in alle de wonderen van het eenige eeuwige wonder dat God is. Dit voorwerp is boven al waardig om ons herte af te trekken van de wereld, met haar nietige vergankelykheid, en hinderlyke bekommerlykheid: Nu beminde Vriend en Broeder, ik heb niet veel te schryven, en gy zelve weet de waarde van het voorgestelde heil, maar dit zelve is tot een bewys van onze vriendschap, die voor {==279==} {>>pagina-aanduiding<<} eenige Jaaren begonnen is, en zich nu weder vernieuwd, en welke wy hoopen dat zich op 't allerschoonste vernieuwen en volmaaken zal, in de zaamenkomste buiten het jammerdal, van achter de wolk des groven lichaams, in die andere heerlyke wereld, waar alle hindernissen zullen weg zyn. En ik verzoek dat U L. eens zo veel tyd uitvinden moogt, om ons alhier in ons buiten leven eens te komen bezoeken, en wens u verder onderwyl alle genade van den Heere, tot eeuwige welvaart, en zyt nochmaals Broederlyk gegroet in de Heilige naame Jezus, door welke wy alle Zaligheid verwachten, de groetenis aan uw Huisvrouw. U E. Toegeneege Vriend en Broeder. CIII. Brief. Van de grootheid van Jezus Christus. Jezus Christus met ons, en in ons. Beminde Zuster, U E. zeer aangenaame van den 28. Februari, is myn door de hand van N.N. wel geworden, en heeft my verheugd, om dat U E. Ziele verzucht in de minnelyke Jezus, dien bloedigen {==280==} {>>pagina-aanduiding<<} Bruidegom, immers is het geschied dat hy door de Liefde aan het Kruis hing, om zyn afgeweeke Bruid: en wie was hy, gelyk gy tot myn welbehaagen zegt, de Heere des hemels. ô Wat een groote Bruidegom! dat hy in ons gemoed weege tegen alle tydelyke dingen, dat hy in onze herte woone, dat wy hem met de innerlykste uitgestrekte begeerte der Ziele omhelzen, dat wy hem na roepen, dat wy hem vast houden, ô dat hy onzer zielen spys en drank zy, onze schat en onze rykdom, ons huis en ons hof, ons geld en ons goed, onze weergaê: ô Zuster hoe gelukkig zyt gy, van zulken Bruidegom te beminnen, en hoe veelmaal edelder is Hy als vlees, mogt het zyn dat wy de boomen der schoone voorstellinge voorby gingen, om deze Edele hooge liefdens waardeeringe van onzen Beminde, den alleen waardige om te beminnen, gelyk U E. beminnelyk schryft, dat de schepselen uit het licht mogte staan, om deze Edele hooge liefdens waardeeringe niet te benevelen, de liefde maakt haar zelve een wet, om nevens haar Beminde geen tweede te verkiezen, zy vraagd niet wat geoorloft is, of in geduld verdraagen word, maar wat haar geminde 't meest gevalt: Alle zyn Goddelyke eigenschappen acht hy niet te veel voor ons te zyn, is hy niet de schoonste van alle, en of iemant ryk was, hy is noch ryker, is iemant deugdelyk, hy is noch deugdelyker, en wat zyn wy in 't tydelyke leven, mogelyk leeven wy noch een getal van jaaren, of misschien staat de afsny- {==281==} {>>pagina-aanduiding<<} dinge des levens kort voor ons aangezicht, zyn wy niet maar doortrekkende Pelgrims, die zich op den weg niet vast ter wooning moeten neder zetten, de Jeugd ziet een groot onuitzienelyk veld des vleeselyken levens voor zich, en acht zich als een uitbottend spruitje, dat noch lang groeijen en bloeijen zal, maar de aandachtige en tot God verheven ziel, acht zich als een vreemde Inwoonder, en loopt het einde aller idelheid te gemoet: hy ziet de tyd voorby in 't onuitzienelyk veld der Eeuwigheid, ons leventje is kort, en haast voorby gaande, mogt het zyn dat wy ons aan Jezus vergenoegde, om zyn dierbaarheids wille, dat hy ons met zyn Geest bekrachtigde, om alleen de Liefste te zyn, en ons dat geliefde te doen bevatten, daar zyn gebenedyde mond van sprak, en dat hy ons als een zegel op ons herte was, en wy om zyner liefde wille alles verlieten, dat hy ons Bruidegom of Bruids genoeg was. God maakte de Ziele tot zyn vriendin en gespeele, of zy nu ver van hem afgedwaald is, hy roept ze weder, en zy zucht na hem, als een Tortelduifje dat haar Ega heeft verlooren, hy roept ze vriendelyk, en wil zich voor eeuwig van haar laaten vinden, wat zouw ze veel na andere omzien, daar hy doch de allerbeminnelykste is. O! had ik vleugelen als de duive zegt iemant: ja mogten wy nestelen in den Palmboom die op Golgotha bloeiden, mogten wy met al onze begeerte van de aarde opvliegen, en ons verhouden in dien boom des levens. De {==282==} {>>pagina-aanduiding<<} beminnelyken Bruidegom Jezus zeide van de mensche, dat ze in de opstandinge waaren of zoude weezen, als de Engelen Gods, mogten wy hier ook Engelse gemoederen hebben, om zyne liefdens wille, de schoone Jezus! de goede Jezus! die ons zo lief gehad heeft, die ons zo vriendelyk vryd en vleid, ons nagaat en uit de slaverny der zonde verlost heeft, die ons zo genadig getrokken heeft tot zyne liefde en heerlykheid, dat hy ons zwaar weege tegens alle tydelyke dingen, of hy de schaale geheel overtrok, wat een billik weegen was dat, want wat is zwaarder dan het herte Gods, dat hy ons vriendelyk aanbied, in zyn geopenbaarde Liefde Jezus, mogten wy hem weder onze herte geeven. O Zuster! gy hebt my opgewekt door U E. aangenaame schryvens van de liefde Jezus, en daarom spreek ik alzo, als het eene kind tegen het ander, speelende langs den weg na het eeuwige vreugdendal. Laat ons ondertussen wel gemoed zyn op den overgelukkigen weg, om dat beste deel te verkiezen na zyn liefste welbehaagen. Laat ons wel gemoed zyn op den overgelukkigen weg na het Eeuwige Leven, want het goed dat ons geschied is dierbaar en groot, en alles is idelheid behalven God lief te hebben, en dat gebeurd U E. in den opgang der Jeugd, tot welk gewas de Zonne des Eeuwigen Levens, zyn liefelyke schyn geeven, om voor hem op te wassen door deze tyd tot in de Zalige Eeuwigheid. Amen. {==283==} {>>pagina-aanduiding<<} CIV. Brief. Van de grootheid des Heere Jezus, en hoe wy uit hem gebooren moeten worden. Emanuël. Beminde Vriendin en Zuster, In de Hoog-Heilige naame Jezus, tot verheuginge van kinderlyke gemeenzaamheid langs onze vreemde weg na 't eeuwige vreugdendal, zyt vriendelyk gegroet; wyl ik U E. ken (niet door tegenwoordigheid) maar onze lieve Vriend en Broeder N.N. door en uit welks mond ik dikmaals vriendelyke groetenisse heb ontfangen, tot myn verheuging van de Vrienden die Jezus lief hebben, en ook dringt zyn genietende vriendschap op myn tot verheuginge, nu zyn wy noch vreemdelingen in een ver afgelegen Land, maar de kostelyke hoop belooft ons een Eeuwige opgang van verheuginge met malkander, als kindertjes van een huis, en voor eens Vaders aangezicht, zo wy zulks dan door 't geloove te gemoet zien, willen wy ons ook onderweeg verheugen, in de verdiender van ons Eeuwig Erfdeel, en zo hem dan alle Engelen Gods aanbidden, buigen wy ons ook in zyne Naame, en verheffen met haar dat uitroepende Heilig, Heilig, Heilig! in onze herte voor zyn gebenedyde {==284==} {>>pagina-aanduiding<<} aangezicht, en of zy in den hemel woone, en wy in het stof der aarde, evenwel willen wy niet zwygen, want hy hoord ons doch, en ook woond hy by ons, tot aan het einde des werelds, en dewyl hy God is, zo is zyn Heilige tegenwoordigheid overal, en vervult de Hemel en de aarde; ô de vriendelyke Jezus! de ootmoedige Jezus! is hy niet de schoonste en beminnelykste van allen? maar ô Zuster! om dat hy zo diep verzonken is, en om onzent wille een slecht onaanzienelyk kleed heeft aangetogen, zo zynder sommige onder de Speelgenooten en genoodigde tot de Bruiloft zyner genade, die onze liefde bedroeven, zeggende: dat de Bruidegom niet eens zo schoon is als wy meenen, en willen hem voor ons ontblooten van de grootste schoonheid zyner Eeuwige Godheid, want zy stooten zich aan zyne diepe vernedering, die hy om haar in onze diepe afval in knechts gestalte heeft aangenomen, om dat hy onze schulden op zich nam, in zyn aangenomen menschheid, en zich alzo in de gedaante van een mensch liet vinden, op dat hy de zwakke verbrookene menschheid, door de Almachtige volmaakte Godheid weêr herstelde, en genas, in zyn Persoon die God en Mensch was, en deze genezing van eenen op alle drong, die hem aan of door een hongerige Geloofs-begeerten in namen, gelyk een welbereide Medicyn den inneemer gezond maakt, daarom is hy ook den tweeden Adam, uit wien wy gebooren moeten worden ten Eeuwigen leven, gelyk wy alle {==285==} {>>pagina-aanduiding<<} uit den eersten verdorven Adam gebooren zyn in verderf, zo hy dan onze wederbaarer is, zo laat ons alle onze begeerten in hem werpen, om zyn vlees en bloed in den Geest aan ons te trekken, op dat wy door hem en in hem leeven. Ei laat ons kindertjes zyn, en liever kruipen als dat wy verdwaale op de voeten van ons verstand, zyn onze oogen volmaakt goed, waarom zien wy'er dan God niet meê, die nochtans voor ons is, maar zo wy het schoonste dezer wereld als de Zonne, op het goed betrouwen onzer oogen voor God aanzagen, wy zouden zeer missen, zyn de oogen dan bedorven, en alle deelen des menschen, zo laat ons het verstand niet vry spreeken, en schikken de dingen al in des zelfs gemaakte Form. Maar geliefden deze tegenstem tot verkleineering onzer allerbeminnelykste Jezus moet onze liefde scherpen, tot een omhelzende vasthouding, hy moet ons te grooter worden, is hy andere te weinig, hy is ons genoeg, hy is ons geen Joannes, noch Elias, of een van de Propheeten, maar God in zyn hoogste en diepste liefde, den eenig geboorene des Vaders, dat wy ons kinderlyk verheugen in onze Emanuël, hy is van eeuwigheid de onbeeldelyke Zoon, des onbeeldelyken Vaders, het alvervullende goed en zoet der oneindige vreugde, in het wezen aller wezen, de schoone bloem der Goddelyke openbaaring in het Heilig Licht des levens, uit de verborgen wortel der naamelooze Godheid, die Vader hiet, van alle eeuwigheid heeft hem den Va- {==286==} {>>pagina-aanduiding<<} der lief gehad, zouden wy hem ook niet lief hebben? wie den Zoone heeft die heeft het leven, want hy is het licht des levens, en heeft van eeuwigheid gescheenen uit het vuur des Vaders, Christus na zyn beeldelyke menschheid, is niet van eeuwigheid; maar Jezus na zyn alvervullende onbeeldelyke Godheid, is van eeuwigheid de openbaaringe des Lichts, der liefde, der zachtmoedigheid, der ootmoedigheid, der glorie, en eeuwige vreugde des Vaders, die zelve heeft zich uit Liefde geopenbaard in 't vlees, en de doodelyke wonden der menschelyke eigenschap genezen, met de Goddelyke balsem oli zyns hemelsen bloeds, zyn allerootmoedelykste en zachtmoedigste wezentlyke liefden, gaf zich vrywillig op en over, en verzonk als een koele dauw des eeuwigen dageraads, in het ontsteeken toornvuur des Vaders, in de menschelyke eigenschap, en bluste dezelve tot ons eeuwig Heil. Dat was het rechte slacht- en offer-lam, op den altaar des kruises, en wy zyn duure gekochte, door het bloed des Lams, ziet het Lam Gods dat de zonde der wereld weg neemt! de rooze van Saron van zich laatende den Goddelyken reuk der genezinge voor de kranke ziele! dit is den Boom des Levens, onder wiens schaduwe wy rusten, in wiens takken het zuchtende duifje nesteld! het Beloofde Land daar melk en honing vloeid, de geopende Fontein des eeuwigen Levens. O Zuster en gespeele in de liefde Jezus, laat ons blyven op deze Specery-berg, en speelen in dit {==287==} {>>pagina-aanduiding<<} dal der Lelien, aanschouwende den Olyf-boom van den gekruisten Christus, druipende van oli der genade, en uitneemende Liefde Gods: waarom zouden wy op schraalder weide gaan, en of ons andere nooden wy blyven in dit Roozendal, het is wel zo dat hier veellerlei wandelaars voorby gaan, van welke ons den eene dit en den andere dat toe roept, treedende op de voeten van reden en verstand, maar wy wensen haar de eeuwige genade en Liefde des Allerhoogsten, en speelen kinderlyk voort. Wy hebben een blyde boodschap gehoord, die moet ons niemant ontdraagen dat God een mensch geworden is, en dat is onze Beminde. Hoort vriendinne, hoort speelgenooten; de verkondigers van groote dingen, die wy en andere met ons Heilig noemen, en Heilig zyn, wyl zy door den Heiligen Geest gesproken hebben, zeggen van het voorwerp onzer liefde Jezus Christus de Beminde met eene volle mond, en vry uit, dat hy God is, hier zetten wy het verstand achter, dat op de voeten van zyn begrypelykheid gaan wil, op dat zich des zelfs kniën buigen, en het geloove zetten wy voor, en ons herte zegt Amen, Amen, Myn Heere ende myn God, of zouden wy onderzoeken of 't mogelyk waare? wederom gelooven wy, wat by de menschen onmogelyk is, dat is mogelyk by God. Laat het nu waaijen van het oosten of het westen, zo verdiepen wy onze wortel in deze vette grond, om in ons te trekken door begeeren en imagineeren, {==288==} {>>pagina-aanduiding<<} het water des eeuwigen levens uit de beminnelyke Jezus, hy zy onze dauw en onze zonneschyn, wy