van de betrachting des eeuwigen welstands: zo laat ons dus verre in een gelukkige staat zynde, goede moed hebben, en ons geluk achtervolgen, door een blyven, op dezen ingeslaagen uitverkooren rechten weg, die afgaande is van de algemeene landstraat des werelds, krielende van bewandelaars en beryders. O! hoe haast zal ons kort wegje ten einde zyn, op dat wy van dit korte ingesloote leven des jammerdals overkomen in het land van eeuwige ruste, vrede, en blydschap, in die eindelooze ruime Goddelyke levens lucht der zalige eeuwigheid, op dat wy onzen adem van de eeuwige begeerte der zielen in dezelve geheel verquikkelyk haalen, en ons uitbreiden in verzadigende weelde, gelegerd aan de volle stroomen der laafenis, welke eeuwig vloeijen uit de oorspronkelyke welbron Gods des Vaders, vloeijende door de eeuwige Geboorte des Zoons Gods, met den onophoudelyken uitgang des Heiligen Geests, in het verband van de liefelyke maatschappy der edele liefde, dat een geduurige welsmaakende maaltyd is, die oneindige fontein der Heilige Godheid, met zyn opwellen, stroomen en vloeijen, een eeuwigduurende loftoe zingen, met malkander daar van genieten, spreeken, verwonderd zyn, vertoone en mededeelen; de aankomst dan, en de bezitting van zulk een liefelyken valeije, en welruikend doorwaterd Roozendal, beloovende een altydduurende vermaakelykheid, vrede en vol bezit, in zyne onophoudelyke Zomer zonder verdorring, dat zeg ik is