Het leven van Bilitis
Bilitis werd geboren aan het begin van de zesde eeuw vóór onze tijdrekening, in een bergdorpje langs de oevers van de Melas in het oostelijk deel van Pamphylië. Zwaar en triest is daar het landschap, versomberd door dichte wouden en overheerst door het gigantisch massief van de Taurus.
Kalkrijke bronnen ontspringen er aan de rotswanden; grote zoutmeren spiegelen onbeweeglijk op de hoogvlakten en de dalen zijn er gevuld met stilte.
Zij was de dochter van een Griek en van een Phoenicische. Het schijnt dat zij haar vader nooit gekend heeft, want er is in haar jeugdherinneringen nergens sprake van hem.
Wellicht was hij zelfs al gestorven voordat zij ter wereld kwam. Anders valt het moeilijk te verklaren dat zij een Phoenicische naam draagt, die zij alleen van haar moeder gekregen kan hebben.
In dit bijna verlaten land leefde zij een rustig leven met haar zusters. Andere jonge meisjes, die haar vriendinnen waren, woonden niet ver van daar. Langs de beboste hellingen van de Taurus lieten herders hun kudden grazen.
's Morgens stond zij bij het hanengekraai op, ging naar de stal, bracht de dieren naar de drenkplaats en molk ze.
Als het overdag regende, bleef zij in het vrouwenvertrek, waar zij wol spon op haar spinrokken. Als het mooi weer was, trok zij de velden in en speelde daar met haar vriendinnen duizenden spelletjes waarover zij ons vertelt. Bilitis leefde in vurige aanbidding voor de Nimfen. Haar offers bracht zij vrijwel altijd aan de nimfenbron. Vaak zelfs sprak ze met ze, maar waarschijnlijk heeft ze ze nimmer gezien, want met zeer veel eerbied spreekt zij over de herinneringen van een grijsaard die ze op een dag betrapt had.
Het slot van haar landelijk leven werd bezwaard door een liefde waarover wij weinig weten, hoewel ze er langdurig