weeten 't ook wel dat hy een Mensch is, dat hy een Propheet, een Priester, een hemelsen Koning is, ook dat hy een Leeraar, een wegwyzer en voorbeeld is, maar den pit en deszelfs oli van dit alles, is zyn Eeuwige Godheid: en alzo zyn wy niet vergenoegt met de schille, maar onze begeerte gaat in den kern. God was in Christus, en verzoende de wereld met hem zelve: wy zyn tot geloof geroepen, en niet tot verstaan, en als men dan van begrypen of verstand zal zeggen; is het zo onbegrypelyk, dat de Alwyze en Almogende (wiens gedachten zo hoog boven de onze zyn, als den hemel boven de aarde) die alles en alles beeldelyk en formelyk gemaakt heeft, is het zegge ik zo vreemd, dat die zich zelve heeft gebeeldet, en in de gedaante van een mensch heeft laaten vinden? ontkend ook iemant van de geloovige deze mogelykheid Gods? of zegt hy: het was wel mogelyk, maar daarom niet geschied, zo zegt de Heilige Schrift van Jezus Christus dat hy God is, zullen wy dan ontkennen dat hy de waare God is, als den Heiligen Geest zegt ja, zullen wy dan neen zeggen? om dat wy 't in de form van ons verstand niet konnen schikken? wiens is de aanbiddelykheid als God? wie is de eerste en de laatste als God? wie is de aanklopper voor des hertens deur als God? wie is de proever van herten en nieren als God? wiens is de Alweetenheid en overaltegenwoordigheid {==289==} {>>pagina-aanduiding<<} als God? en wie is de Schepper van hemel en aarde als God? en wie is God? is het niet de Heer aller wezen? of wy als ons God genoemt word, met de heydenen vraage, wat voor een dat men van de Goden meent? zegt de onbedriegelyke mond der waarheid niet, dat'er maar een goed is, namentlyk God? als dan de Heiligen Geest getuigt, dat Jezus Christus God is, zo moet hy de zelfstandigheid des eeuwigen Goeds zyn, en als den heiligen Apostel Tomas, ons de volmondige belydenis voor doet, zeggende tot hem Myn Heere, ende Myn God, zo kreeg hy niet tot antwoord, wat noemt gy myn God? gelyk de Jongeling, wat noemd gy myn Goed, als wilde de Heere zeggen, en kend gy my niet dat ik God ben, gelyk hy elders zeide, wat noemt gy myn Heere, Heere, en doet niet wat ik u gebiede? en als het vernuft daar op ziet, hoe onzen Zaligmaaker van en tot den Vader spreekt, zo betrachten wy voor eerst, zyn knechtelyke aangenomen gestalte, in welke hy den mensche gelyk geworden is, en ook ten tweeden, dat hy na zyn Eeuwige Godheid, een andere zelfstandigheid is als de Vader: als of het vriendelyke Licht zeide tot het vuur, myn sterkte en myn kracht, myn levens wortel en oorzaak, gy geeft myn macht en werkt door myn, zonder u waar ik niets, gy zyt myn Vader die my geduurig en onophoudelyk baard, en het vuur zeide wederom tot het licht, myn glans en sierlykheid, uitgang myner goedheid, myn vreugde {==290==} {>>pagina-aanduiding<<} en vriendelyk leven, gy zyt myn welbemindeZoon, die ik uit myn kracht geduurig baar, in welk ik myn hoogste welbehaagen heb, en deze twee eigenschappen in bezondere onderscheidelykheid zyn maar een wezen. Philippus zeide, toont ons den Vader, maar hy kreeg een groot antwoord, Ben ik zo lange tyd met u lieden, en hebt gy my niet gekend Philippus? die my gezien heeft die heeft den Vader gezien, en hoe zegt gy toont ons den Vader? gelooft gy niet dat ik in den Vader ben, en de Vader in my is? en elders, ik en den Vader zyn een, by de voorige gelykenis van vuur en van licht, moeten wy niet te laag blyven zitten, maar verheffen onze betrachting, hoe het licht een van de voornaamste en schoonste dingen der gantse zichtbaare natuure zy, en dieswegen ook een hooge letter, door welke zich het eeuwige verborgen wezen aller wezen, krachtig uitspreekt: wat is schoonder als de zonne en haars gelyken? zo dezelve alleen uit de wereld genomen wierd, schoon al het andere bleef, zo zouden wy als in der helle zyn, maar nu verheugen zich alle krachten en eigenschappen in zyn Licht, en dat is een Figuur van de Zoone Gods, hy is de onbeeldelyke zonne in de eeuwige geestelyke Goddelyke natuur, in zyn Licht verheugen zich alle krachten des Vaders: want de Schrift zegt ook alzo: dat God in het Licht woond, en een ander Schrift, dat God een Licht is. En in deze Heilige zonneschyn des Goddelyken Lichts, verheugen zich {==291==} {>>pagina-aanduiding<<} alle vrolyke aangezichten der Zalige Geesten, en wy breiden onze zielen begeerte tegen het zelve uit, om daar van te eeten als het kruid van de zonneschyn, op dat het zelve ons van, en uit de aarde en het aardse optrekke tot een Paradys gewas, en alzo spreeken wy langs den weg onzer Pelgrimagie, te zaamen als reisgenooten van de beminde der ziele, dat hy doch in ons groot worde, en niet klein. Laat ons dan in onzen weg kinderlyk voortgaan, leevende in de Liefde Jezus, als in ons Element, op dat wy aan het einde door den dood in het zelve mogen verzinken, en eeuwig leeven, in de onophoudelyke lof des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geestes, het al en al vervullende Wezen Gods, der Heilige Drie-eenigheid, in dewelke ik U Lieden beveele, met alle de uwe, en alle die Jezus lief hebben, met welke wy ons eeuwig hoopen te verblyden, nevens zo veele onbekende schaapjes over de gantse Aardbodem verspreid, die de goede getrouwe Herder zal weeten te zaamen te brengen. Zyt vriendelyk gegroet, van U E. toegeneege Vriend en Broeder. {==292==} {>>pagina-aanduiding<<} CV. Brief. Hertelyke Zegenwens aan een beginnende. Beminde Vriend en Broeder, Wy verzoeken vriendelyk, of 't U L. zal gelieven met U L. Huisvrouw, ons op aanstaande Zondag te komen bezoeken, en 't middagmaal te houden, ons zal bezondere vriendschap geschieden. Tot een beginsel van de eeuwige maatschappye voor het aanschyn Gods in volmaakte Zaligheid, tot welks bezit wy U E. zien toe treeden, tot onzer groote blydschap, en dieswegen hertelyk over u wensen van God het eenige eeuwige goed, genade en barmhertigheid, sterkte en voortgang, troost en verquikkinge, uit de fonteine zyner uiterste liefde geopenbaart, om de vervallen menschheid te helpen in zyn eeniggebooren Zoon Jezus Christus de Zaligmaaker, deszelfs bloedige verdiensten beklyve op U L. om te komen tot het einde daar de Schepper zyn beeld toe geschapen heeft, een staat zo veel hooger boven 't genoegen dezer tegenwoordige, als het stil staande en bedaard gemoed wel bedenken kan; want God heeft de eeuwige groote Ziel, Tot blydschap en sieraad geschapen, {==293==} {>>pagina-aanduiding<<} Maar wyl de mensch van God verviel, Verbied hy hem 't onwys vergaapen; Aan 't vluchtig wezen dezer tyd, En nood hem weêr in d' Eeuwigheid. Zyt ondertussen te zaamen vriendelyk gegroet in de heilige naame Jezus, zyn genade geleide ons te zaamen langs den welverkoren weg, tot aan 't gelukkig einde. U E. Toegeneege Vriend en Broeder, zo ik hoope, in de hoope der Zaligheid. CVI. Brief. Ernstige Zegenwensinge en aanmoediging. Beminde Vrienden Broeder en Zuster, Alzo U L. met weinig woorden wilt vergenoegt zyn, zo druk ik aldus myne genegentheid van vriendschap uit, met een zeer vriendelyke groetenis, en goede wens van 't geene wat dienen mag tot eeuwige welvaart, de Allerhoogsten helpe U Lieden, en ons te zaamen door dit jammerdal, en land van vreemdelingschap, van de geene die zuchtende uitzien na een beter verblyf, op dat wy aldaar behouden aangekomen {==294==} {>>pagina-aanduiding<<} zynde, een oneindige te zaamenwooning hebben buiten alle beroering van eenig quaad: ô hoe lieffelyk is het aan zulk een voorwerp dagelyks te gedenken, dat of het nu schoon noch al verre schynt, echter staat te gebeuren, want gelyk na veele voetstappen op den weg eindeling de laatste komt, zo komt ook eindeling onze laatste dag en uure, om te verhuizen uit het duister huis des lichaams, hoe gelukkig zyn wy dat 'er zo een volmaakten wooning der Zaligheid voor ons open staat in de eeuwige wereld, daar ider onvermydelyk heen moet, hoe lief en behaagelyk hem deze tegenwoordige ook zy, en daarom hoe noodig boven alle betrachtinge is het, zich in dat ver gelegen land bevriend te maaken, door dagelykse onderhandelinge, om in den overgang te vinden geen geslotene, maar een geopende ingang, tot het paleis van eeuwig verblyf, in vrede en vreugde, deze waardy staat nu voor ons, wy welkers beurt het nu is, van in deze wereld te zyn, en den kostelyken tyd der genaden te genieten, om uit dezen akker des tydelyken levens te wassen, tot een goed kruid ter hemelser schuure, of een quaad kruid ten vuure, hoe veele hebben 'er haar tyd voor ons gehad, die nu lang voor ons weg geraapt zyn, en wat is 'er overgebleeven van alle welgevallen dat niet op God gegrond was, en hoe veel mogen 'er wel reden hebben, om te wensen van weder hier te zyn, om de zaak beter te behertigen, en te bearbeiden, als zy helaas gedaan hebben. {==295==} {>>pagina-aanduiding<<} Wy zyn nu hier in der tyd, en de Heere hoop ik zal ons te zaamen behouden, in de rechtzinnige zaak van hem hertelyk aan te hangen, als dat wonder aller wonderen, uit het welke wy ook wonderen zyn, zeer gelukkig uit de verborgentheid openbaar geworden, zo wy wederkeeren in hem onzen eeuwigen oorsprong, maar ongelukkig zo wy uit hem den wortel des heils afgebroken, vervreemden, verdwaalen, en verdoolen, tot verdorring en verbanninge. O hoe groot en hoe overgroot is het gewigt des onderscheids, dat voor ons staat ter rechter en ter linker hand, tot aangrypinge, en hoe klein, ja overklein is het belang der beletselen, die ons van zo grooten heil afscheiden. Nu waarde Vrienden, ik hoop dat het door des Heeren genade, gewigtig by ons te zaamen blyven zal, op dat wy dat gewenste einde, waar toe wy geschikt en geschapen zyn, bereiken, en ons eeuwig met malkander verheugen voor God het eeuwige en eenige goed, na dit korte tydje op den weg van voorbygang der verdwynende schaduwe, de Heere geeve u hier toe zynen zegen en genade, door Jezus Christus zyn eeuwige liefde, hier mede dan beminde Vrienden groet ik U E. nochmaals vriendelyk, nevens myn hertelyke heilwens, en blyve U E. Toegeneege Vriend en Broeder, in de hoope der Zaligheid. {==296==} {>>pagina-aanduiding<<} CVII. Brief. Van de zelve Materie. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Broeder en Zuster, U L. aangenaame schryvens is ons wel geworden tot verquikking, waarom ik ook genegen was U L. te zaamen wederom vriendelyk te groeten, en te bedanken voor de goede zegenwensinge en toedraagende genegentheid. De Heere hoop ik zal ons te zaamen behouden door dit vreemde land geleiden, wy die malkander op den weg ontmoet en leeren kennen hebben, op dat onze vriendschap eeuwig duuren mag in vrede, onder de overschaduwinge Gods in de volmaakte wereld, nevens allede mede-spruitjes van den gantsen wonderboom, niet alleen den menschelyke, maar ook der Engelen en kreatuuren, ontstaan en opgewassen uit den eeuwigen wortel aller wonderen, welke oneindig zal zyn gelooft en gepreezen: hoe klein is deze tegenwoordige wereld met het haare, tegens de betrachting en verwachting die ons alle dagen wederom ontmoet, en ons veel ryker maakt als de vluchtige en onwaardige behaagelyheden dezes werelds, nu verblyden wy ons over malkander als reisgenooten, maar deze blydschap zal zich {==297==} {>>pagina-aanduiding<<} boven maaten zeer verhoogen, by onze Burgerlyke vaste inwooninge, voor het aanschyn Gods, dat wy hoopen dat ons daar te zaamen behouden brengen zal, uit alle gevaaren dezes jammerdals, op dat wy hem lof en dank toejuichen, ô vrienden hoe groot is deze onze hoop, welks vervulling wy te gemoet zien, naar zo korten tyd als dit haast voorbygaande leven is! des willen wy daar aan vast houden, de Heere helpe ons door zyne genade en goedertierentheid, vaart wel in hem. Dewyl wy dan U L. tegenwoordigheid door beletsel, niet veel en hebben, zo is 't ons zeer lief en aangenaam dusdaanige uitdruksels te verneemen, waar door wy bespeuren dat de genegentheid in de overeenstemmende toeleg op het hoogste en eenige goed, door afscheidinge, niet vermindert, de genade Gods in de heilige naame Jezus helpe U L. daar, en ons hier, en andere elders, om begreepen te zyn in de eenmaal vergadering, van alle de verstrooiden, die vraaggen en jaagen na haar eeuwige Vaderland, en door 't geloove te gemoet zien onze oneindige te zaamenwooninge, en dat dit klein beginsel van maatschappye in een eeuwig duurende vriendschap zal overgezet worden, hier mede lieve Vrienden vaart wel in de genade Gods; dit weinige zy U Lieden maar als een teeken van vriendschap. En alles wat tot eeuwige welvaart diend, zy U L. gewenst. U E. Toegeneege Vriend en Broeder, in de hoope der Zaligheid. {==298==} {>>pagina-aanduiding<<} CVIII. Brief. Vertroosting aan een Vriend, over het afsterven zyner Huisvrouw. Beminde Vriend