| |
| |
| |
X. Brief.
Van de grootheid Gods in Jezus Christus.
De hoogste en diepste liefde des Vaders, in de Allerhoogste naame Jezus, zy onze verquikkinge in eeuwigheid.
Beminde Zuster,
Dewyl het is dat wy malkander ontmoet hebben in de woestyne dezer wereld, daar wy als Pelgrims langs de weg dezer vreemdelingschap trachten te wandelen na het eeuwige Vaderland, en U L. standvastig gemoed in de omhelzinge der dierbaare hoogwaardigheid Jezus Christus my byzonder verheugde, zo was ik geneigd U E. door dezen te begroeten, niet als een Leeraar, maar als een die in kinderlyke eenvoudigheid lust heeft, met zyns gelyke of eensgezinde langs de weg der Pelgrimagie, van het groote voorwerp onzer ziele begeerte te spreeken, en zyn broederlyke toegenegentheid in kleinheid te toonen: want ik ben opgewekt om dat gy myn beminde lief hebt, wie boodschapt ons, dat hy niet zo schoon zy als wy hem belyden, zoude men hem voor ons ontblooten van den eeuwigen glans der beginnelooze Goddelyke Majesteit? dat zy verre, dat is ons geen Euangelium, of blyde boodschap,
| |
| |
vloeid iemant over in den lof onzer beminde dat hy spreeke, maar na zyn verkleining luisteren wy niet, ook was ons alle andere lof niet genoegende, zo men niet zeide Myn God, in betrachtinge van het hoogste voorwerp der ziele, welke is de eeuwige almachtige en waarachtige, is hy om onzent wille klein geworden, wy willen hem groot maaken in onze herten, zyt 'er iemant neen, wy verdubbelen ons Ja: deze Paarl moet ons niet ontnoomen zyn, ô de minnelyke Jezus, het geopende herte Gods! de wezentlyke liefde des Vaders, die de doodelyke en smertelyke dorst der versmachte Bruid, met zyn eigen hemels liefde-bloed ten eeuwigen leven laafde, want daar was geen andere welbron in hemel noch op aarde, die haar geneezen kon, zouden wy hem dan niet lief hebben! dien Bruidegom des kostelyken bloeds! ô Zuster der Speelgenooten, gy waart uitgegaan van eenen anderen weg om de beminde beter na te loopen, maar u ontmoeten aldaar eenige gespeellinnen, die boodschapten u, dat uw beminde minder was als gy meende, ook wierd de liefdedaad in zyn bloed veel verminderd: de morgensterre zyner heilige wonden scheenen schier onder te gaan, toen stond gy verstelt op den eenzaamen weg uwer vreemdelingschap, en dorst niet voortgaan met de speelgenooten die u vergezelschappen zouden, en misschien in twyfel, of de eerste dan of de tweede weg het veiligste was, maar de Bruidegom heeft u bewaard in zyne liefde; gy zyt vry gemaakt
| |
| |
van onder menschelyke banden, en hoeft u niet weder aan andere te verknoopen, maar laat ons gaan en staan in de algemeene groote gemeente Gods, bestaande uit alle God-beminnaars, onder alle geslachten verspreid op den gantsen aardbodem, welke wy alle voor Broeders en Zusters houden, in hoope en vertrouwen, van met haar eeuwige vreugde te hebben, in de Goddelyke wereld, of wy schoon in dezen leven met weinig ommegaan, wegens de ongelyke Harmony. O Zuster! laat ons dan in onze vryheid eenvoudig voort treeden, en hangen kinderlyk aan God in Jezus Christus, als de geopende fonteine zyner liefde en genade, zonder ons om de vernuft kennis te bekommeren, maar God te bidden om zynen Heiligen Geest. Zo andere van onderzoeken en oeffenen spreeken, laaten wy ons oeffenen in de allereenvoudigste liefde van Jezus, om hem met een onophoudelyke begeerten aan te hangen, en door de begeerte der ziele geduurig van hem eeten en drinken, als van het brood dat van den hemel nedergedaald is, van zyn geestelyk hemels vlees en bloed, als een spyze der vuurige ziele, gelyk een zuigeling aan de borst des moeders, zonder veel weeten, door dat zelve voedsel groeid, laat ons alzo kindertjes zonder veel eigen wysheid zyn, aan de borst der liefde en genade Gods. Christus leerd ons alles verlaaten, laat ons de vernustelyke wysheid daar by stellen, en onze gedachten gevangen neemen onder de gehoorzaamheid van Christus, hy heeft ons
