ons voort wandelen, in het dierbaare licht dat ons de Heere geeft, altyd onze zielsbegeerte zettende na God onze Vader, en 't Zalige Vaderland, gy zyt noch de eenige confrater, van de oude tyd, gelooft zy God dat wy vrienden zyn op de weg van deugd, om Broeders te blyven eeuwig in het vriendelyke herte Gods, hebt goede moed op de Pelgrims weg, en in de dagelykse stryd tegens de veelvoudige vyanden, die wy in onzen boezem draagen, op dat het ryke Gods triompheere door overwinninge der helse eigenschappen. Groot, schoon, ja overschoon en dierbaar is de prys, daar na wy loopen. O hoe zal de eeuwige ruste zo zacht en wel zyn, hoe zullen wy ons verheugen in den eeuwigen onophoudelyken opgang der wonderen Gods, in de heilige licht wereld, maar geduld, en voortgang, wat ver schynt komt wel eens naby, ondertussen willen wy God aanhangen, als kinderen aan haar Vaders hals, onze gebeden en hertelyke zuchten, in hem zaaijen, op hoope van veel schoone bloemen, en vruchten. Lieve Broeder waar zyn al de Jaaren die wy in kennis gepasseert zyn; als een stroom dryft alles voorby, waarom zouden wy op deze losse zand-grond des uitterlyken levens bouwen, wy willen wyzer zyn, en zoeken een onvergankelyken schat, daar wy lange, ja eeuwig wel van vaaren mogen, de Vader bied ze ons zo vriendelyk aan, waarom zoude wy niet aanvatten, in den tyd van genade, God geeve ons meerder en meerder zynen Heiligen Geest,