XXXIII. Brief.
Van dezelve Materie.
Eeuwig heil van den Heere.
Beminde Broeder,
Alzo wy lange niet aan malkanderen geschreven hebben, groet ik U L. door dezen vriendelyk, op den weg der vreemdelingschap, zodaanig dit tegenwoordige leven is, voor de geene, die haar hert op beter gezet hebben, hoopende ondertussen dat het U L. noch wel gaat, na lichaam en ziel, en 't is ons lief te gedenken, dat uw huis nu ontdaan is van de groote en geduurige onrustigheden, alles en alles gaat voorby, en hoe veel beter is het dan, dat ons beste deel te verwachten staat, als dat het met de vlugtigheid aller tegenwoordige dingen heenen glyd. De vriendschap zal in zyne volmaaktheid, in 't rechte levens land der eeuwige gelukzaligheid, zeer uitneemende schoon zyn, de Schepper heeft 'er geen een maar duizendmaal duizenden geschapen, op dat het een eeuwigduurende harmoneerend vreugde-spel, met en voor hem zoude zyn, over welke zyne kinderen wil hy uitgieten den regen en den dauw zyner liefde en genade en barmhertigheid, en alle gewenste zegen, en weelde. Zulks is dan het grootste voorwerp, om voor ons arme menschen op te oogen, in dit aardse jammer-