Zangen van Bilitis
(1969)–Pierre Louÿs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
De grijsaard en de NimfenGa naar voetnoot*Diep in de bergen woont een blinde grijsaard. Omdat hij
naar de Nimfen keek, zijn nu sinds lang zijn beide ogen dood.
En sinds die tijd is zijn geluk een verre herinnering. Welnu,
eens sprak hij mij zo toe.
‘Jawel’, zei hij tot mij, ‘ik heb ze zelf gezien: Helopsychria,
Limnanthis; zij stonden overeind nabij de oever in 't groene
ven van Physos. Het water schitterde wat hoger dan hun
knieën.
‘Hun halzen bogen zich onder hun lange haren. Him nagels
waren teder als libellevleugels. Hun borstjes waren bol als
hyacintenbollen.
‘Hun vingers wandelden op 't oppervlak en trokken uit
de onzichtb're vaas de waterleliën met lange stelen. Rondom
hun iets gespreide dijen verwijderden zich trage kringen...
Zij vergeleken daar hun vulva's met de bloemen.
‘Hun vulva's! Zou ik dat nog vulva's noemen? Oh, geplooid
uit fijn en stevig vlees, de lippen lang, uit rondgespannen
huid, een levende, gevleugelde, bewegelijke mond... En
daarvan dan de weerschijn in het blauwig water! Wie dat
gezien heeft in zijn jeugd heeft niet meer het verlangen om
de wereld nog te zien. Mijn kind, ik ben een blinde die
gelukkig is.
‘Hun vulva's waren drievuldig gelipt en slechts van binnen
waren ze behaard, maar dan met lange, dichtgeplante,
zachte haren. En hun clitoris vlamden met een kroon van
wijd wijkende wimpers.’
|
|