Als broer en zuster
(1965)–Esteban López– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
[pagina 97]
| |
Luis had zich teruggetrokken. Aangezien we een nogal groot bedrag nodig hadden (er werd geen krediet meer gegeven), verkochten Tony en ik de helft van de inboedel aan een opkoper en daarna vierden we feest; we kochten champagne en biefstukken, en gedrieën gezeten op het blauwe hemelbed, aten en dronken wij en maakten zwarte koffie op een primus. Mercedes besloot naar Mallorca te verhuizen. Ze zou er haar juwelen voor moeten belenen maar zelfs dat was geen bezwaar. Mercedes stond erop dat Tony met ons meeging en ik vroeg haar wie zijn overtocht betalen zou, hij had geen cent. ‘Dan gaan we niet!’ ‘Kun je niet gaan zonder hem?’ ‘Als Tony geen geld heeft ga ik niet.’ De jongen zat tegenover me. Mercedes wendde zich tot hem en vroeg uitdagend: ‘Waarom zeg je niets?’ ‘Je broer spreekt slecht spaans,’ verdedigde Tony zich. ‘Gigolo,’ zei ik. ‘Je behandelt mijn zuster als een hoer. Je gaat er zelfs prat op tegen je vrienden. Lieg niet, ik heb het zelf gehoord.’ ‘Is dat waar?’ vroeg zij. Tony gaf geen antwoord, ofschoon mijn beschuldiging vals was. | |
[pagina 98]
| |
‘Tenslotte ben ik je broer.’ (Wat betekende dat?) Ik stond op en nam een van de rococo stoelen, maar Mercedes zei: ‘Neem een andere stoel, door die zak je heen.’ Ik verliet de kamer en keerde met een keukenstoel terug. ‘Het is nog steeds niet duidelijk wat je wilt dat ik doe,’ zei ze. Terwijl ik over een antwoord nadacht, boog Mercedes zich over naar Tony en vroeg hem iets--zeker om het een of ander te halen want hij verdween, een omweg makend om me niet te hoeven passeren. Ik keek mijn zuster vragend aan. ‘Ik heb hem verteld dat ik met mijn broer heb geslapen, hij vindt het ontzettend,’ zei ze met een vage glimlach. Tony kwam terug en gaf haar een glas dat zij gulzig leegdronk en met een gezicht vol walging wegzette. ‘Het is lauw,’ mompelde ze. ‘Ik wil met je praten,’ zei ik. ‘Ga je gang!’ ‘Maar ik wil dat je eerst hem wegstuurt. Die jongen hoeft niet te horen wat ik te zeggen heb. Later mag hij terugkomen als hij wil.’ ‘Wil je weggaan, Tony?’ vroeg Mercedes. De jongen verroerde zich niet. Ik keek in zijn richting zodat hij zich verschrikt omdraaide maar | |
[pagina 99]
| |
weggaan deed hij niet. ‘Zoals je wilt,’ zei ik. ‘Ik wilde mijn zuster alleen maar vertellen dat ze naar de verdommenis gaat. Maar wat erger is, Merche, is dat je niet alleen jezelf naar de verdommenis laat gaan maar ook deze jongen. Je maakt een lafaard van hem.’ Zij schudde Tony's arm. Hij staarde naar de vloer, zij kon hem niet in beweging krijgen. ‘Doe het licht aan, Tony,’ zei ze. Hij kon niet bewegen. Ik draaide de schakelaar om en snauwde: ‘Hij kan niets doen. Je ziet het zelf. Hij kan je niet helpen, Merche.’ ‘Volgende, volgende maand,’ stotterde Tony, ‘volgende maand, als God het wil, komt alles in orde.’ ‘Je liegt. Je hebt dat al eerder beloofd. Volgende maand! Trouwens, zelfs al vind je werk, je kunt de schulden niet afbetalen.’ Ik hoorde zijn ademhaling, zag de bewegingen in zijn keel. ‘Ik geloof! Wat je ook zult zeggen, ik geloof!’ zei hij plotseling. ‘Waar geloof je in?’ ‘Ik geloof in God.’ ‘Wat je bedoelt is: ik geloof in wonderen.’ ‘Ja, ik geloof ook in wonderen. Ik houd van Merche.’ | |
[pagina 100]
| |
Hij staarde weer naar de vloer, alsof hij helemaal niet gesproken had maar zijn adamsappel bobbelde krampachtig, hij slikte zijn tranen weg. ‘Je liegt, m'n jongen. Je liegt en wonderen van een leugenaar overtuigen me niet. Zelfs mijn zusje gelooft je niet. Geloof jij in een wonder, Merche?’ ‘Ik word moe,’ zei ze. ‘Er is geen uitweg. Desnoods geloof ik in een wonder.’ ‘Zie je wel, je bent een leugenaar, maar ik verzeker je: ik geloof in je wonder; ter wille van haar, mijn zusje, zal ik er in geloven--maar als het niet gebeurt, jouw wonder, dan vermoord ik je, zo zeker als je daar nu naar de vloer zit te staren.’ Ik zocht naar meer woorden maar in feite wachtte ik, hopend dat mijn zuster of hij lachen zou of zelfs huilen zodat ik mijn woorden terugnemen kon, maar beiden keken ze mij ernstig aan. Een traan biggelde over de jongen zijn wang en zijn schouders beefden. ‘Ik vermoord je, Tony...’ Zij geloofden het. ‘Morgen vertrek ik,’ kondigde ik aan. ‘Ik heb geld nodig.’ ‘Waarom?’ Haar stem klonk verdrietig. ‘Kies dan. Hij of ik.’ ‘Je bent mijn broer,’ zei Mercedes. |
|