en Broeder, Wie zouw gedacht hebben, dat dat laast geleeden, op Kerstyd avond onze laatste maaltyd zouw geweest hebben, met onze en bezonder uwe Vriendin, welke u zo haastelyk ontgaan is uit deze wereld, en ook wel onvermoedelyk, hoewel wy de onzekerheid van dit leven wel weeten, nochtans maakt men zulken staat zo niet, daar de mogelykheid van zo veel levens jaaren voor handen schynen te zyn, doch dit leerd ons geweldig, de onbestendigheid van dien grond, daar zo veel groote gebouwen op gezet werden, op dat wy ons te meerder keeren tot een onbeweegelyk fondament, met den bouw van ons levens bedryf, wy konnen wel denken hoe naar en zwaar U L. deze slag geweest zy, en noch is, niet vindende uw aangenaam en stichtelyk gezelschap, doch het geene in de wereld zo veel als in manier van gebruik gezegt word, dat konnen wy hier met fondament zeggen, namentlyk: de wens, dat gy uw verlies in den hemel moogt weder vinden, alzo de dood deze gevonden heeft op de wegen die derwaarts gaan, en hoe heugelyk en troostelyk is 't, dat zy zo uitneemend wel gemoed, op de heenevaart van die grooten reis {==299==} {>>pagina-aanduiding<<} was. Het is zo dat die geene die hier in maatschappye wandelen, niet al te gelyk in de eeuwigheid overschreden, maar de voorgaande laaten de overige noch in de woestyne, gelyk deze ons, en voornaamentlyk U L. nu ook gelaaten heeft, doch wy wensen dat gy het spoor van haare nagelaate voetstappen zult houden, en daar toe des Heeren helpende hand, en zyn gezelschap in de plaats van 't haare, om in deze wildernis niet ter zyden af te dwaalen, maar eindeling ook te bereiken zulk een gelukkig uit-einde, en afscheid uit dit jammerdal, wy tellender nu in korten tyd vyf die van onze bekende zyn geweest, C G. A V H. L H. B P. en U E. waarde Huisvrouw, welken het gezicht dezer wereld ontweeken zyn, maar hoe heugelyk is 't te gedenken, aan zulke, die haar doelwit des heils hadden in de onzienelykheid, en aldaar geduurig de pylen haarer zuchten en begeerten heenen zonden, in tegendeel van die, die haar groot voorwerp op der aarden hadden, en daar haar genoegen zochten, welke in den onvermydelyken overgang van deze in de andere wereld, alles lieten staan, dryven, leggen en blyven, van hoe grooten belang, behaagen en welzyn, het ook voor haar was. Nu beminde Broeder, deze en alle andere betrachtinge des gemoeds gedye ons tot voorzichtigheid, om dit tydje levens dat ons vergund word hoog te besteeden, en niet vruchteloos voorby te laaten gaan, de Heere zy U L. troost, {==300==} {>>pagina-aanduiding<<} en geleide u door deze gevaarlyke wereld, hier mede vriendelyk gegroet, vaart wel tot Zaligheid. U L. Heilwensende Vriend en Broeder. CIX. Brief. Tot onderhouding van Vriendschap. Beminde Vriendin, Weest vriendelyk gegroet in de heilige naame Jezus, zyn zegen zy over U Lieden om behouden over te komen, door deze gevaarlyke vreemde wereld, en te be-erven zyn onveranderlyk Ryk, van eeuwige vrede en vreugde, dat gelukzalige land, daar wy, die ons hier vreemdelingen achten te zyn, zullen genieten de volmaakte te zaamen wooning, onder de overgieting van den vollen zegen, uit de oorsprong aller wonderen en aller weldaadigheid, een doel en voorwerp zo groot en zo gewigtig, dat het ons billik de dingen dezes tyds mag doen versmaaden, als een verdwynende nevel, gelyk wy 't zien en tasten, alzo heeft ons de opperste Meester der wysheid, met zyn Heilig leven, en heilige leere voorgedraagen, om van achter die dikke wolk dezer wereld met haar behaagelykheid, en bekommerlykheid te begeeven, om van de- {==301==} {>>pagina-aanduiding<<} zelve niet overschaduwd en verduisterd te zyn: nu wy hoopen van zyne leerlingen en navolgers te zyn, onze verkeering in tegenwoordigheid is weinig, langs den weg na 't beloofde Vaderland, doch wy hoopen elk aan den hoek daar hy is te volharden, op dat overgelukkige ingeslaagen spoor, afgaande van den volkryken baan der idelheid, en zich strekkende tot het waare wezentlyke bestendige goed, en aldaar ter plaatse van een oneindige welstand, te zaamen met veele die wy nooit zagen, en daar wy noch van hoorden eindeling uit te komen, en eeuwig te leeven, Amen, daar toe gedye des Heeren zegen, in de naame Jezus door zynen Heiligen Geest: vaart wel in de liefde en genade des Allerhoogsten. U E. Vriend en Broeder, in de gelukzalige Hoop. CX. Brief. Vertroostende aanmoediging en krachtige uitdruk van de algemeene Liefde. Emanuël. Beminde Zuster, Weest vriendelyk gegroet in de liefde Jezus: myn schryven zy tot een teken van vriendschap, {==302==} {>>pagina-aanduiding<<} een vriendschap van wegens de gelyke hoope tot een eeuwig goed, wy hebben malkanders aangezichte leeren kennen by ontmoetinge langs den vreemden weg, gelegen door de woestyne der wereld, en des tydelyken levens, God geeve, dat wy ze eenmaal en eerlange mogen kennen in 't land daar ze nu na toe gewend zyn, by Zalige ontmoetinge in het verheugelyke Paradys, bescheenen van den oorsprong dezes dags, dat allervriendelykste en beminnelykste ongebeelde licht, dat niet geschapen maar van eeuwigheid in eeuwigheid uit God den Vader geboren word, als een allerliefste Zoon, en al zyne gelukkige inwoonderen Zalig maakt. Dit is een heerlyke hoop, ô Zuster, terwyl wy aanschouwen de idelheden dezer tyd, haar geringe onwaarde, snelle en schaduwachtige heenen vaart, op dat ons jankende en uitziende hert, een hooger voorwerp hebbe, ja zo hoogen voorwerp als God is, God den oorsprong aller dingen, van wien wy in den spiegel dezer tyd een schaduw of schynsel zien, welk is de geschapenheid, de schepselen, het zienelyke al, daar zich zo veel arme menschen aan vergaapen, op de zelve schaduwe verlieft zynde, zonder haar hoofd des gemoeds opwaarts te heffen, na het veroorzaakende waare wezen, van 't welke deze vertoonende schaduwe af hangd, als op den hals gedrukt en belaaden, met een neder buigend juk des vyands. Zo is het dan geluk, verheugens en lof waardig, dat de begeerten des gemoeds tast en zich uitstrekt na God, {==303==} {>>pagina-aanduiding<<} als het waare Zyn, in plaats van na het zienelyke wezen als des Schyn. Maar lieve Zuster, die dezen weg der Pelgrimagie, zo ik denk, ook met zuchten met och en ach bezaaid, gelyk als wy doen, wy woonen midden onder een krom en verdraaid geslacht onder onze vyanden, die ons den zaligen pas gaarn afsneeden, ja wy woonen en leggen gevangen by adderen en slangen, in de gevangenis van ons zelve, ons vlees en bloed en eigen levensgestalte, daar legt den jongeling of jonge maagd, der Goddelyke zucht zo deerlyk gevangen: zouw de vriend, zyn vriend, of vriendinne daarom haaten en verlaaten, om dat hy in elende, in een duister leelyk gat gevangen legd? ô neen, ô neen, onze medogende God is een trouwer Vriend, en daarom willen wy van zyn gunst en getrouwe vriendschap niet vertsaagen, al is 't dat 'er adderen en slangen van verdorventheid uit het broeinest des diepen doorgedrongen vals, in ons herte by den armen, na God uitgestrekte geest der Goddelyke zucht en begeerte woonen, maar hoopen op zyn eindelinge verlossing. De geplaagde gevangene word van zyn Vriend om dies wille niet gehaat, het dagelykse uitzien, begeeren en zuchten des gemoeds is geen slange, maar de vals zuchtigheid des ouden Adams in vlees en bloed, en de uitwerking van de macht der duisternis in de verdorve menschelyke eigenschap, midsgaders het inwerpen des duivels, dat zyn de gehaate of haatelyke adderen en slange, by welke wy te weeten {==304==} {>>pagina-aanduiding<<} de zucht ten goede gevangen leggen, God erbarme zich over ons, daar wy geboeit en gekluistert zyn, zo wy dan weeten dat de Allerhoogsten onze Vriend is, zo hoopen wy met fondament op hem. Ja hy is onze Vriend, die zyn armen der liefde den gantsen dag uitstrekt na onze verlossing en eeuwig heil, hy zal het eindeling wel maaken, op dat wy door zyne genade hem eeuwig pryzen en looven, en omhelzen in eeuwigheid, laat ons getroost zyn langs onzen Pelgrims weg, en blyven in 't zuchten en aanhangen, of wy schoon in ons zelven elendig zyn, de gezonde zyt de Heere, hebben de Medicyn-meester niet van nooden, dat wy op aarden maar vreemdelingen mogen blyven, en onze herten niet neder zinken en tabernakelen maaken, in het wereldse vreemde land, om by den weg te bouwen, maar dat ze blyven woonen by God, en wandelen in den hemel, met de opgeheven zucht, lust, liefde en begeerte, daar toe bevestige en brenge ons gezamentlyk de lieve God, met alle reisgenooten, die haar aangezicht na 't Zalige Vaderland gewend hebben, door zyn Heiligen Geest, op dat wy eerlange met malkander komen te bezitten, alle dat geene, om welks wille wy alhier in de vreemdelingschap vrienden zyn. En al is 't beminde Zuster, dat wy lichaamelyk weinig malkander komen te ontmoeten, te zien, en te spreeken, daar is zo veel niet aan gelegen, de leden der Christelyke Kerk, zyn overal breed en wyd verspreid, dat elk by zich zelven zyn {==305==} {>>pagina-aanduiding<<} zaak maar behertigd, en wy dat zelve van malkander mogen denken, met een aangedenken konnen zich Broeders en Zusters ook verheugen, betrachtende de gelukzalige weg, die deze en geene onzer bekende betreeden, gereekent tegen de gemeene trein en landstraat des werelds, wy hoopen doch in het voorgenomen roozen en leliëndal te zaamen te komen, en eeuwig vrolyk te zyn, in het overdenken van de broederlyke uitgaande Goddelyke zucht, zo dunkt my dat God noch wel een schoone heerlyke en groote gemeente, en heilige Kerk op aarden heeft, bestaande uit alle die hertelyk tot hem gekeerd zyn onder alle volken en geslachten, en dan ziet het 'er noch zo mizerabel niet uit, als het anders wel lykt, door een al te naauwe bepaaling, God zegene deze zyn H: Kerk en Gemeente, daar alle haar ledemaaten in steden en dorpen, gewesten en eilanden, in hoekjes en winkels waar ze zyn, en U L. en ons arme Pelgrims te zaamen, tot een behouden overkomst door dit vreemde, tot dat eigentlyke vaderlyke huis, door Jezus Christus de Heere der heerlykheid, welke U E. zy tot troost en verquikking, tot een allerliefste Vriend en eeuwige Bruidegom, vaart wel in zyne liefde, en weest vriendelyk gegroet van U E. Toegeneege Vriend en Broeder in de Zalige hoop. {==306==} {>>pagina-aanduiding<<} CXI. Brief. Krachtige vertroosting aan een kleinmoedige. Emanuël. Beminde Zuster, U L. schryvens van den 24. Maart, is my wel geworden, en heb dezelve met aangenaamheid geleezen, en my verblyd in uw uitgestrekte liefde tot de Allerhoogsten, uw antwoord genoegt my bezonder, en dat ik zie dat gy door geen wereldse en tydelyke consideratien hier toe getreeden zyt, en de liefde Jezus in uw herte boven dryft, wyl het dan nu zo is, zo wens ik U L. de zegen des Allerhoogsten, om U L. te geeven dat beste en zaligste, en een onwankelbaar gestadig aanhangen Gods, in Jezus Christus de Beminde der Ziele, dat die zelve de liefste zy en blyve, en dat hooge voorwerp van de uitgangen des herten, gelyk ik dan zulke begeerte uwer ziele speure, tot verheugelykheid, want wy zyn reisgenooten na een en het zelve gelukzalige Vaderland, zyt dan getroost van de minnelyke Jezus, en treed dan door alle gevallen hem achter na, dewyl gy niet uit aardse inzichten uw zaak aanvaard, staat ze des te schoonder, en de vriendelyke God in Jezus laat ze u ten goede gedyen, zyn hand geleide u aan 't einde der woestyn, laat {==307==} {>>pagina-aanduiding<<} ons dan vorder wel gemoed zyn, de hoogste kend het herte, en hem ontmoet deszelfs uitgaande begeerte, hy is de vriendelyke zonne der Godheid, die dit bloempje wil optrekken, en gelyk het spruitje met zyn dryvende lust zich hemelwaarts verheft, zo verheft zich de zuchtende zielen geest, uit alle kommer en slommer die buiten en binnen haar is, als een aarde en onreine mest, in welke zy als gewortelt staat, zy verheft zich met haaren uitdringende zucht, na de zonne der waarheid en dauw des levens, laat ons dan ô Zuster alzo blyven staan, en of wy ons met zwarte aarde omgeven vinden, evenwel gaan wy al zuchtende na boven, en breiden ons na den innerlyken hemel uit, is Jezus de vriendelykheid en eeuwige liefde niet onze Zonne, waarom zouden wy niet goeds moeds zyn? in hoope van een bloempje zyner genade te worden, en of het een betrokken lucht waar, evenwel is het aangezicht onzer beminnelyke Zon onveranderbaar, hy is de duistere en dreigende wolk niet, maar blyft die hy van alle eeuwigheid was, de allervriendelykste lieftaaligste liefde, daarom moet ons niemant ooit te zeer verschrikken, als of onze beminde verstoord was, God is een licht, en in hem is gants geen duisternis: laat ons dan altyd na dat Zalig Oosten zien, en hem met een vrymoedigheid aanhangen, want hy is ons geen verschrikkelyke Heer, maar