Gedichten(1870)–Rosalie Loveling, Virginie Loveling– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] In 't voorbijgaan. Zij moesten door 't vreemde dorpken Voorbij het kerkjen gaan, Waar slechts een tiental huizen Verspreid in 't ronde staan. - O laat ons eens over 't kerkhof.... Daar stond een graf, zoo schoon Getooid met keersen en kransen, En met eene witte kroon. De droge blaadren vielen En rolden langs den grond. - Wie ligt er hier begraven, In 's levens morgenstond? In 't dorpken was alles zoo stille, En de najaarslucht zoo koud; De wind suisde door de krone, En huiverde in 't klatergoud. Zij stonden en zwegen en zonken In droomerijen diep Aan haar die daar onder de aarde Zoo zacht in eeuwigheid sliep, [pagina 133] [p. 133] Aan de woeligheid van het leven, Aan de grafrust onverstoord..... De grauwe scheemring daalde, En zij gingen zwijgend voort. Vorige Volgende