Zangen van Bilitis(1969)–Pierre Louÿs– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Het hart Zwaar ademend nam ik haar hand en legde die met kracht over de klamme huid onder mijn linkerborst. Wild draaiend met mijn hoofd roerde ik mijn lippen maar zonder te spreken. Mijn radeloze hart sloeg onverhoeds, sloeg heftig in mijn borst en bonkte als een ingesloten sater opgevouwen in een wijnzak. Ze zei tot mij: ‘Je hart moet je nu pijndoen ...’ ‘O mijn Mnasidika,’ zei ik, ‘Daar zit het vrouwenhart niet. Wat jij voelt is maar 'n arme vogel, een duifje dat z'n zwakke vleugels slaat. Het vrouwenhart is veel verschrikkelijker: ‘Het is gelijk een myrtenbesje dat brandt in vurig rode vlammen, bedekt met overvloedig schuim. Daar is het dat ik mij gebeten voel door de vraatzuchtige Aphrodite.’ Vorige Volgende