in Jezus Christus een allerbeminnelykste Vader, in wiens uitgebreide armen, grypende na onze Zaligheid, wy onze toe- {==308==} {>>pagina-aanduiding<<} vlugt neemen, voor 't vervolg onzer vyanden, die om ons en in ons zyn, en of wy niet weeten wat wy voor hem zyn, zo weeten wy ons begeeren en imagineeren, onzen uitgaanden zuchtenden willen Geest, die zelve onttrekken wy de wereld en geeven die in hem, want in hem die onze eeuwige oorsprong is, willen wy zyn en blyven, wy willen 'er zyn, en hy wil 'er ons hebben, want daar toe heeft hy ons gemaakt, om ons met al wat hy in zalige volmaaktheid is, eeuwig te omhelzen, dat is zyn eeuwige lust en wille, en zo 't ook onze lust en wille is, wie zal ons scheiden, de vyanden mogen zeggen wat zy willen, de Allerhoogsten zegt, Wie in my gelooft zal niet sterven in der eeuwigheid? Heere Jezus in uwe handen beveelen wy onzen Geest! die handen die na onze Zaligheid grypen, die getekent zyn met het merk der uitneemende liefde; die geopende fonteine waaren, door welke de hoogste, diepste, wezentlyke liefde Gods uitvloeijende was, om dat het menschelyke leven versmachte, opende de lief hebber deze welbron der eeuwige verquikking, tot welke wy ons dan willen houden, en uit welke wy dan willen drinken, met de begeerende dorst der Ziele. Zo dan, laat ons wel gemoed dezen korten tyd des levens bewandelen, de Heere zy met U L. in dit en alles, U L. troost en verheuginge, de paarl en het kleinood uwer Ziele, Vriendin en Reisgenoot na 't Paradys, het is my ook zeer verheugelyk, dat onze Zuster N.N. de bemin- {==309==} {>>pagina-aanduiding<<} nelyke Bruidegom Jezus, in zyn eeuwige Godheid, noch meer neigd te omhelzen met haar zielen-begeerte. O hoe veel beminnelyker is hy dan! hoe veel schoonder is zyne Majesteit! en hoe veel grooter is het voorwerp daar wy op geweezen worden, om het zelve lief te hebben! onze Beminde moet God zyn, en wy begrypen den barmhertigen Vader in den lieffelyken Zoon, want zeide hy, gelooft gy niet dat de Vader in my is? en wie my gezien heeft, die heeft den Vader gezien, en ik en de Vader zyn een, hier zetten wy deszelfs begrypelykheid des vernufts achter aan, en opene ons geloovig herte tegen over dezen Koning der eeren, in wien de gantse volheid der Godheid woond, ja komt Heere Jezus, hier mede in zyn minnelyke liefde bevolen, tot een eeuwige bewaaringe, vaart wel in God. U E. Geneege Vriend en Broeder. CXII. Brief. Aan een beginnende tot aanmoediging ten goede, en waarschouwing voor 't gevaar. Jezus de Eeuwige Liefde Gods in ons. Hoewel het is dat wy in tegenwoordigheid niet veel ommegang met malkander hebben, noch {==310==} {>>pagina-aanduiding<<} tans, dewyl wy zyn in de wildernis of het dwaalhof van deze wereld, alwaar wy ons bevinden, uitgewikkelt of openbaar geworden, uit de verborgen eeuwige oorzaak, of wortel aller dingen, doch wegens den toegang der verderving, aan den eersten wortel der menschelyke levens eigenschap, bestaande in een staat van goed en quaad, binnen in ons zelven, en buiten in de verdorve, verkeerde en verwarde wereld, staan wy als ver van huis verdwaalde vreemdelingen, in een vreemd land, omzoekende en uitziende na een weg, om eenmaal te komen in het rechte Vaderland onzer oorspronkelykheid, ontdaan van de quaal des verderfs, en onaangeroert van onvolmaakte toevalligheden onzer wooninge; alwaar het eeuwig een, en het wonder aller wonderen alleen openbaar zy, in zyne loutere enkelheid, van licht en liefde, zonder eenige vermenging of invloed van de macht der duisternisse, welke zich heeft ingedrongen in deze tegenwoordige wooning der zichtbaare wereld, gelyk ook mede in ons. Dewyl wy, zeg ik, dan alzo in dezen staat neffens malkander staan, als spruitjes uit eenen wortel, of takken van eenen boom, begeerende eenderlei sap tot onzen wasdom, hoopende te zyn deeltjes, van die overal op aarde verstrooide of verdeelde gemeente Gods in de heilige naame Jezus, zo groet ik U L. vriendelyk in die zelve naam, van onzen Heiland en Zaligmaaker, de geopende bron der liefde en barmhertigheid, vloeijende uit het herte Gods, om te laaven de {==311==} {>>pagina-aanduiding<<} dorstende begeerte, van het eeuwige zielen-vuur der menschelyke eigenschap, om alzo te zyn een alvergenoegzaame weêrgaa, van het kreatuurlyke leven, dat God zich tot een gezelle geschapen heeft, met de benaaminge van zyn beeld, tot welk hoogwaarde eenige vereeniging, met het hoogfte goed wy genoodigt en verzocht worden, langs den weg die dwars afleid van de algemeene straat, daar geheele stroomen van bewandelaars langs heenen vloeijen; en wens U Lieden verder zegen op dien welverkoren weg, welke in dit leven wel smal is, maar zich eindeling uitstrekt in de eeuwige oneindige ruimte, en haare bewandelaars komt recht de naam van gelukkig toe, dewyl zy verkooren hebben den toegang tot de eeuwige welbron aller gelukzaligheden, het wonder van alle wonderen, met welke in deszelfs eeuwigen uitvloed, wy die ons hier te zaamen, wegens dat groote voorwerp, als vreemdelingen en doortrekkers achten, met malkander eeuwig hoopen te verblyden, ons vermeidende in dien Zaligen lusthof van den onophoudelyken vruchtdraagende en bloeijende Zomer des Heiligen Paradyses in die getemperde natuur, der volmaakte Engelse licht en liefde-wereld, en op deze hoope die wy met malkander, als nabestaande hebben, niet van wegens het bloed onzer voorouderen, maar van wegens de overeenstemming des gemoeds, in de naame Jezus onzen eenigen wortel, en ons gelyken heil uit zynen bloede, wens ik U L. de eeuwige Geboorte des Vaders, zyne {==312==} {>>pagina-aanduiding<<} liefde, genade en barmhertigheid Jezus de Zoone Gods, in uwe Ziele tot een eeuwig erfdeel, en tot een geleide door deze wereld, om behouden te komen aan dat gelukzalig einde, van de aflegginge dezes aardsen tabernakels, in 't welk wy bewolkt en overschaduwd zyn, ondertussen hoopende dat de verborgen mensch des herten, als een edel goud in dezen groven steen van 't uitwendige vlees en bloed gequeekt word, door haar gestadige zucht, in den verborgen, en nochtans overaltegenwoordigen grond, van welke gezegt word dat wy in hem leeven, ons beweegen en zyn, en wy alzo hoope hebben, van te wandelen in den hemel, op dat wy eindeling uit deze zichtbaare wereld verdwynende, in die onzichtbaare al vervullende goddelyke wereld mogen openbaar worden, en eeuwig staan voor zyn vriendelyke heiligheid, als een geopenbaart wonder, in zyne liefde ontsprongen, uit de eeuwige verborgentheid des eeuwigen eens, en alzo kinderlyk komen t'huis te vallen in de armen en zachten schoot van de eeuwige Moeder, onzer oorspronkelykheid, alwaar het schepsel zich beter zal laaven en verzaaden, uit de welbron, als den verkeerden honger nu doet aan de dropjes zyner uitgevloeide dingen dezer wereld, welke ons niet en moeten ophouden van de fontein, maar tot de zelve wyzen: gelyk wy ons dan ook over malkander verblyden, speurende den voorbygang des gemoeds, voorby de zienelyke dingen langs den weg dezes levens, en geduurige uitgestrektheid {==313==} {>>pagina-aanduiding<<} tot het onzienelyke, standvastige, onvergankelyke wezen, waar heenen zy, te weeten de vingeren der tegenwoordige dingen, ons wyzen, en wy hoopen, door de genade des Allerhoogsten, te zaamen in dat spoor ter eeuwiger welvaart te blyven, schoon dat wy 't rondzom ons heenen, aan veele zyden zien woelen en wurmen, op afgelegen wegen, welke gevalliger zyn voor den wilden aard van 't vlees, als dit smalle padje, vereissende een voorzichtigen wandel, want wat helpt een ruime ingang, die ons brengt in een benauwde engte, gelyk het visje zorgeloos in den fuik loopt: zynder niet veele spiegels, voor de oogen die zien willen, van gemoederen die zich in de wereld-stroom, door een ruime baan van welgevalligheden hadden ingevoert, tot een engte van groote benauwtheden, als wanneer de grypende hand des doods haar na het leven dong, daar zy hem niet en kosten ontkomen uit de fuik van het sterfbed, en wat schaad de engte die ons belooft te brengen in een oneindige ruimte? met zoetigheid komt het my dikmaals in de gedachten als een liefelyke nageur van het spoor, door welke onlangs onze Vriendin N: N: is heen gegaan, die meest haar weg met kommer passeerde, maar voor de poort des doods groote ruimte vond, in een welgemoedheid, diergelyke schoone bakens meer noodigen ons, daar de voorgenoemde schepen op strand ons waarschouwen; hoe noodig een bezigheid, en hoe profytelyk een Koopmanschap zal het geweest zyn, door welke wy {==314==} {>>pagina-aanduiding<<} mogten verkreegen en opgeleid hebben een gerust gemoed. Hoe zouden wy dit betrachtende, haar dan navolgen tot de dingen die eindeling in de weg leggen, en ondertussen het gemoed verwerren en verstrooijen, ophouden en verduisteren, de zorgvuldigheden dezes levens, en de verleidinge des rykdoms verstikken het zaad, zegt ons de eeuwige wysheid, door de gezegende mond van Jezus Christus de Zoone Gods; welke ruimte eist in het herte, ons leerende de verloochening der zienelyke dingen, die met haare grovigheid, als zwarte modder-aarde het water des gemoeds onklaar en tot een modder maaken, nochtans schynen deze twee genoemde dingen, te weeten zorgvuldigheid des levens, en verleiding des rykdoms, de wereld te vervullen, doch die door de genade Gods daar een geloovig begrip heeft van een waardiger, laat het onwaardiger zakken: hoewel het koper schoon glinsterende in het oog scheen, en ook in zyn gestalte dienstig tot gebruik was, evenwel zouw het na de schranderheid der natuur, een groote onbedachtzaamheid zyn, door achteloosheid het niet te willen overgeven voor een hoogwaardig goud, welke wyze keur ik dan ook hoope dat gy zult blyven doen, en dat wy te zaamen als reisgenooten onze korte weg van Pelgrimagie mogen blyven bewandelen, ons van dag tot dag door de hoope in het vaste geloove verblydende, over dat groote voorwerp dat wy met malkander betrachten, om welks wille wy, die anderzints malkander vreemd zou- {==315==} {>>pagina-aanduiding<<} den zyn, nabestaande Vrienden zyn, tot dat wy na dezen gelukkig over gekomen zyn, in de wereld der geopenbaarde liefde Gods, ons met malkander hoog verheugen, en dat wy menschen die malkander hier in dit jammerdal ontmoeten en begroeten, doch immer mogten vinden in dat volmaakte Ryk der heerlykheid Gods, daar toe helpe ons de Allerhoogsten, en daar toe schikke zich ons gemoed als een vat der ontfangbaarheid. Vaart wel in de Liefde Gods, en neemt dit myn schryven, tot een teeken en onderhouding van vriendschap, welke wy hoopen dat eeuwig duuren zal, als zynde kinderen van een Huis, en eenen Vader, by welke de te zaamenwooning zeer vreedzaam, verheugelyk, en van alles bezorgd zal zyn, groot en overgroot is deze verwachting. U E. Toegeneege Vriend en Broeder. CXIII. Brief. Ernstige aanspooringe. