III. Brief.
Vertroosting aan een aangevochte Ziel op het dood-bedde.
Zeer lieve Beminde Broeder N.N.
Een vriendelyke en broederlyke groetenis in de allerheiligste naame Jezus, de Bruid uwer Ziele. Gedenkt in de banden der doodelyke benauwtheid aan de schoonheid van uwen beminde, bestaande in simpele liefde, slaat de armen uwer inner]yke begeerte vast aan haaren hals, zeggende, myn liefste en dreigd my niet, en of deze of geene oproerige in het huis uwes levens-gestalte uw vlekke ende smette des zielen-kleeds wilde aanwyzen, zo verzinkt over hals en hoofd, in het allerheiligste bloed van uw lieftallige Bruid, die uit liefde voor u aan het kruis hing, wyst ze voorby uwes herten deur, die daar zeggen, dat de Bruid u niet lief en heeft, want daar is niets dan uitvloeijende liefde aan haar, hangt dan vast aan haaren hals, zeggende myn liefste en dreigt my niet, tegen het jaagen en plaagen der valse beschuldigers, onze beminde bruid Jezus, is niet verschrikkelyk van wezen, dat men 't ons niet wys laat maaken, ziet haar maar vlak in 't aangezicht, want zy is de simpele liefde, als het pit en het kern der gantse Godheid, zinkt daar op neer, als op het centrum der rustende Zaligheid, blyft leggen als een meulensteen op dat vriendelyke herte Gods, dat alle