| |
| |
de wysheid gegeven dat we in hem gelooven, en die de Zoone heeft die heeft het leven, laat ons, maar met onze geest woelen in zyne liefde, laat Jezus onze adem-tocht zyn in wien wy eeuwig verzuchten, laat ons geduurig met der zielen begeerte eeten van den boom des levens, God in Jezus Christus, van onzen Emanuël, God, met ons, en in ons, gelooft gy niet dat de Vader in my is, sprak de minnelyke mond der waarheid, ja allervriendelykste Jezus, wy gelooven 't dat de Vader het centrum in u is, en daarom als wy u aangrypen, met onzer zielen begeerte, wy den Vader en den Zoone voor hebben, want Gy en de Vader, mitsgaders den Heiligen Geest die van u beide uitgaat, en onze ziele hoopt in eeuwigheid met de geboogen Engelen, dat driemaal Heilig te verheffen, leevende in de kracht des Vaders, speelende in het licht des Zoons, en ademende in het licht des Heiligen Geestes, en in onzen Koning Christus, na zyn aangenoome menschelyke gestalte, woond deze gantse volheid der Godheid lichaamelyk in hem: Halleluja, dat heilige Woord Jezus is het Manna dat van den hemel valt, in de dorre woestyne onzer ziele begeerte, als wy het hooren zo gaapt ons herte daar na, zoude ons iemant onlustig maaken tot den uitgang om dat te verzamelen, zeggende dat het geen hemels brood en was, maar een gemeene spyze? dat ze zwyge die zich daar aan genoege; onze ziele dorstet na God, na den leevendigen God: het woord dat God was is vlees ge- | |
| |
worden, en zyn vlees is waarlyk spys, en zyn bloed is waarlyk drank, dit alles vatten wy in de allerheiligste naame Jezus: want hy zeide, die my eet zal leeven door my, daarom laat ons eeten en drinken, op dat wy leeven, zo zeid iemant van het eeuwige leven, dat het zelven is in den Zoone, hy is het licht des levens in de goddelyke wereld, schynende uit het eeuwige vuur des Vaders, gelyk de zonne het licht des levens in deze wereld is, zonder het welke geen leven en konde bestaan, hy is de zonne der waarheid en de klaarheid Gods; in hem is de Vader barmhertig, vriendelyk en goedertieren, buiten hem is hy een verteerend vuur, laat ons dan uit die geopende fonteine der Goddelyke liefde drinken, en daar by blyven, hy zal ons water des eeuwigen levens geven; ja hy is zelver het hemelse koele dauw-water der vuurige ziele, de liefelyke Bruidegom, of Bruid, de Ega der Ziele, ô de Beminde, als hy gebenedyd in der eeuwigheid zyne discipelen, eens vraagde, wie dat de menschen zeide dat hy was? zo antwoorde zy hem, eenige zeggen gy zyt Elias, eenige gy zyt Joannes den Dooper, of een van de Propheeten, maar hy vraagde haar en sprak: wie zegt gy dan dat ik ben? toen antwoorde Petrus hem, gy zyt de Christus des leevendigen Gods Zoon, en hy antwoorde hem en sprak: waarlyk vlees en bloed en heeft u dat niet geopenbaart: maar myn Vader die in de hemelen is. Nu hooren wy in onze navolging van Christus ook zeggen,
| |
| |