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Broeder en Zuster, Weest vriendelyk gegroet, de Heere versterke u te zaamen op den goeden weg, welke afgaan- {==316==} {>>pagina-aanduiding<<} de van het land der idele vergankelykheid, zich strekt tot een gewest van eeuwige vrede en vreugde, in een vol bezit der wezentlyke dingen, van welke de aangenaamheden dezer wereld voorbygaande schaduwe zyn, en dit bezit ten einde van de korte levens weg, is het rechte doelwit waar op de menschelyke zinnen geduurig hoorden aan te loopen, voor en boven alle zyne bedryven en voorneemens, als zynde een voorwerp waar aan zyn levens gestalte, welke een eeuwige wortel in de onzienelyke wereld hebben, het meest gelegen leid, en 't welk waardig te behertigen is in den goeden aangenaamen, gouden ja diamanten tyd der gezonde dagen, om namaals niet overvallen te worden, met spyt van tyd verquistinge, in laager voorwerpsels als God is, gelyk wy tot onzer leeringe en bespiegelinge zulke voorbeelden hebben, menschen die op haar ziekbed wensen haar tyd te herhaalen, in voorneemen om die gewigtigste zaak beter te behertigen als zy gedaan hebben, wel voelende dat de minder bedryven geen vleugelen zyn, om haar te draagen tot God, het eenige eeuwige goed, 't welk in haaren opkomst, doch meest achter de wolk, van de geest dezer wereld wederom verdwynd, wanneer het neergeslagen vlees, wederom zyn hoofd in gezonde dagen opsteekt, maar nu by goede gezonde dagen is het onze tyd, om ons aangeboden geluk te achtervolgen, en voor het zelve als zynde een kostelyke schat, de kas van ons gemoed op te ruimen en te ontprul- {==317==} {>>pagina-aanduiding<<} len, van de vergankelyke dingen dezer tyd, volgens den wyzen en ons ter Zaligheid dienende raad, van den mond der waarheid en eeuwige wysheid Jezus Christus, onzen Koning, Voorganger, en wegwyzer, wiens Koningryk niet van deze wereld was, en ons die zyn onderdaanen en navolgers willen zyn roept, uit deze zienelyke tot de onzienelyke wereld, om aldaar in zyne liefde te schuilen, voor alle ongelukzaligheid in eeuwige onveranderlyke vrede en vreugde, een welstand zo groot en gewigtig, ja boven alle dingen zo noodzaakelyk dat zy 't waardig is, om de wereld met haar voorbygaande begeerlykheid te verloochenen, welke doch onder haaren kommer en slommer van zo korten duur is, als wanneer zy het lichaam in het stof werpt, en het naar gebeente doet omzwerven, terwyl de bewoonder van het zelve vervallen en verbrooken huis, zynde den menschelyken geest, is heen gevaaren daar ze blyven kon, wie weet waar? Maar in tegendeel die het onzichtbaare oorspronkelyke Goddelyke wezen tot haar voorwerp hebben, word door de kortheid en snelle voorbygang des tyds niet ontvoerd of ontdraagen, dan een lastig pak des kommerlyken onvolmaakten levens, en 't is haar geluk dat de menschelyke levens tyd van zo korten duur zynde, en deze zichtbaare wereld in welke zy vreemdelingen zyn, zo haast van haar voorby doet gaan, en den geest ontbind of uitlaat van de gevangenis des duisteren lichaams, op dat zy in de vrye lucht van de ruime eeuwigheid haar {==318==} {>>pagina-aanduiding<<} adem haald, met zich neemende haar bewerkte schat die zy in 't gemoed vergaderd en beslooten had, in deze wereld achter haar laatende een lieffelyken reuk en gulden spoor haares wegs, en heenevaarts voor haarer medegenooten, die ook op dat zelve doelwit oogen, hier mede den Heere in zyn genade bevolen. Komt eens en onderhoud de vriendschap, de eeuwige vriendschap zal zo liefelyk zyn, ten opzicht van die maaken wy tydelyke vriendschap, malkander vindende onderweeg, daar wy gaande zyn na de gelukzalige eeuwigheid, zyt vriendelyk gegroet in de naame Jezus. U L. Vriend en Broeder. CXIV. Brief. Aan een Vriendin over 't geluk van haars Mans toekeering tot God, het Eenige goed. Jezus zy onze Beminde. Vriendin en Zuster, Een vriendelyke groetenis, en wens van eeuwig heil, wie is niet gaarn gelukkig onder de menschen kinderen, immers is dat het waardeeren en begeeren, maar welke zyn de gelukkige? {==319==} {>>pagina-aanduiding<<} zulke die in hooge verheventheid gezeten zyn? Koningen, Vorsten, Prinsen, en diergelyke, of ook wel bezitters van geld en goed, of die goede gelegentheid hebben om zulks te verkrygen? ô neen! dat zyn de gelukkige niet, maar dit zyn ze die door Gods genade ontwaaken, uit de dommelachtige slaap en droom der idelheid in de Geest dezer wereld; haare oogen opdoen en om haar zien waar dat ze zyn, namentlyk, in een vreemd land, van waar ze eerlange door den dood zoude verdreeven worden, en daarom wel bedacht en wyselyk haar opmaaken, om te gaan vinden God haar waare Vader, en eeuwige Vaderland, dat zyn de gelukkige, om dat ze de gulde tyd, terwyl de deuren des Hemels open staan, niet slaapen en sluimeren in beuzelachtige haast verdwynende idelheden. Hoe gelukkig was (na de wereld te reekenen) een Vrouw, wiens Man een Koningryk ten deel viel, want zo doende was zy Koninginne, gelyk dan ook andersins het welvaaren, en de gelukkige toevallen, komende op een van twee getrouwde, haar alle beide gelukkig maakt: maar hoe gelukkig is zy of hy, wiens weêrga zich van herten tot God keerd, om te worden een hemels Koning! Is 'er ook een Scepter of Kroon op aarden die daar by is te vergelyken? zouw de nevensgaande zich dan scheiden of onthouden, en zich niet mede inlaaten tot een deelgenoot van dat allerheerlykste Koninglyke deel, dat was te jammer, en geen welbedachte zin, wie is 'er onder de wereldsge- {==320==} {>>pagina-aanduiding<<} zinde, die niet begeert te deelen in de toevallende erfenis zyns weêrgaas? die God zoeken en beminnen zyn erfgenamen van de hemelfe goederen, om in gelukzaligheid te leeven eeuwig zonder einde: en zulken Godzoeker en beminder, is zyn weêrga een geduurige Spiegel en stadige Boet-bazuin, tot trekking en overtuiging, noch tot overvloed, nevens alle middelen die de Hoogste gegeeven heeft, om ons verdoolde menschen van ons verderf, armoede en elende te zoeken tot een eeuwige gelukzaligheid. En een van deze gelukkige zyt gy geworden, die de Allerhoogsten zodanigen spiegel heeft voorgestelt, door den ernstigen toekeer uwes Mans tot God het hoogste goed, nu prospereert hy, nu wint hy, nu gaan zyn zaaken wel, nu vergaderd hy schatten, nu hebt gy een rechtzinnig Man, en of het de wereld niet begrypt die den uiterlyken rok voor het wezen houden, daar leid niet aan gelegen, het is na den raad van een wys Man, welke is Jezus Christus de eeuwige wysheid Gods, aan 's levens einde in 't uurtje van de bittere dood, dan komt de verborgen schat des herten, daar men onderwegen genoegelyk van geteert heeft, eerst recht te pas, en dan is zy ook waardiger in de oogen van anderen, als by gezonde dagen, en men wil met de Godvruchtige wel sterven, ondertussen is 'er geen beter leven op aarden als God lief te hebben, want dat gemoed gaat altyd zwanger met 't hoogste voorwerp. Wat is zo kostelyk als God? zyn ze dan geen wyze luiden, die onder veele dingen {==321==} {>>pagina-aanduiding<<} het beste weeten uit te kiezen, en een haast voorby gaande levens lust, die voor de hand leid, versmaadelyk van zich schuiven, voorzichtig ziende op een goed, dat wel verder heen schynd, maar dat standvastig en eeuwigduurend is, wat is dan de tyd tussen dit en de Koninglyke erffenis, die de Godvruchtige aanstaande is? is 't niet dat men de bedelaars kleederen maar uittrekke, om het hemelse kleed te ontfangen? of zouw ons dat noch al te moeijelyk en te langduurig zyn? de Hoogste geeve ons beter bedachtzaamheid. Gelooft zy de Heere, en wy verblyden ons ô Zuster, dat de oogen uwes gemoeds, meerder open gaan als voorheene, om ook te deelen in het geluk van de gelukkige, zet op dezen weg uwe voeten maar toe, en laat ze achter na roepen die niet beter weeten, hier is 't goed, dit is 't spoor dat gy hebben moet, de rug na 't westen der zienelyke vergankelyke dingen, en het aangezicht na 't oosten van de eeuwige dageraad, der beminnelykheid Gods, hoe goet is de Hoogste, die ons zo vriendelyk verwekt en trekt, wat zullen wy doen mogt iemant zeggen, wy zyn vroome lieden en leeven in burgerlyke zedigheid? ja maar het moet ernst zyn, een rechtschape gevatte omgekeerde wille, uit de geest van deze wereld, in God, God moet de zaak zyn, het geduurige voorwerp des begeerens en imagineerens, het opgerichte doelwit, daar de zinnen en gedachten op loopen, en immers is hy het waardig, waar zouden wy ons herte beter besteeden als aan God, {==322==} {>>pagina-aanduiding<<} by wien wy eeuwig hoopen te leeven? de wereld gaat voorby met al het haare, en is te grof en te onedel dat zy het herte vervullen zoude, daar wy geroepen worden tot tempelen Gods des Allerhoogsten: hy hield zich gelukkig die een Engel mogt herbergen in zyn huis, maar hoe veel meerder is het God in zyn herte te draagen! wat kostelyke Juweel-koffer is deze, die zulken waardigen Paarl besluit, welke genaamt is Jezus Christus, de eeuwige liefde Gods, dat zyn ryke luiden, en of zy geringe scheenen voor de wereld, hoe noodig en billik is het dan, dat wy ons herten huis opruimen, en leedig van onnoodige rommeling maaken, voor de opperste Koning, die zich zo mildelyk aanbied om by ons te woonen, ja hy bied zich aan tot een eeuwige Beminde, dat wy dan als wyze en bedachte, de verkeerde genegentheden, en valse liefde van ons dryven, om die getrouwe liefhebber der Ziele, hertelyk te beminnen, en alzo verwachten een eeuwige Bruiloft van onuitspreekelyke vreugde, met de duizend maal duizende Speelgenooten der heilige Engelen en Zalige Zielen. Wel aan dan laat ons dit allergrootste geluk niet van de hand afwyzen, maar met moed en ernst aanvaarden, en treeden op dien Zaligen weg vry toe, het is maar om een klein poosje te doen, om een handje vol levens, gelyk wy dan voor oogen zien, hoe deze en geene af breeken, en van ons in deze wereld niet meer gezien worden, en eerlang zal het onze beurt zyn om van hier te scheiden, maar hoe gelukkig, {==323==} {>>pagina-aanduiding<<} zo wy het beste deel verkooren en gezocht hebben, om haar die voor heen gingen weder te vinden, tot eeuwige vreugde, by en in God, die grondelooze Zee aller volmaakte aangenaamheden, want hier toe heeft hy de mensche geschapen, op dat hy nevens hem eindeloos daar in leeven zouw, hier toe helpe ons den drie-eenigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, vaart wel in den Heere, groet U L. Man, U E. Goedgunstige Broeder. CXV. Brief. Over het Afsterven van twee Vrienden, en het gewigt dier zaake. Beminde en Waarde Broeder en Zuster, Weest vriendelyk gegroet en het beste gewenst, om eeuwig wel te vaaren, een voordeel dat wonderbaarlyk groot is, te weeten, dat de mensch voor andere schepselen, zulks kan bereiken, langs dien weg die hem van de wysheid zelfs is aangeweezen, van zynen Schepper en oorsprong, en nu staan wy te zaamen noch in die kostelyke tyd, welke ons tot dat einde vergund word, om wezentlyke dingen uit te rechten, op dat wy aan het einde geen hand vol wind gevan- {==324==} {>>pagina-aanduiding<<} gen hebben, ondertussen wandeld 'er zo nu en dan eens een uit deze wereld, in de eeuwigheid over, van ons reisgezelschap, gelyk ik onlangs ook aan U L. Broeder geschreeven heb van N.N. dat ik denk dat gy al zult gehoord hebben, en nu geef ik u den overgang van de vriend N.N. te kennen, na dat hy ons kort te vooren bezocht had, alzo scheiden wy van malkander, en zien malkander niet weêr in deze wereld, lieve Broeder hoe mooi is het te gedenken aan de stervende, waar van men een gevoelen heeft dat zy tot beter bezit over gaan, uit de mond van twee onzer bekende alhier, heeft men gehoord dat zy op haare krankbedde, 't gewigt der zaake noch hooger in zagen, en voorneemens waare by weder opkomst, de smalle weg die zy bewandeld hadden noch enger te betreeden, diergelyke men veel gehoord heeft, en dat alle zyn spiegels voor ons gezonden, om 'er ons voordeel mede te doen, ja dat groot voordeel, dat heil der zielen hiet, wat is doch dit arme vergankelyke leven, en hoe haast zullen wy deszelfs einde ook bereikt hebben, waarom zouw het ons dan ophouden van de hertelyke betrachting der eeuwige welvaart? nu is 't onze kostelyke tyd terwyl wy leeven en gezond zyn, om de banden te breeken en de knoopen los te maaken, die ons aan het vergankelyke gevangen houden, en ons licht verduisteren door haare grofheid, want de mond der waarheid heeft gezegt, De zorgvuldigheden dezer wereld, en de verleidinge des rykdoms, {==325==} {>>pagina-aanduiding<<} en de begeerlykheden omtrent de andere dingen inkomende, verstikken het woord, en het word onvruchtbaar: ô wat een waardigen en klaaren woord uit de onbedriegelyke en onfeilbaare mond. Nu beminde Vrienden, hoe weinig het tegenwoordige is, en hoe groot het toekomende, dat is ons bekend, en daarom moeten wy in het licht dat ons verscheenen is, den weg onzes heils bewandelen, ook hebben wy nu te zaamen noch meer als voorheen geleerd, hoe weinig een Pelgrim, die het nieuw Jeruzalem beoogd, hier onderweg behoeft, en dat wy niet behoeven, behoeft onze naasten, op dat hy ons een sport zy in den ladder ten hemel. Waarde Broeder die ik lief heb, en daar ik gaarn eeuwig vriendschap mede had, ik hoop dat wy te zaamen in goede hoope, en verwachting des heils dezen weg der vreemdelingschappen gelukkig zullen over brengen, het heugd my noch zeer wel uw openhertig en grondig spreeken: dat gy ontwyfelbaar wel wist en zag, waar de verkeerde knoop zat die in u los te maaken was: dit was in u tweede opgevatte iver, om te beloopen het eeuwige heil uwer Ziele, dat immers weezen moet, en dat gy niet weder los meende te laaten zakken, nu de Heere geeve zyn genade dat wy zaamen aanhouden elk in 't zyn, tot wegweering van 't geene ons in de weg leid, wyl wy noch leeven, en hebben schoone kans, het geluk leid voor onze deur, de Heere geeve verder zyn zegen over ons. U L. Vriend en Broeder. {==326==} {>>pagina-aanduiding<<} CXVI. Brief. Zegenwens op een nieuw ernstig voorneemen. Beminde Broeder en Zuster, Een vriendelyke groetenis en goede wens, om te mogen bewandelen den weg die voor de beste gekend word; namentlyk na de wille en 't welbehaagen Gods, langs welke hy ons weder roept, uit de doolinge en omzwervinge, in dit vreemde woeste, en zeer gevaarlyke land des werelds, op dat wy doch immers zoude komen tot het gewenste einde, daar de Schepper ons toe geschapen heeft, niet om alleen zulke wormen op aarden te zyn, maar om te be-erven dat eeuwige Engelse vreugde-leven, zonder kommer of verdriet, welke gunstige aanbiedinge van de milde hand Gods wy