Gedichten(1870)–Rosalie Loveling, Virginie Loveling– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Bij regendag. Een sombre dag: het regent buiten, De grijzaard blijft aan 't venster staan, Het water druppelt langs de ruiten, Hij staart misnoegd den hemel aan, De huisvrouw zit aan 't raam te klagen Van donker weer en korte dagen. Hoort ge in de schuur het haantje kraaien? Het mist vandaag zijn wijd beloop; Ook 't kleinste meisje zit te naaien, Maar met een draadjen zonder knoop. De jongens van de schole keeren Langs morsig pad met natte kleeren. Een grauwe lucht hangt treurig neder, En rekt het lange schemeruur, De vader keert van d' uitgang weder En warmt zijn handen bij het vuur. De luiken worden dicht geschoven, En schreiend gaan de kindren boven. [pagina 82] [p. 82] Maar als de stilte is neêrgezegen, Een halve slaap op de oogen daalt En bij het luistren naar den regen De geest in droomerijen dwaalt, Dan stijgt uit rust en zielevrede Tot God een sprakelooze bede. Vorige Volgende