LIII. Brief.
Vertroosting aan een kleinmoedige.
Jezus de Eeuwige Liefde Gods zy onze verquikkinge in Eeuwigheid.
Beminde Zuster,
Ik heb niets bezonders te zeggen, en ben evenwel geneegen U L. te groeten, en te bewensen met al het heil van de beminnelyke Heere Jezus, dien waardigen Bruidegom der zielen tot Zaligheid, om te zyn een eeuwige gelukkige kreatuur die opklimt in vreugde en eindelooze lof, van haaren zo mildaadigen Zaligmaaker en weldoender, en dewyl wy in die gelukkige Goddelyke wereld zaamen hoopen te woonen, zo verblyden wy ons ondertussen met malkanderen op den heen-togt, in welke wy hoopen, dat des Heeren Geest ons zal sterken, en geleiden, wy willen hem kinderlyk aanhangen, hy is onze Vader en onze Moeder, en onze getrouwste Vriend. Zyn wille is liefde, en om ons te verslinden in den afgrond, van zyn eindelooze gelukzaligheid, alzo is hy tegens ons gezind, en dat moet ons geen dryver of jaager ontneemen, zyn aangezicht is onveranderbaar, vriendelyk, en ons toelachende, de wolke mogen 't ons bedekken zo zy willen, zo is haare donkerheid het