Gedichten(1870)–Rosalie Loveling, Virginie Loveling– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De genezing. Zij stond voor den grooten spiegel En lachte haar beeltnis aan; Zij had haar zijden kleedsel, En haar paarlsnoer aangedaan. Zij waande zich genezen; Haar' wang was weder rood, Zoo helder glansden hare oogen, Zij vreesde niet meer den dood. Och, jong verkwijnend harte, Dat zich zoo gaarne bedroog: 't Was de koorts die gloeide op haar' wangen, 't Was de dood die blonk in haar oog! Vorige Volgende