Geestelyke brieven
(1714)–Jan Luyken– Auteursrechtvrij
[pagina 152]
| |
zullen wy 't malkander groot genoeg uitdrukken, dat onuitspreekelyke heil, daar wy te zaamen op hoopen, dat heil van een eeuwig leven, in alle volkome vrede en vreugde, als van alles bezorgde kinderen, in 't huis van zulk een lieve Vader, als daar is God, dat alvervullende goeddoende wezen, ô schoon land en heerlyke Stad daar wy na toe reizen, om welks uittocht wy vrienden en bekende geworden zyn, langs den weg dezer vreemdelingschap, als hebbende onze aangezichten gekeerd na het hemelse Jeruzalem, om aldaar zaamen als Burgers en Inwoonders te verkeeren in eeuwigheid, sedert dat wy malkander eerst ontmoeten, zynder al eenige uit het gezicht dezer wereld geraakt, gelyk wy nu ook weder op nieuws verstaan hebben van onze vriend en broeder N.N., een zuchtende Pelgrim in de woestyne dezer wereld, uitgestrekt na dat lieve Zalige Vaderland, in 't welke wy hem hoopen te vinden, de eeuwige liefde Gods in de heilige naame Jezus, doorbalseme zyn herte met hemelse vrede en vreugde: wy verwachten hem hier, na zyn eigen schryvens, maar nu zien noch ontmoeten wy malkanders aangezichte niet meer in deze wereld, hy komt niet weêr tot ons, maar wy staan om eerlange tot hem te komen, God wil ons geleiden, en behouden over brengen door alle troebelatien dezer tyd, Jezus dat brood des levens, zy ons een spyze der ziele, door den mond des geloofs, weest dan gegroet, en groet U Lieden man, ovet U Lie- | |
[pagina 153]
| |
den zaamen kome dat eeuwige heil, vaart wel in God.
U L. Goedgunstige Broeder. |
|