Geestelyke brieven
(1714)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 156]
| |
pen te weiden, in de doorwaterde en grazige beemden van de liefde en genade Gods, gekomen zynde in die wereld, daar ik hoop dat wy zaamen heen trekken, terwyl wy malkander langs den weg ontmoet hebben, wel een weg van kommer en opmerking, maar ook een weg van aangenaame hoop, door het geloove te gemoed ziende, dat heerlyke einde. Sedert wy malkander kende, hoe veel Jaaren zynder al voorby gegaan, en hoe veel bekende uit het gezicht gekomen, maar hoe edel is het dierhalven, om ons heil niet te zetten op het vluchtige dezer tyd, maar dat onze verwachting is op het toekomende, na dat wy andere die voor ons waren, ook door het afleggen des zichtbaaren levens gevolgd zyn, welks uitersten ons onbekend is, of het noch ver dan of het naby zy, maar hoe dat is, wy hoopen ons te houden op den weg des Heeren, hem hertelyk aanhangende, zyn genade zy met ons, tot sterkte; hoe dierbaar is het te oogen op dat eeuwige onvergankelyke volmaakte wel zyn, dat zyne bezitters nooit of immermeer en zal begeeven noch ontzakken, gelyk als het welzyn dezer wereld doet, ten minste als de mensch komt voor de opengaande deuren des doods, dan ziet hy veeltyds een verzuim van beter dingen, als de geene daar hy zich sloffelyk meê opgehouden en vermiddelt heeft, deze al zyn onze voorwyzende vingeren, van den weg des algemeenen wereldsen levens, tot den welverkooren gezegenden | |
[pagina 157]
| |
heilweg der godvruchtigheid, en daar wy hier in het stof der aarde zitten, als wy 't ons errinnere wat 'er te gebeuren staat, en hoe wy ons te zaamen eens zullen vinden te zyn, in de wereld des eeuwigen lichts, in dat onberoerelyke ryk, die wooning van heilige liefde, dat gewest van bloeijende wonderen, die plaats van jubileerende vreugde, die zaamenwooning van aangenaam gezelschap, dat koor van overeenstemmende lof, die bruiloft-zaal van verzaadigende en laavende zoetigheid, en aan den stroom der uitvloeijende goede, den gemeenschap van den oorspronkelyke welbron aller wonderen, zynde de Allerhoogsten, dat eeuwige eenige goed, namelyk God in de heilige vriendelyke naame Jezus met den Heiligen Geest, als wy ons zulks errinneren, hoe groot is dezen schat en rykdom, verdienende dag aan dag, zo lang wy hier in deze vreemdelingschap zyn, den uitgang onzer zucht en begeerte, tot dat wy na den overgang uit deze wereld, het bezit bereikt hebbende, ons onbekommert eeuwig weiden, en uitbreiden in het zelve, hier toe brenge ons de Heere in de Heilige naame Jezus, weest dan nochmaals vriendelyk gegroet.
U L. Broeder in de hoope op God. |
|