van sommige, hy is een Engel, en van andere hy is een Mensch, een Propheet, een Wegwyzer, een gemaakte God, en het verstand, van vlees en bloed wil hem begrypen, maar wie zegt gy, en wie zeggen wy, ô Zuster! dat hy is? den eenigen gebooren Zoon des Vaders, die hy van alle eeuwigheid uit hem zelven niet geschaapen maar gebooren heeft, en met hem zelven eens wezens, en zelver de waare almachtige God is; gelyk hy dan dierbaar van zyn heilige getuigen beleeden word; want wy zyn Christenen en eeren geen Goden, als de Heidenen, noch erkennen geen Godheid die een begin genoomen heeft, maar wat van alle eeuwigheid voor alle beginselen is, was, en eeuwig blyft, en dat is God; of nu iemant zeggen wilde een Zoon moet immers laater zyn als den Vader, die en begrypt het niet; wy meenen geen geboorte die eens geschied is, en dan op zich zelven bestaat, maar een geduurige geboorte, wiens uitgangen van eeuwigheid zyn, gelyk als het licht, uit het vuur geen geboorte en heeft, die eenmaal geschied zynde, daar na op zich zelven staat, maar-een geduurige uitgaande geboorte heeft, en nochtans een geheel andere eigenschap heeft, als het geene waar uit het werd gebooren, met het welke het onveranderlyk, en eens wezens is. Dewyl dan het vaderlyke vuur zonder aanvang, van alle eeuwigheid geweest heeft, zo heeft ook het heilige licht des Zoons, van alle eeuwigheid gescheenen, en dit heilige kind des liefden-lichts is om
| |
| |
onzent wille een mensch geworden, op dat hy de verdorve menschelyke eigenschap weêr herstelde, en alzo lief heeft God de wereld gehad, dat hy zyn eeniggebooren Zoon gegeeven heeft, en alzo is God geopenbaart in het vlees, dat is een Euangelium of blyde boodschap, die wy ons door een tegenroep niet ontneemen laaten, ô Zuster weest getroost, en laat u den Bruidegom niet uit den arm neemen, door het beeldelyke vernust, beter in eenzaamheid met de minnelyke Jezus, als dat het water des gemoeds door vreemde beelden in geduurige beweeging zoude staan, zo iemant ons een paarl wil ontneemen, sluiten wy de hand dies te vaster toe, Godt in Jezus Christus is het paareltje onzes herten, wil iemant hem verkleinen, zo moet hy ons te grooter worden; hy is onzen grooten Emanuël, God met ons, en in ons, wie zal ons smaakelyke spyze voor zetten, daar Jezus ontgod word? zal ons de verbeelding van deze verkleining de spyze niet bitter maaken, immers het lust my niet, als Jezus niet het goddelyke hemelse brood en is, wy willen niet achterwaarts na de wet, maar voorwaards na 't Euangelium, en houden ons aan de blyde boodschap, dat de Allerhoogsten zich gemeenzaam met de kleine heeft gemaakt, dat God een mensch geworden is, want het is zyn lust by de kinderen der menschen te woonen, hy is in de gedaante van een mensch gevonden, de menschen gelyk geworden, zouden wy ons dan aan zyn nederige gemeenzaamheid stooten,
| |
| |
en hem daarom niet belyden en erkennen voor de Allerhoogsten? dat zy verre, daarom ô Zuster! hoop ik, nu gy het tegendeel gehoord hebt, hy, namentlyk, de bruidegom Jezus, uwe ziele te waardiger en te dierbaarder zal zyn, en worden, uw armen des geloofs vast slaande om de hals zyner eeuwige Godheid, want de buid die men ons ontneemen wil, houd men dies te vaster, en zy word waardiger tot deze standvastige en aanhangende liefde van Jezus der zielen Bruidegom, nevens alles wat tot eeuwige gelukzaligheid diend, wens ik U L. den milden zegen van God, de heilige Drie-eenigheid in de naame des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geestes, in welke volheid des wezens aller wezen, wy met onze begeerte trekken, en ook hoopen te vinden alle eeuwige kreatuuren, die haar herte des levens, aan den onzienelyken God op-offeren, om in eeuwigheid met de Serafynen dat driemaal heilige te herhaalen; het zy dat zy 't hier in dezen leven weeten of niet en weeten, ondertussen geleide ons den Heiligen Geest, door deze woestyne des tydelyken levens, op dat wy onze Pelgrimagie gelukkig moge eindige, en de Allerheiligste Bruidegom der Ziele in zyne eeuwige armen der liefde, en oneindige Zaligheid valle, Amen.
U L. Toegenege Vriend en Broeder.
|
|