immers niet moeten verzuimen, maar ons heele herte daar op zetten, op dat wy daar toe komen mogen, en ons eeuwig verblyden in den hemel, en 't is ons aangenaam te verstaan, uw nieuw en ernstig voorneemen, om te bewandelen den smallen weg die derwaarts leid, waar over wy ons bezonder verblyden, en wensen U L. te zaamen daar toe de genadige zegen van den Allerhoogsten, die ons geduurig nood, op dat wy arme menschen doch immers komen mogen, tot het einde daar ons de Schepper toe {==327==} {>>pagina-aanduiding<<} geschapen heeft, en wy de kostelyken tyd die tot deze bereidinge behoord, niet versmooren in de vodderye, der vergankelyke idele onwaardige dingen, ons zo zeer bemoeijende en vervullende, met het geene dat diend, om deze onwaardige drekzak des sterfelyken lichaams te verzorgen, op dat dien Zielen vyand die de geest bezwaard, doch immers tot geen gebrek en mogt vervallen, welke onwaardige moeite en bekommering, veeltyds eerst gezien en bekend word, van die geene die zich voor de poorte des doods bevind, als die dan eerst recht bedenken, dat zy het noodigste werk vergeeten hebben, diergelyke spiegels zynder zo veele, dat-zy krachtige bakens voor ons behoorden te zyn, om niet meê op die laage wal te vervallen, met prykel van eeuwige schipbreuk, waar voor ons de genade des Heeren wil behoeden, deze wereld staat ons in de weg, tussen God en onze arme Ziele, en daarom word ons van de wysheid Gods zo ernstig en getrouwelyk geleerd, dezelve te haaten en te verlaaten, de Heere helpe ons alle tot wysheid en kracht, om zyn gezegende allerdierbaarste leven na te volgen, op dat wy immers wel uit mogen komen, wat is doch de wereld, en wat is doch dit idele vergankelyke leven, gelukkig is hy die zyn oogen geopent zyn; en die de leid-lyn gevat hebben, om ons te brengen uit het doolhof der wereld, die laaten dezelve niet los, op dat hy niet aan 't dwaalen raakt, want men ziet hoe zwaarlyk, dat van zo een wereld vol menschen, {==328==} {>>pagina-aanduiding<<} een toegebragt kan worden, om de hand aan deze leidlyn te slaan, op dat hy uit het ellendige dwaal en doolhof mogt geraaken, alwaar de helse booze vyand in 't verborgen op hem loerd, derhalven zyn wy boven maaten gelukkig, en met groot voordeel verrykt die opene oogen hebben verkreegen van de genade Gods, om voort te gaan tot een gelukkig einde, en zo verre wy te zaamen zulks hebben, daar toe wensen wy de verdere zegen en genade van God den Heere door Jezus Christus onzen Zaligmaaker, weest hier mede fe zaamen vriendelyk gegroet, en alles goeds gewenst, wat dienen kan tot uw eeuwige welvaart. Uw gunstige en toegeneege Broeder. CXVII. Brief. Ernstige aanmoediging. Emanuël. Zeer Lieve en Waarde Broeder, Hoopende dat het noch wel zal zyn, wensen wy U L. de kracht en vriendelyke liefde Gods, tot wasdom van het boompje des Geloofs, de Heere hoopen wy zal alles zegenen, op dat wy standvastige voortgangers mogen zyn, en voor {==329==} {>>pagina-aanduiding<<} hem een welsmaakende vrucht worden uit den grond der liefden, lieve Broeder wy hebben malkander al een tyd lang gekend in deze wereld, en nu kennen wy malkander op een weg die wonderlyk is in 't oog van veele, maar wy weeten wat wy in dezelve zoeken, namentlyk, dat vriendelyke herte Gods, dat wy als ons kostelyk kleinood in onze herten zoeken te vergaaren en te bewaaren, welks heelzaame kracht wy wensen en begeeren in alle ziele tot een genezing ter eeuwiger gezontheid, of wy dan noch zo verkeerd schynen, God kend ons herte, en weet wat wy zoeken, wy zyn hier vreemde Gasten, wy zaaijen in 't onzienelyke, alwaar wy hoopen te maaijen en ons eeuwig te verblyden, vaart maar voort lieve Broeder in een ernstige wandel, hoe meer het onweer en de stormwind van buiten blaast, hoe meer zal zich het liefde-vuur Gods in onze ziele aansteeken, och! dat de liefde Gods doch valle in alle menschelyke herte. Gezegend moeten zy zyn alle die ons tegen spreeken, en met zyn eeuwige barmhertigheid overkleed, wy willen maar zegenen, en ons met liefde verweeren, en liefde zaaijen op hoop van eeuwige liefde te maaijen, zetten wy onze treeden maar voort, God hoopen wy zal ons in onze ziele sterken met kracht, en in zyn heilig herte verbergen tegen alle giftpylen des duivels, en straalen des werelds, het vlees en bloed van Jezus, zy U L. Spys en Drank, U L. Brood en Wyn, zyn Lichaam worde onze Ziele tot een lichaam, {==330==} {>>pagina-aanduiding<<} en zyn Geest worde onze adem-tocht, onze Beminde daar wy eeuwig meê hoopen verbonden te zyn in liefde, en eeuwig hoopen te looven, te danken, te eeren, en te omhelzen met alle krachten tot eeuwige Zaligheid, dat verleene ons God, nevens alle Zielen die in tyd en eeuwigheid zyn. Amen. CXVIII. Brief. Emanuël. Beminde Motje, De genade des Heeren zy over U L. met liefde en barmhertigheid, weest vriendelyk gegroet en bekend gemaakt, onze welstand door des Heeren genade; U L. schryvens, al een geruime tyd geleden, is ons wel geworden, en hebben daar uit verstaan, dat U L. ons voor aanstaande Mey noch eens dachte te komen bezoeken; En hoope als U L. ons bezoeken komt, u met blydschap te ontfangen, ondertussen hebt goede moed op den Pelgrims weg, en weest getroost door Gods genade, met de hoope van eeuwige ruste; hier hebben wy stryd, maar daar zullen wy vreden genieten, een Vrede zonder ophouden, deze tegenwoordige tyd is kort, en niet waardig dat wy onze zinnen daar in zetten, onze Koning Jezus Christus was een vreemd man op aarden, {==331==} {>>pagina-aanduiding<<} en riep ons uit deze wereld, in de Engelse wereld, het is ons beter hier vreemdelingen te zyn, en Borgers in den Hemel, naar het welk wy dan ook hoopen te trachten, op dat het ons een troost zy in de uure des doods, die niet na en laat tot ons te naderen, en wy en weeten niet wanneer, of hoe haast dat onze tyd voorby zal zyn, waarom zouden wy dan lang uitstel maaken, van te kiezen het beste deel, ons leven is maar eens op aarde, en dat ten einde zynde, konnen wy het niet noch eens herdoen. Och dat de menschen dat meer en eer bedachten, en lieten de zwaarte der Eeuwigheid, de schaale des gemoeds overhaalen. Lieve Motje, God hoop ik zal ons al te zaamen meer en meer ontsteeken in zyne liefde, om als getrouwe Discipelen hem na te volgen, in de heilige voetstappen van Christus, om gelukkiglyk te mogen komen aan het Zalig einde der Pelgrims weg, en als een gehoorzaam kind, te vallen in de armen van onze lieve hemelse Vader, daar wy dan voor eeuwig bewaard zullen zyn, en bevryd van alle stryd, onrust en vreeze, daar op hoopen wy, en zetten onzen weg in God voort, of het de wereld veracht, daar leid niet aan gelegen, God is onze wereld, Schat, Rykdom en Erfdeel, laat ons hem hoe langer hoe meer lief hebben en aanhangen, zo zal hy ons uit dit jammerdal aanneemen in zyn eeuwige wooning, daar wy al te zaamen in groote kinderlyke liefde voor hem zullen speelen, in onophoudelyke lof en dank, laat ons dan wel ge- {==332==} {>>pagina-aanduiding<<} moed zyn en niet suffen, naarstig in 't gebed en gestadig in 't aanhouden tot den einde toe; blyft in de genade des Heeren bevolen, met U Lieden Familie, die wy alle groeten. U L. Toegeneege Neef. CXIX. Brief. Emanuël. Beminde Motje, Den laatsten geschreven door N.N. is ons wel geworden, waar uit wy verstonden het afsterven van U Lieden oudste Zoon N.N., die wy wensen genade en Zaligheid, door het bloed van Christus. Met ons menschen kinderen is het al het einde de dood, waarom zouden wy dan ons hert in deze wereld verdiepen, daar wy maar vreemde gasten zyn, wy konnen uit deze wereld niet meê neemen als de Rykdom en Schat die wy door de Deugd in onze Ziele vergadert hebben, die kan ons de dood niet berooven, daarom doen ze wyselyk die God zoeken, tot haar deel en erf-goed. Och dat de menschen toch overwogen de idelheid en nietigheid des tydelyken levens, en zochten haar Schepper die de fonteine van alle heil is, ja hy {==333==} {>>pagina-aanduiding<<} zelver is dat groote Heil, dat zich aanbied aan alle Zielen, laat ons hem hertelyk lief hebben, en aanhangen als onzen rechten Vader, zo zal zyn genade ons voeren in de eeuwige ruste, van 't gelukkige Vaderland, daar wy wel wensten te vinden veele, die voor ons uit deze wereld zyn verhuist, ondertussen laat ons de hoope niet weg werpen, maar haar dagelyks opdraagen in de grondelooze barmhertigheid Gods, hoopende de vruchten daar van te zien in het ander leven, ondertussen wens ik U L. de genade Gods, en zyn barmhertigheid over U L. gantse geslachten, laat ons vlytig by God aanhouden, en zyn liefde begeeren over alle menschen, laat ons veel bidden, om na den inwendigen Mensch uit God gespyst te worden, tot kracht en wasdom, om voor hem te leeven hier in der tyd, en stervende in hem te verzinken, tot eeuwiger Zaligheid: ô hoe zullen wy ons dan verheugen, dat wy de wereld niet gediend hebben, laat ons in God wel gemoed zyn, het is hier noch maar een kleine tyd, welke ik hoope dat wy met gelaatenheid zullen afwachten, ondertussen onze lampen bereidende, om den Bruidegom te ontmoeten, laat ons altyd om den Bruidegom Jezus denken, en al onze zinnen in hem stellen, want hy alleen is ons geluk en eeuwig heil, zo wy hem gewinnen, zo zal onze tyd wel besteed zyn, en 't zal ons beter komen, als veel geld en goed, of voorspoed dezer wereld, laat ons dan maar voort gaan in goede hoope, en zyt ondertussen aan de genade {==334==} {>>pagina-aanduiding<<} en in de liefde Gods bevolen met de uwe, hier mede zyt hertelyk met U L. familie gegroet, en in de genade Gods bevolen, wy groeten U L. te zaamen, en U L. familie. U L. Goedgunstige toegeneegen Neef. CXX. Brief. Beminde Couzyn, Naar groetenisse, als een goede wens, tot geluk en welstand, bestaande in een aandachtig Godvruchtig leven ter Eeuwiger gelukzaligheid, onze Ziele, welke een onoplosselyke knoop van leven uit de eeuwige geestelyke natuur is, boven al noodig, om te bereiken het einde, daar God zyn schepsel toe geschikt heeft, het welke is een eeuwig wel zyn, in hem en alle zyne goeden, en niet uit den haast voorby gaande droom dezes levens, door den dood te ontwaaken, in naare vreemdelingschap, armoede en elende. Zo weet dat U L. Moeder, alhier wel is aangekomen, en noch wel te pas is, was ook van voorneemen Dingsdag, of ten langsten Woensdag, wederom van hier te vertrekken, doch de vrienden hebben haar overreed, om noch eenige dagen langer te blyven, de Reis is wat groot, en het kost voor 't laatste zyn, want wy scheiden alle den eenen na den anderen van deze wereld, en alles valt af als een bloem die niet meer gezien {==335==} {>>pagina-aanduiding<<} word, kostelyk is 't zyn hoop en betrouwen te hebben op die andere onzienelyke, eeuwige, Engelse, Goddelyke Wereld, des Eeuwigen lichts, en in dit ons leven zynde, als door een vreemd land daar na toe reizende, dat zal een vrede en vreugdenland zyn van aangenaame te zaamen wooning, der geene die wyselyk het beste hebben uitverkooren, en haar herte de idelheid ontrekkende, hebben gestelt op het waare wezen, van het welke deze zienlyke dingen een voorby gaande schaduwe zyn. De Heere helpe, dat wy onzen tyd des levens, daar toe waar neemen, daar ons het licht klaar schynt, en den weg open legt, dat het ons doch mogt van herten ernst zyn, gelyk als het een ernstig werk, en allergrootste zaak is, dat wy ons doch tot den Heere gewennen, door een staadig aanhangen en geduurige imaginatie tot hem, al het aardse verdwynd, en wy naderen ons dood-bedde, hoe schoon is het te hoopen op een gelukzalig einde, en afscheiden van deze wereld, na beter, om te vallen in de eeuwige armen der liefde en barmhertigheid Gods, dit doe zynen Geest in ons gemoed weegen en gewigtig zyn. Hier toe wensen wy u en ons zelven de zegen der genade en liefde Gods, om ons te bereiden tot erfgenooten van de eeuwige Zaligheid, welks gewigte in onze gemoederen altyd zwaar behoorde te weegen boven alle dingen, want alle dingen zyn vergankelyk, maar de schat der weder geboorte in alle deugden, blyft in der eeuwigheid, op welke wy ons herte moe- {==336==} {>>pagina-aanduiding<<} ten zetten, want wy zyn eeuwige kreatuuren, en de dingen dezes tyds kunnen ons niet verzadigen of genoegen. Al het aardse bedryf blyft leggen, en den mensch scheid 'er van, maar de goddelyke zucht is een zaad tot eeuwige vrucht, de Heere begenadige ons dan om zulks altyd te betrachten, op dat het licht ter gelukzaligheid ons niet te vergeefs mogt schynen, maar wy, terwyl wy het hebben, daar ook met vlyt in wandelen mogen, om een gelukkige en welverkooren weg te gaan. Vaart wel tot Zaligheid, de groetenis van U L. Moeder. U L. Zaligheid wensende Neef. CXXI. Brief. Beminde Neef, Na dat U L. van ons waart weg gegaan, ben ik