se dingen, gy kond ons niet zalig maaken, wy willen God onze lieve Vader aanhangen, als kinderen, want met hem hoopen wy ons eeuwig te verheugen, hy heeft ons lief, en zoekt ons eeuwig heil, waarom zouden wy ons niet laaten vinden, wy willen ons in zyn heilig herte verbergen, voor 't eeuwige onweder, op dat het voor ons voorby bruise. O God! wat een veilige schuil-plaats zyt gy voor de arme ziele, die zo deerelyk vervolgt word, van veele vyanden, immers zet gy de deuren wyd open, en noodigd ze alle tot u, gy wilt niet dat 'er iemant verlooren gaat, waarom zouden wy ons dan laaten ophouden, tot dat den avond valt. De geest des Heeren blaast het glimmende vonkje in onze ziele hoe langer hoe meerder op, op dat wy brandende worden in de liefde Gods, treed maar voort, lieve Broeder, langs het pad van geduld, en overwinninge tegens vlees en bloed, het zal ons aan het einde zo kostelyk wel gevallen, dat wy den weg Christus hebben in geslagen. Eens leeven wy maar, en in dat eeuwige leven willen wy den buit des eeuwigen levens niet verzuimen. God opent ons de oogen, zo willen wy ook niet willens blind zyn, maar voor ons heenen zien, wat weg ons tot een eeuwige welvaart brengt, verzorgt zich den aardsen mensch, wy willen ons ook voor lange, ja voor eeuwig bezorgen, want de Vader bied ons de gelegentheid aan. Gelooft zy God, voor alle genade, zyn kracht en liefde zy ryke-