XLVII. Brief.
Van Vriendschap.
Beminde Vriend en Broeder,
Een vriendelyke groetenis en Zegenwens van den Heere, die onze gelukzaligheid lief heeft, op deze Pelgrims weg in 't vreemde Land dezes tegenwoordigen levens, zyne genade zy met U lieden, tot troost, verquikking en ondersteuning, om in de hoope door 't geloove op hem te wachten, na een gelukkige uitkomst, lieve Broeder en mede vreemdeling op deze wereld als ons Schip niet voor de wind heeft, zo laat ons het Anker der hoope in de grond laaten leggen, en verwachten na hobben en tobben der Zee-baaren weder goed weer, en eindeling een behouden haven. Wy hoopen ons eindeling zaamen te verblyden, ten einde van alle zuchten en duch ten, in die ruime lucht der eeuwige vryheid dit kleine briefje was om UL. te verzoeken dat gy ons eens zoud komen bezoeken, breek al eens uit, en laaten wy malkander nu en dan al eens zien in dit jammerdal, op hoop van malkander eeuwig te zien in 't vreugdendal, de Heere helpe ons, door Jezus Christus zyn eeuwig herte der liefde en barmhertigheid, vaart wel in hem.
U L. Toegeneege Vriend en Broeder.