Gedichten(1870)–Rosalie Loveling, Virginie Loveling– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] De grootvader. Hij spreekt wel soms van al zijn lijden, Die oude man met sneeuwwit haar; Maar meest zit hij in zich verzonken En stil en zwijgend nevens haar. Zij wordt wel groot, maar is zoo tenger; Hij legt de hand soms op haar hoofd: - Zoo ze eenmaal in mijne oude dagen Door vroegen dood mij werd ontroofd! Dan lacht ze op hem met stillen weemoed, Terwijl ze zwijgend hem aanschouwt En denkt: hij zal niet lang meer leven: Hij wordt zoo stram, hij is zoo oud! Wie zal het eerst van beiden sterven, Zoo diep beducht thans voor elkaar - Het meisjen in den bloei van 't leven, Of de oude man van tachtig jaar? Vorige Volgende