Zangen van Bilitis

[p. 156]

De vrouwenhandelaar

‘Wie is daar? - Ik, de vrouwenhandelaar. Open je deur
Sostrata, ik heb twee bijzondere koopjes voor je. Deze eerst.
Kom hier, Anasyrtolis, doe je klederen uit. - Ze is een beetje
dik.

- Het is een schoonheid. Daarbij kan ze de kordax dansen en
kent ze vierentwintig liedjes. - Keer je om. Je armen hoog.
Toon me je haren. Geef je voet eens. En lach. Accoord.

- Nu deze. - Maar zij is te jong! - Nee, zeker niet, ze is
eergisteren twaalf geworden en niemand kan haar meer iets
leren. - Doe uit je tunica, eens kijken? Nee, zij is mager.

- Voor haar vraag ik maar één mina. - En de eerste? - Twee
mina's dertig. - Drie mina's voor de twee? - Verkocht. - Ga
binnen daar en was je. En jij, tot ziens.’