genegen geweest, U Lieden nochmaals op deze wyze vriendelyk te groeten, met een wens van alles goeds, bewogen zynde, door onze zo zeer korte afscheid, terwyle wy ontrent niet een woord gesproken hebben, van de hoogwigtigste zaak, alzo wy malkander nabestaande zyn, wegens den bloede, en wegens de eenige hand die ons geschapen heeft, en passeeren moeten zo gevaarlyken weg, als dit tegenwoordige leven door het jammerdal dezer wereld is, en het {==337==} {>>pagina-aanduiding<<} ook licht konde zyn, dat wy malkander niet weder ontmoeten, in de vreemdelingschap op aarde. Het zyn nu veele jaaren geleeden in U Lieden jeugd, dat wy te zaamen van deze betrachting, (om te bereiken het Eeuwige Goed) handelden, sedert dien tyd is 'er veel waters ten dale geloopen, en alles wat zich ondertussen toe gedraagen heeft is weg, als een droom en schaduwe, gelyk ook doe gy ons laatst buiten bezocht, uit een bekommerd en geperst gemoed, wegens deze allergrootste aangelegentheid van den welstand der zielen, tegens my gehandeld en uitgeboezemt heeft. En tot nu toe leeven wy noch om de schoone kans van eeuwige welvaart, waar te neemen, en ons daar van niet te laaten diverteeren, door de vergankelyke droomen van veelerleie afhoudinge, en wel gevalligheden der natuur, want eindeling zullen wy alleen door den weg des doods, van deze tot een andere wereld moeten ingaan, zonder vergezelschapt of begeleid te worden, van de maatschappy, die zich in de dagen der gezondheid en des welzyns, als een gevallige vriendschap heeft vertoont, en bequaam is om de ziele (door tyd korting,) van de rechte bedenkelykheid op te houden, van de hertelyke betrachting, hoe wy zalig zullen eindigen. Want in den tyd van nood en dood, keeren zich de gezellen om, met de rug na de heenvaarende, hy mag blyven waar hy kan, en met het aangezicht tot de leevende, die noch wel gemoed zyn in deze wereld. {==338==} {>>pagina-aanduiding<<} Daarom is het best onzen ommegang en vriendschap te houden by God, en die Goddelyk gezind zyn, op dat wy eindeling wel gemoed, dezen (haast aanstaanden) overgang, uit de Tyd in de Eeuwigheid, mogten aanvaarden; en alzo hier wel geweest zyn, wanneer wy onze Zielen, als een buit daar af bragten, uit zo veele gevaaren. Dit wens ik U Lieden als myn nabestaande bloedvriend, wegens onze Voorouders, en als een broeder wegens de eerste wortel des menschelyken booms Adam, en als een mede-schepsel van dat eenige Eeuwige Wonder dat God is, op dat wy t'zaam ons Eeuwig voor Hem mogen verblyden, met veele die voor ons geweest zyn, die wy gekend, en die wy niet gekend hebben, de Heere help, het is nu onze tyd, en wy zullender haast geweest zyn, ja zeer haast, alles zal droom en wind zyn, behalven de zoeking Gods, dat is de blyfelyke schat die mede van hier over gaat, laat ons daar na grypen, laat ons die vast houden, den weg weeten wy om te gaan na dit geluk, en U L. weet, (door de bevindelykheid in de Chimi,) dat het grove Corpus moet verbroken werden, zal men bekomen de edele geest van suptile kracht, alzo getuigen de heilige wyzen, dat uit den ondergang en verbreeking van den verdorven natuur, in zyn lust, rust en welbehaagen, de deugd en kracht des Geestes moet te voorschyn komen en gevonden werden; dies is het hoognoodig zulks in 't werk te stellen, op dat het grove en suptile niet vruchteloos, en {==339==} {>>pagina-aanduiding<<} onnut in malkander vermengd blyft; De Heere hoop ik zal ons te zaamen helpen, om liever hier voor een korten tyd het welgevallen van het vlees te derven, en namaals eeuwig zonder einde, de rust en lust voor den geest by God, te erven. Dit is dan alzo noch een nabezoek, uit vriendschap door toegenegentheid aan U Lieden, nevens een hertelyke vriendelyke groetenis, en goede wens van den Heere, tot bevordering van U L. Eeuwige welvaard. Van my, U L. Gunstige en Heilwensende Vriend en Neef. CXXII. Brief. Beminde Neef, U L. schryvens van den 29. September is my wel geworden, en was my zo aangenaam, dat ik my geneegen vond, daar kortelyk op te antwoorden, en U L. te bedanken voor de genomen moeiten, gelyk wy U L. ook zeer bedanken voor de vriendschap van de toegezondene salvolaad, wyders heb ik dan gezien, dat myn schriftelyke aanspraak, U L. niet onaangenaam geweest is, en ben verblyd geworden, verstaande dat 'er by U L. zelve bekommernissen en overwegende gedachten zyn, aangaande de zaak van iders hoogste aangelegentheid, de welstand der {==340==} {>>pagina-aanduiding<<} Zielen; hoopende dat het glimmende vonkje in 't gemoed, tot een vlammend vuur mag uitbreeken, en met zyn licht verdryven, de duisternissen die de zinnen bedwelmen, om het tydelyke de voortocht te laaten hebben boven het Eeuwige, dewyl wy al te zaamen genood zyn tot de Hemelse maaltyd, en het ons immers niet raadzaam of gevoegelyk zouw zyn, ons zelven te verontschuldigen, dat wy niet en konden komen wegens tydelyke belangen, gelyk de genoode gasten (in 't Evangelium) zeiden, zich beroepende op haar tydelyke zaaken; waar over de Heere zeide, dat zy zyn maaltyd niet en zouden smaaken, dewyl wy dan noch staan in de uitverkoore kostelyke van God vergunde tyd, om ons te keeren en te wenden (alzo wy noch niet onryp afgesneeden en zyn,) of te kiezen en te deelen, wat ons het gewigtigste en waardigste voorkomt, of de Schepper zelve, of de schepselen, zo is het boven alles hoognoodig, om haastelyk en zonder uitstel het beste deel te verkiezen, het wezen voor de schaduwe, wel weetende, dat een schyn der spyze, hoe klaar, schoon, aangenaam en welbehaagelyk, verschynende in een Spiegel, den honger niet verzadigen kan; alzo en kan de ziele haar niet verzadigen, aan al het Spiegelwerk dezer wereld, en des tegenwoordigen levens, welk maar een af hankelyke onwezentlyke schaduwe is, van het eeuwige blyfelyke, zelfstandige, en eenige dat den honger van de ziele vervullen kan: het welke wel toestemme- {==341==} {>>pagina-aanduiding<<} lyk is voor het licht des verstands, maar dat snel draaijende en omloopende Rad van den geest dezer wereld, verwerd en verstrooid geduurig onophoudelyk de zinnen, dat het gemoed niet tot een beseffelyke en welgemaatigde stilstaande beschouwing, der hoogste aangelegentheid komt; zo dat de goede opkomende gedachten (als gezanten Gods) verschooven werden, met een geduurige verdieverteering, in dit of in dat, door wereldse bedenkinge of uitwerkinge, en het schip des levens, aldus voor wind en stroom (de dryving der natuur) voort zeilende, zonder pylinge en andere bemoeijinge; eindeling, en onvoorziens een harde stoot en bons te verwachten heeft; gelyk de aloude ervaarentheid veel zulke wrakken, en bakens op den oever en strand van deze levens-tocht ziet, en dies te meer indrukbaare reden geeft aan andere, om diergelyken uitslag te myden. Alzo beminde Neef, hoop ik dat wy 't zullen aanstellen, om de strikken en het warnet, daar wy anderen in gevangen zien, te ontgaan, en ten laatsten, (zonder naberouw van groot verzuim, om niet waardige en verrotte dingen der verdwyninge) rechtzinnig in dit leven zyn geweest, om te komen tot dat einde, waar toe God zyn beeld geschapen heeft, dat is, de eeuwige Zaligheid; het leven in volkomen welzyn. Dit moeten wy in ons herte zo gewigtig maaken (gelyk deszelfs waardy in ons verstand klaar is) dat geenderlei winden, der wereldse dingen dat {==342==} {>>pagina-aanduiding<<} verwaaijen: want ten laatsten, worden alle de zaaken, (daar mede de mensch zich ophoud en verzuimd in dit tegenwoordige vergankelyke leven) maar bevonden als wind te zyn, die voorby gewaaid is, en laat zyn dienaar tot loon van alle moeiten, een leedige hand. Ik wens en hoop dan, dat de Heere U L. en ons, dit indrukbaar maake, dat wy te zaamen dit ons leven, gelukkig mogen voleindigen, en een oneindige vriendschap mogen hebben, in het bezit van 't rechte leven, waar van het tegenwoordige maar een schaduwe is. Het zal hier haast gedaan zyn, elk heeft hier zyn tyd van verschyninge en verdwyninge. En nu is het onze, onlangs zynder verscheidene van onze bekende gestorven, daar wy een goede nagedachten van kunnen hebben; hoe liefelyk is dat, in 't tegendeel van veele andere, die de wereld gediend hebben, en doch van het beminde hebben moeten scheiden. Och! wat is 't doch van den armen mensch, die na zo korten tyds wurming op aarden, weder in 't graft valt, en niets niet mede draagt van alles, waar in hy zich bemoeid heeft, zo dat hy vergat de noodzaakelyke toebereiding, om wel van deze na de andere wereld over te gaan! Maar hoe gelukkig is hy, indien hy zich in deze wereld voor een vreemdeling geacht heeft, en dieswegen zich zelven schikte na de onderwyzinge van de opperste wysheid, wandelende op die zelve wegen van Hem aangeweezen, om alzo te komen in zyne vriendschap, en van Hem ontfangen te worden {==343==} {>>pagina-aanduiding<<} in zyne woonstede, om dat daar zyn vergaderde schat was, en zyn herte voorheen al woonden, en alzo de wereld had verlaaten, eer zy hem verliet. Beminde Neef, deze regelen van vriendschap heeft U Lieden, door u schriftelyk weder antwoord opgewekt, om U L. toe te laaten komen, hoop dat het U L. niet verveelen en zal, en wens wyders, dat de Heere verder met zyn genade U L. by staa, dat de onrustigheid die U Lieden bevind mag doorwerken, om bevreediging te vinden door getrouwheid aan de overtuiginge van 't gemoed, en dat wy te zaamen eindeling mogen komen in een eeuwige welstand, tot een oneindige vriendschap. Hier mede groet ik U Lieden vriendelyk, en blyft den Heere in zyn hulpe bevolen. U L. Gunstige en Heilwensende Neef. CXXIII. Brief. Eeuwig Heil van den Heere. Beminde Neef, Zyt vriendelyk gegroet, en gewenst des Heeren zegen tot bevordering van geluk en welstand, raakende het hoofddeel van het menschelyke leven, namelyk den Eeuwigen wortel, zynde de Ziele, op dat dezelve mogte uitspruiten, {==344==} {>>pagina-aanduiding<<} en een gewas voort brengen, dat onverwelkelyk bleef, staande in de onzienelyke Goddelyke lichtwereld, tot een Beeld Gods, den heiligen Engelen gelyk, alzulk een wens, en alzulk eengeschieden, waare immers boven alle zaaken zeer van nooden, want alle bloemen dezer tyd hy zy zo schoon als ze wil, verwelkt, en valt af, en dat eerlange, zeer haastelyk. Jammer was het dan, dat het waardige Schepsel, begaaft met reden, zich aan zo geringen onwaardigheid zoude ophouden, om te verzuimen het vlytig toetreeden op den weg, welke zyn bewandelaars brengd, door de opene Poorte des Hemels, tot in het bezit van een eeuwig wel zyn, ja van een eeuwige vreugde, tot het einde daar de Hoogste zyn Schepsel toe geschapen heeft, gelyk als een geopende hand, in dewelke de Eeuwige Geever zyne gaaven en schatten der zaligheden geeven wil, die uit hem, als haaren eeuwigen oorsprong vloeijen, het was dan onachtzaam en onbedachtzaam dezen hand der zielse begeerte, staande voor dien milden Geever, toe te sluiten, of dezelve vervult te houden met stof der aarde, en alzo niet te konnen ontfangen het goud en de dierbaare Paarlen des Hemels: het is hier tyd dat elk uit zyn oogen zie, en dat elk met zyn ooren hoore, of het is dat de wereld schynt blind en doof te zyn; men volg de gemeene stroom niet na, elk zie op zyne aangelegentheid, want elk is het zyne zaak. Het is nu een goede tyd om zyn kans waar te neemen, van veel grooter ge- {==345==} {>>pagina-aanduiding<<} wigt, als die der Koopman, in de voorkomende gelegentheid, van goede of groote winst te doen. Nu in de goede gezonde dagen, nu is 't een goude ja een diamanten tyd, om dat 'er is te bekomen de Rykdom van het Eeuwige leven, een Zon zo helder, dat de Maan en de Sterren van de heerlykheid en begeerlykheid dezer wereld, daar voor bleek worden, en verdwynen. Dat wy dan niet getelt mogen worden onder de onachtzaame, die haar zelfs geluk verzuimd hebben, en in 't achter nazien bezeten worden, met een knaagende worm, van spyt en naberouw. Hier mede vaart wel, in de vreeze des Heeren, met te zaamen U L. Huisvrouw, die nevens U L. gegroet zy. U L. Toegeneegene Couzyn. CXXIV. Brief. