hem horen.’
Luis snelde naar de sofa en Mercedes schikte op om plaats voor hem te maken. ‘Luister,’ zei hij opgewonden, ‘ik vertel het je maar: hij is gek.’
‘Een ogenblik, Luisito,’ zei ik, het spel meespelend. Ik pakte een stoel uit de hoek van de kamer, zette hem neer achter de met een glasplaat bedekte tafel en ging zitten. ‘Nou, vertel op...’
‘Heb ik je verteld wat er gebeurde toen ik binnenkwam?’ vroeg Luis.
‘Aan mij wel,’ zei Mercedes, ‘maak het kort.’
‘Stel je voor: Ik kom binnen, dat wil zeggen, ik bel aan en iemand doet de deur open. Wie denk je? Tony! Tony zegt (je zult het niet geloven, het is ongehoord), hij zegt: “De señorita is vandaag niet thuis.” Wie is niet thuis? vraag ik hem, en wat antwoordt hij, wat zegt deze idioot? “Juffrouw Mercedes is er niet. Ik pas op het huis.” Nu vraag ik je, hoe vind je dat? Je zult met me eens zijn, deze Tony, deze Antonio Zo en Zo is een zielige vent--dus wat doe ik? Ik nodig hem uit iets te drinken terwijl wij op je zus wachten, maar verbeeld je: hij weigert!’
Beschuldigend wees hij naar de jongen die schrok en zich tegen Mercedes aandrukte. Zij pakte zijn hand.
Luis vervolgde: ‘Wat wil deze Tony mij wijs-