en te bewaaren, welks heelzaame kracht wy wensen en begeeren in alle ziele tot een geneezing ter eeuwiger gezondheid, of wy dan noch zo verkeert schynen, God kend ons herte, en weet wat wy zoeken, wy zyn hier vreemde gasten, wy zaaijen in 't onzienelyke, alwaar wy hoopen te maaijen, en ons eeuwig te verblyden, vaart maar voort lieve Broeder in een ernstige wandel, hoe meer het onweer en de stormwind van buiten blaast, hoe meer zal zich het liefde-vuur Gods in onze ziele aansteeken, och! dat de Liefde Gods doch valle in alle mensche]yke herte. Gezegent moeten zy zyn alle die ons tegen spreeken, en met zyn eeuwige barmhertigheid overkleed, wy willen maar zegenen, en ons met liefde verweeren, en liefde zaaijen, op hoop van eeuwige liefde te maaijen; zetten wy onze treeden maar voort, God hoopen wy, zal ons in onze ziele sterken met kracht, en in zyn heilig herte verbergen tegen alle gift-pylen des duivels, en straalen des werelds, het vlees en bloed van Jezus zy ulieden spys en drank, ulieden brood en wyn, zyn lichaam worde onze ziele tot een lichaam, en zyn Geest worde onze adem-tocht, onze beminde, daar wy eeuwig mee hoopen verbonden te zyn in liefde, en eeuwig hoopen te looven, te danken, te eeren, en te omhelzen met alle krachten, tot eeuwige Zaligheid, dat verleen ons God, nevens alle zielen, die in tyd en eeuwigheid zyn. Amen.