XI. Brief.
Brief van Vriendschap.
Jezus de eeuwige Liefde Gods in ons.
Weest vriendelyk gegroet, onderwyle dat wy noch te zaamen op den weg in 't vreemde land dezer wereld zyn, met een overeenstemmende hoope, op het toekomende eeuwige goed, in het land der gelukzaligheid, welks ingangen open staan, voor de arme verdwaalde mensch, hoe gelukkig zyn die, die haar gang daar heenen gericht hebben, terwyl de voorby gaande tyd het geluk des werelds, van zyne bezitters weg sleept, hoe idel en hoe nietig is doch dit tegenwoordige leven, buiten de betrachting van het hoogste goed! maar hoe kostelyk en waardig is het zelve te ploegen, en zaat te werpen, tot een ryken oogst van de vruchten des eeuwigen levens. Wy zyn wel weinig in tegenwoordigheid by malkanderen, doch elk aan zyn hoekje daar hy is, dat groote voorwerp behertigende, hebben wy hoope, om te zaamen vergadert te worden tot een oneindige by een wooning, in volmaakte en onbelemmerde liefde, welke vriendschap ons zeer uitneemende voorkomt, daar wy ze afmeeten door de beginselen van deze onvolkome tegenwoordigheid, alzo met de bolster van dit grove vlees en bloed omgeeven, leggen wy als een zaad in het stof der aarde, om uit te wassen als