Gedichten(1870)–Rosalie Loveling, Virginie Loveling– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Een zomersche zondag. Een schoone, zonnige achtermiddag. Zij wacht te huis, zij zit alleen. Een pachthoeve, eenzaam op den akker. En al het volk van 't huis is heen. De kat ligt aan den haard te slapen; Het koper blinkt; het vuur is uit; De zonne schijnt; 't is al zoo stille, En 't uurwerk tikt zoo traag en luid. Verloren uren in het leven! Zij gaat op 't hof: de luie hond Komt, slaaprig, uit zijn kot gekropen, En sleept zijn keten langs den grond. Aan 't water bloeit de stille winde; Een paard kijkt treurig uit den stal; De runders loopen op den boomgaard En de eendjes drijven op den wal. De landweg zandig, lang en eenzaam. Zij keek of niemand komen zou; Zij staarde naar den blauwen hemel, Of niet de zon haast zinken woû. Vorige Volgende