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Motje, Weest vriendelyk gegroet, terwyl wy noch zaamen bewandelen den weg van dit tydelyke leven, welks einde wel haast te komen staat, waarom het boven alle dingen zeer noodig is, ons gemoed gekeerd te hebben tot de eeuwigduurende zaak, op dat wy uit deze, tot een beter staat {==346==} {>>pagina-aanduiding<<} mogen overgaan, met de aflegginge des sterfelyken lichaams; Een gewichte hoe groot, nochtans zo laffelyk en flaauw bedacht en betracht, van het meestendeel der Schepselen die redelyk verstand hebben, en haar andersins in 't beschik der vergankelyke dingen zeer voorzichtig en vlytig draagen, dierhalven hebben wy reden van blydschap, ziende den grooten Schat der beste keur, in 't behertigen der onzienelyke hemelse dingen, welk geluk ik hoope dat wy zullen nagaan, tot aan een zalige sterf-uur; daar zyn veranderingen in het leven des menschen, maar geene zo groot of wonderlyk, als den afscheid van Ziel en Lichaam, welke doch voor iders deur wacht, maar ô hoe gelukkig en liefelyk zal deze zyn, voor de geene die komen te vallen in de opene armen, van de Eeuwige barmhertigheid, en liefde des hemelsen Vaders, ingaande tot eeuwige ruste, ten einde van de vermoeijelyke wegen dezes levens; zo dan de genade des Heeren wil ons geleiden, elk in zyn land of plaats daar hy is, op dat wy in het Eeuwige Ryk der vrede en vreugde te zaamen komen, en ons Eeuwig met malkanderen verblyden; eenige tyd voor de overkomst, en het bezoek van U Lieden Zoon, zo is my U Lieden schryvens wel ter hand gekomen; Ik heb verstaan dat N.N. over denkt te komen, zo Motje nu geneegen was, was dit goede gelegentheid voor haar, om ons noch eens te bezoeken, terwyl wy noch zaamen in dit Pelgrims leven zyn, zo kan het noch geschieden, {==347==} {>>pagina-aanduiding<<} tot dat d'een of ander, van hier uit der tyd, in de Eeuwigheid is overgegaan, dan ontmoeten wy malkander niet meer in deze wereld, maar hoopen een volmaakter ontmoeting, in het land der Zaligen, by veele der verstorvene tot eeuwige blydschap, onder het gezelschap der heiligen, en lieve Engelen, in het bezit en genot van alle de goederen des Heeren, welke deuren open staan voor alle die het hertelyk begeeren, en daar door hertelyk betrachten, om te bewandelen de voorgeschreve wegen, welke de bewandelaar daar heenen brengen, op welke ons dan de Heere wil versterken en bewaaren, tot den einde toe: hier mede weest wederom vriendelyk gegroet, de genade des Heeren zy met U Lieden. U L. Goedgunstige Neef. CXXV. Brief. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Neef, Weest vriendelyk gegroet op den weg des tegenwoordigen levens, langs welke wy onvermydelyk gaan ter eeuwigheid, en dat spoedig met groote schreeden, alzo de snelle voortgang des tyds den eenen dag by den anderen af kort; om {==348==} {>>pagina-aanduiding<<} dan in die zelve Eeuwigheid, op een goede plaats uit te komen, is het boven al noodig te houden het spoor, dat ons voor gemaakt is door Jezus Christus, met de heilige voetslappen zyner gezegende leer en leven: ons afleidende van het mis-spoor der wereldse behaagelykheden, welks sierelyke bloempjes eerlange alle verwelkt en tot niet verdweenen zyn. Dat wy 'er dan ons herte op zetten, verachtende en verwerpende dat onwaardig is, tegen zo grooten goed als daar zy, God en het eeuwige leven. Gelyk U L. in zyn dagelykse oefening der scheiding, het grove om het eele, het lichamelyke om het geestelyke verbreekt, afscheid en verwerpt. Alzo eist de Hoogste, de scheidinge en het uittreksel van 't gemoedelyke, uit het lichaamelyke en natuurelyke. Zouden wy, die het hoofd-schepsel zyn, dan staan blyven voor de leerzaame dingen der natuur, zonder van haar voortgeweezen te worden, tot bevorderinge onzer eeuwiger welstand, ons vergaapende en ophoudende by 't geringste, dat zy verre. Maar terwyl zo grooten heil der gunstige aanbiedinge Gods voor onze deur staat, laat ze ons in noodigen en plaats maaken, uit den weg ruimende, dat vruchteloos zo kostelyk een plaats beslaat, als daar is ons herte, onze ziele, welke de wooninge Gods behoord te zyn. Die zelve ook de verzadigende spyze van haar is, daar haar anders geene dingen konnen verzadigen, of genoegen. Dat wy dan te zaamen na deze wysheid, om uit alles het beste te kiezen, {==349==} {>>pagina-aanduiding<<} mogen wandelen, daar toe helpe ons den geest des Allerhoogsten, in de heilige zoete naame Jezus, op dat wy het immers niet te laat bedenken mogten, nu is 't een aangenaame en bequaame tyd voor ons. Terwyle wy 'er zyn, en gezonde dagen hebben, om ons herte hertelyk aan God op te draagen, want in beter of getrouwer handen konnen wy 't immers nooit besteeden, onzen lieven Schepper, Vader en Zaligmaaker, zyn genade zy verder over U Lieden, om meer en meer de wereld, met haar onnoodig beslag en behaagelykheid te verlaaten, om meerder aan te hangen, het wezen waar van alle schaduwen dezer tegenwoordige dingen afhangen. Groot en overgroot is het geluk dat ons arme menschen beuren mag, jammer en over jammer, was de versloffing en schandelyke verzuiming des zelven, waar voor ik hoop en wens dat ons de genade des Allerhoogsten bewaaren zal. Hier mede dan beminde Neef, vaart wel na 't gemoed, tot geluk, ja eeuwige gelukzaligheid, en weest nochmaals met te zaamen U L. Huisvrouw gegroet. U L. Heilwensende Neef. {==350==} {>>pagina-aanduiding<<} CXXVI. Brief. Vertroosting. Beminde Vriend en Broeder, Alzo ik met liefde aan U L. denk, zo bezoek ik U E. op deze wyze met een vriendelyke hertelyke groetenis, en goede wens van des Heeren genade en bywooninge op U E. Pelgrimagie, dezelve geeve U L. moed en versterking tot een geduurige volharding op den smallen weg des levens, lieve medegezel na 't eeuwige Vaderland, al schynt de reis wat lang te duuren, het zal doch eens ten einde komen, wy moeten het geduld omvatten en in de hoop volharden, het geen wy verlaaten is niets dan vergankelyke idelheid, en het geene wy beoogen is onuitspreekelyk gewigtig, daarom hoopen wy ons van herte daar toegekeert te houden, de vriendin N.N. is hier een wyltje by ons geweest, zy gaat ook veel door lyden en stryden, maar het is om een eeuwige Kroon, en de jaaren gaan doch voorby, de rust zal dies te zoeter zyn, als wy eens te zaamen in onze lieve Vaders huis zo zeer blyde by malkander woonen, de dingen die ver heen schynen, komen eindeling naby en voor de hand, daar hoopen wy de hier begonnen vriendschap eeuwig te voltrekken, met alle de veel duizend zielen en heilige Engelen, als vreedzaame kinderen speelende en deelende, {==351==} {>>pagina-aanduiding<<} in alle de groote overvloeijende goederen van een zo grooten Vader als God is, die ons alle zo vriendelyk en genadelyk noodigt, en trekt uit dat ellendig jammerdal, tot die onnoemelyke erfenis zyns eeuwigen Koningryks, hier op oogen wy onder ons bedryf als het voornaamste doelwit, en hoopen in geduld te volharden, de Heere zy met U L. in het eenzaam land leeven, het is ons lief, dat gy aldaar noch zo veel lieve vrienden hebt tot een gezelschap op de Pelgrims weg, die van gelyken zin zyn, om het Zalige Vaderland te bereizen, zyt hier mede zaamen alles goeds gewenst tot eeuwige Zaligheid, en vriendelyk gegroet, nevens alle de Vrienden. U L. Gunstige Vriend en Broeder in de hoope van Eeuwige Zaligheid. CXXVII. Brief. Van de grootheid der roeping van een Christen. Eeuwig heil van den Heere. Beminde Vriendin en Zuster, U L. aangenaame schryvens is ons wel geworden, waar op deze diend om U L. wederom vriendelyk te groeten, en te wensen de zegen {==352==} {>>pagina-aanduiding<<} die gy aan ons wenst van de Allerhoogsten, die oorsprong is van alles wat gezien en bedacht kan worden, gelyk ook mede van ons, wy die uit die verborgen fontein als droppeltjes uitgevloeid en openbaar geworden zyn, en hier nu staan als een wonder uit het eeuwige wonder, ons zelve in den grond onbekend, hoe veel te meer onkundig aan onzen oorsprong, en alle zyn geopenbaarde wonderen, daar wy mede omgeeven zyn, van wegens onze blindgeborentheid, wegens den zwaaren toeval geschied in den eersten wortel, van welke wy spruiten zyn, en in onze gelukkige verlegentheid om en omzien, hoe wy weder mogte komen in onzen welbron, tot die staat, waar toe hy ons uit zyn diepten opgebragt heeft, namelyk, om te zyn een heilig en eeuwig wonder, in verwondering over het wonder dat hy is, van dezen en tot dezen, wensen wy malkander den zegen om gesterkt te zyn in den rechtzinnigen toekeer, en behouden te mogen weder komen, uit dit benevelde vreemde woeste landschap, daar wy gaan tasten, bestrooijende de weg met zuchten, doch wy willen het leid-seel der hoope in 't geschenk des geloofs, het geen de goedheid en genade des eenigen goeds ons in handen gegeeven heeft, vast houden en na volgen, om alzo bundeling by onzen Vader t'huis te komen, alwaar wy doch hoope hebben, dat wy zullen ziende worden in het licht der Zaligheid, om te aanschouwen en recht te kennen dat wonder dat God is, en ook zyn spruitje dat {==353==} {>>pagina-aanduiding<<} wy zyn, en de duizend maal duizenden nevens ons, en alzo in de lof en prys oneindig smaaken, hoe zoet dat God is: dit is ons overeenstemmend doelwit daar wy met malkander op oogen, waarom wy ook maatschappye hebben, en te zaamen als vreemdelingen dezer wereld, onze zeer uitneemende groot gewigtige reis zoeken te vervorderen, en daarom is 't ook lief en aangenaam, dat den eenen van den ander mag hooren zyne onvermoeitheid op den weg, of kloekmoedigheid en onaflaatentheid in vermoeidheid: want helaas! waar zouden wy arme Pelgrims anders uit of heen, de Heere zegene ons dan te zaamen, en houde ons by der hand, tot wy op die plaats zyn, daar wy te zaamen by God onzen lieven hemelsen Vader, in zyn allergewenste huis des vredens, en der volheid van alles, wat behaagelyk is voor 't leven der t'huis gekomen kinderen, van haar lange en kommerlyke omzwerving. O hoe aangenaam is het al hoopende te gedenken aan dat Vaderlyke huis, wy zyn wel met de meeste gescheiden op de reis, maar verwachten een onscheidelyk by een zyn, hier mede groet ik U E. als U E. broeder in de beminnelykste naame Jezus, en wens U E. het Zaligste. {==354==} {>>pagina-aanduiding<<} CXXVIII. Brief. Krachtige aanspooringe tot ernst. Beminde Broeder en Zuster, Zyt zaamen vriendelyk gegroet, en het goede gewenst, dat goede daar wy arme menschen toe geroepen zyn, en daar de Hoogste zo veel om gedaan heeft, dat wy het zouden erlangen, zich vernederende in den laagsten graad, waar in wy hem niet konnen gelyk worden, al gingen wy van een troon tot de bedelstaf, ten aanzien van de hoogte zyner staat, echter schoorvoet en spartelt de wederwillige natuur des bedelaars om den Koning des levens op zyn voetstappen te volgen, dat hy zoude haaten en verlaaten, dat weinig waardige dat in de wereld voor waardig geacht werd, in U L. laatste drukt gy uit van de nuttigheid des Kruises, daar van getuigen de heilige eenstemmig, ja roepen uit, en van 't contrarie omringen ons de exempelen, dat de arme mensch om een weinig je aardse voor wind, de streek van 't hemelse afwend, doch zo achteloos is hy niet in 't tegenwoordige, maar arbeid tegen wind en weer op, om het beoogde doelwit te bereiken, wy bevinden ons in deze wereld op een stroom daar men altyd roeijen moet, maar het voorwerp is het waard, voor de geene die {==355==} {>>pagina-aanduiding<<} ziet op het onzienelyke, en als met handen tast, dat het zienelyke hem niet gelukkig kan maaken, daarom is het een wegwerpelyke onwaardigheid, ja een idelheid die vleugelen heeft, en zelfs die geene die haar lief hebben, en gaarn vast hielden van onder de handen weg vliegt, dit is ons alle zonne-klaar, de Allerhoogsten geeft zynen zegen, dat wy mogen wandelen in het licht dat voor ons schynt, en wy eindeling mogen bereiken dat gelukzalig einde, waar toe ons de wysheid geschapen heeft, liever deze korten tyd des levens vastende aan het welbehaagen dezer wereld, om eeuwig vervuld te worden met de Goddelyke zoetigheden des hemelsen Bruilofts. En nu is het onze tyd en zaak om ons daar na te schikken, met het aan en inneemen van een korte bitterheid, gemaatigt door de hoop van een oneindige zoetheid, bitter is de deugd voor de natuur, dewyl zy een tegen-gift is van haar quaade levens-lust, nu ik hoop dat wy de wereld zullen verlaaten, eer zy ons verlaat, op dat zy in de uure des doods te laat mag komen, en de knoop der scheiding van ziel en lichaam alvorens mag los gemaakt zyn, door een dagelykse afkeering van het zienelyke, en toekeering tot het onzienelyke, de zaak is zo wonderbaarlyk groot, dat men zouw zeggen, zy trok de mensch geheel tot haar betrachting, onze tyd tot dat groote voordeel zal zeer kort zyn, en wy zullen de een na den ander van hier verdwynen, gelyk 't gegaan {==356==} {>>pagina-aanduiding<<} is met zo veele, die zich hier voor ons vertoond hebben, die alle leggen na 't zichtbaare deel in 't stof, en haar groot belang en uitwerksels zyn achter gebleeven, ik hoop dan dat wy zullen waarneemen en bekomen, het onnoemelyke goed der Zaligheid, en aller Zaligen liefelyk gezelschap, dat is de rechte woonstede der mensche, daar ik hoop dat wy malkander voor eeuwig zullen vinden, verblyve na hertelyke groetenis, U E. Vriend en Broeder. Einde. (a) Jezaias XLIV: 6. (b) Openb: I: 11. (c) Joan: X: 30. (d) XIV: 9. (a) Liefde. (b) Toorn. (a) Joan: XVI: 8.