Zangen van Bilitis(1969)–Pierre Louÿs– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] De reukwerken Ik zal mijn huid welriekend maken om de minnaars aan te trekken. Mijn mooie benen zal ik, in een zilver bekken, begieten met nardus uit Tarsos en amandelwater uit Egypte. Onder mijn oksels fijngekroesde pepermunt; op mijn wenkbrauwen en wimpers marjolein van Cos. Slavin, maak mij de haren los, laat ze van wierookgeur doordringen. Hier zijn de zalven uit het Cypriotisch bergland, ik druppel ze tussen mijn borsten; het rozenwater uit Phaselis zal mijn wangen en mijn hals doen geuren. En sproei nu om mijn lendenen het onweerstaanbaar sennawater. Want beter kan een courtisane de reukwerken van Lydië kennen dan de zedelijke beginselen van de Peloponesus. Vorige Volgende