Gedichten(1870)–Rosalie Loveling, Virginie Loveling– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] Herinneringen. Wanneer zij haar vertelden Van al hun kindervreugd, Herdacht zij, stil en somber, De dagen harer jeugd. Wanneer zij haar vertelden, Het arme kind der stad, Van al hun wilde vrijheid, Dien rijken kinderschat, Van open lucht en zonne En 't veld en 't groene gras, Zij dacht aan 't enge steegjen Waar zij geboren was. Zij dacht aan 't donker huisjen, Waar nooit de zon in schoot, En aan haar droeve kindsheid, Die kleurloos henenvlood. Zij zweeg. Waarom gesproken, In zulk een blijden kring, Van armoê en ontberen En droeve erinnering? [pagina 105] [p. 105] Zij volgt haar eigen droomen, En staroogt voor zich heen; Toen vingen ze aan te fluistren, En zeiden ondereen: Wij leven in die dagen Van zoete vreugd weerom, En zij heeft niets onthouden En zij zit stil en stom. Vorige Volgende