te blyven hangen in de verwarringe dezer wereld, met haar zichtbaare tydelyke dingen, op dat wy ons gewennen aan dat geene daar wy dagelyks door de spoedende tyd na toe reizen, en alzo niet als vreemdelingen mogten komen in het land der eeuwigheid, maar als geliefde kinderen, by haaren geliefden Vader t'huis, gelyk wy zaamen hoopen, om te bezitten die aangenaame zaamen-wooning, in liefde, vrede en blydschap, omsingelt van de goedertierentheden des Allerhoogsten, weidende in zyne schoone wonderen, en alles zonder te eindigen, maar eeuwig, eeuwig nevens het eeuwige wezen aller wezen, dat is hoogwaardig, ô broeder om ons te zyn tot een gewigtig voorwerp en doelwit onzer begeerte en uitgestrektheid.
U L. zyt hier geweest als ik na Hoorn waar, zo dat het lange is dat wy malkander niet ontmoet hebben, doch mogt het zich zo schikken, dat U L. haast eens weder quam, wy hebben ook voor om U L. wel haast na de verhuizing ook te komen bezoeken, onze vriendschap en maatschappy is om een groote oorzaak, om God en het eeuwige leven in hem. Hier mede vaart wel in de genade des Heeren, en zyt nochmaals vriendelyk gegroet in de Heilige naame Jezus, die zy U L. verquikkinge des gemoeds, en ademtocht der zielfe begeerte, wy treeden in zyne naame voort, door 't vreemde Land, tot dat wy eindeling geheel in hem komen over te gaan, als in ons levens licht en lucht,