Zangen van Bilitis
(1969)–Pierre Louÿs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
De nachtGa naar voetnoot*En nu ben ik het die hem op gaat zoeken. Heel zachtjes
sluip ik elke nacht het huis uit. Langs een lange weg ga ik
tot aan zijn weide om hem te zien slapen.
Soms blijf ik heel lang zitten zonder iets te zeggen, gelukkig
dat ik hem alleen maar zien mag; met mijn lippen nader ik
zijn lippen om alleen zijn adem maar te kussen.
Dan, plotseling, strek ik mij op hem uit. En in mijn armen
wordt hij wakker. Opstaan kan hij niet meer omdat ik
hem bevecht. Hij geeft zich over, lacht en klemt mij aan
zijn borst. Zo spelen wij dan door de heldere nachten.
Maar als ik zelf zijn mannelijkheid binnengeleid heb in mijn
buik, houdt al het lachen op. Ik smoor mijn lange klachten
op zijn mond en slaak een lijdenskreet wanneer de liefde
hartverscheurend opvlamt.
|
|