‘Kijk naar mijn ogen,’ zei ik, ‘ze zijn niet hard.’
Glimlachend stak ze me haar wang toe, ik kuste haar, legde mijn hand op haar schouder.
‘Zou je het niet fijn vinden wakker te worden naast iemand van wie je houdt?’
‘Ja, dat zou ik,’ zei ze. ‘Met die jongen.’
Ze ademde dieper en zwaarder nu. Ik kuste de rug van mijn hand die op de hare lag. ‘Kies hem,’ zei ik. ‘Kies Tony.’
Luis kwam die avond terug. Later kwam Tony. Ze waren nog aan het praten toen ik naar bed ging. De volgende ochtend vertelde ze me dat Luis erin geslaagd was haar te overtuigen dat het beter was als ze Tony liet schieten (hij was om haar van huis weggelopen, de prins zou het beslist te weten komen), ze hadden hun beslissing aan Tony meegedeeld, maar hij was in tranen uitgebarsten, hun smekend hem tijd te geven, aan het einde van de maand hoopte hij werk te vinden en dan konden ze trouwen.
‘Ben je zwanger?’
De gedachte was reeds eerder bij me opgekomen: was het de manier waarop ze bewoog, haar rusteloosheid? Ik merkte op dat zij verbleekte. ‘Waarom zeg je dat? Luis heeft het je verteld!’ Zij rilde van afschuw. ‘Tony is geen kind,’ zei ze kwaad.
‘Hij is trouwens heel anders dan jij.’