Zangen van Bilitis(1969)–Pierre Louÿs– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] Ik ben gaan wandelen in 't woud Ik ben gaan wandelen in 't woud. Ik ben gaan zitten aan de boorden van een groene bron, ik heb mijn tunica daar opgeschort en toen mijn dijbenen gespreid om zo mijn vulva in het water te aanschouwen en haar te vergelijken met de dingen. Meteen heb ik gezien dat zij zo mooi was, dat geen wonder van het woud zo wondermooi als zij kon zijn. Het leek alsof zij onder 't water zweefde als een diertje van zacht vlees. Vergeefs zou ik zoeken naar een bloem zo zacht als zij zacht was, zo rood als zij heet was. Vergeefs zou ik zoeken naar een kleine, rose kiezel zo hard als mijn kittelknopje. Maar de bron maakte mij wel afgunstig. En ik schreeuwde 't uit terwijl ik neerviel in het gras: ‘Oh! Laat er toch een minnaar komen die met zijn mond meer gutsend water aan mijn onderbuik onttrekt dan er uit deze bron naar buiten kolkt.’ Vorige Volgende